Het
Noors
(
norsk
) is een
Noord-Germaanse of Scandinavische taal
met ongeveer 4,5 miljoen sprekers. Het is een
officiele taal
in
Noorwegen
.
Het Noors is nauw verwant aan de andere twee vasteland-Scandinavische talen, het
Deens
en het
Zweeds
. Deze drie talen zijn onderling redelijk verstaanbaar. Twee andere Scandinavische talen, het
IJslands
en het
Faeroers
, vertonen echter sterkere afwijkingen tegenover deze drie talen.
Het Noors heeft twee officiele schrijftalen:
Bokmal
en
Nynorsk
. Naast de officiele schrijftalen zijn er veel
dialecten
. Hoewel de meeste dialecten meer op Nynorsk dan op Bokmal lijken, wordt Nynorsk door een minderheid van de bevolking (ongeveer 15%) als schrijftaal gebruikt, de rest gebruikt Bokmal.
[1]
Anders dan in andere landen is het in Noorwegen sociaal meer geaccepteerd om dialect te spreken. Er is niet zoiets als een 'algemeen beschaafd Noors', met uitzondering van het Standard Østnorsk ("standaard oostnoors"), dat maar door een zeer beperkt aantal Noren wordt gebruikt. Op de televisie en radio wordt door omroepers en nieuwslezers van de staatsomroep
NRK
een gesproken vorm van een van de twee schrijftalen gehanteerd.
[2]
Het Noors wordt geschreven met het
Deens-Noors alfabet
, dat 29 letters heeft, met na de z de drie letters:
æ
,
ø
en
a
. De letters
c
,
q
,
w
,
x
en
z
worden, net als in het Deens, alleen gebruikt in
leenwoorden
.
Oorspronkelijk werd in alle Scandinavische landen dezelfde taal gesproken: het
Oernoords
en (vanaf ca. 700) het
Oudnoords
. Rond 1350, nadat een groot deel van de Noorse bevolking aan een
pestepidemie
was bezweken, ontwikkelde zich een aparte Noorse taal, het
Middelnoors
. Deze taal ging in ca. 1525 over in modern Noors.
Het
runenschrift
werd gebruikt als schrijftaal tot in de
middeleeuwen
, toen het geleidelijk werd vervangen door het
Latijnse schrift
.
In 1397 raakte Noorwegen zijn status als zelfstandig koninkrijk kwijt, en in 1536 werd Noorwegen een provincie van
Denemarken
. Het Deens werd de schrijftaal, de taal van de middenklasse, de ambtenarij, school en kerk. De Noorse taal handhaafde zich echter in de dialecten van het platteland. Vooral in West-Noorwegen behield het Noors zijn eigen karakter.
Nadat Noorwegen in 1814 onafhankelijk werd, ontwikkelden de twee aparte schrijftalen zich in de loop van de 19e eeuw. Het
Riksmal
("rijkstaal"), later Bokmal ("boekentaal") genoemd, was gebaseerd op de "beschaafde", verdeenste uitspraak van de elite. Het
Landsmal
("landtaal"), later Nynorsk ("nieuwnoors") genoemd, was gebaseerd op de dialecten van West-Noorwegen.
Er ontstond een beweging die een gezamenlijke Noorse taal, het
Samnorsk
, nastreefde, maar die beweging heeft nooit veel aanhangers gehad. Wel ondergingen beide schrijftalen veel spellingwijzigingen om ze dichter bij elkaar te brengen. De Noren hebben zich er voorlopig bij neergelegd dat er twee Noorse standaardtalen naast elkaar bestaan.
-
Verspreiding van het
Oudnoords
rond het jaar 900. In het rood gekleurde gebied werd het westelijk dialect gesproken, dat zich later ontwikkelde tot Noors,
IJslands
en
Faeroers
.
-
Runensteen
in een kerkhof in
Gran
(
Oppland
) in
Noorwegen
. Het runenschrift werd gebruikt tot in de
middeleeuwen
.
-
Dichter en taalkundige
Ivar Aasen
stelde in de 19e eeuw de Noorse schrijftaal
Nynorsk
samen. De taal was gebaseerd op de dialecten van West-Noorwegen.
Kenmerkend voor het Noors is de
prosodie
: het is een
toontaal
. Er bestaan twee verschillende tonen, en deze kunnen betekenisonderscheidend zijn. Bijvoorbeeld: het verschil tussen
bønder
("boeren") en
bønner
("bonen" of "gebeden", afhankelijk van de context) is nauwelijks hoorbaar, op de toon of liever het accent na. Oftewel: beide woorden spreek je uit als
beuner
. Dit komt doordat het Noors zogeheten 'stille' letters kent. De
d
is stil als deze na de
l
,
n
of
r
komt. Hierdoor klinkt
kald
(koud) als kal,
Trondheim
als Tronheim. De
g
is stil als deze voor de
j
komt (
gjøre
(doen) wordt uitgesproken als jøre) of in
bijvoeglijk naamwoorden
die eindigen op -
ig
(
hyggelig
(leuk, gezellig) wordt uitgesproken als hygeli). De
h
is stil als deze voor de
j
of
v
komt;
hjelpe
(helpen) klinkt als jelpe,
hvor
(waar (
vraagwoord
)) klinkt als woer. De
t
is stil in het veelgebruikte woord
det
(het, dat) en ook bij de bepaalde vorm enkelvoud van een
onzijdig
zelfstandig naamwoord
, zoals het geval is bij bijvoorbeeld
flyet
(vliegtuig).
Het Noors kent aardig wat
Nederlandse
leenwoorden
. Een twintigtal voorbeelden, die zowel voor het Bokmal als het Nynorsk gelden, zijn:
Noors
|
Nederlands
|
appelsin
|
appelsien (sinaasappel)
|
bavian
|
baviaan
|
blomkal
|
bloemkool
|
børs
|
beurs
|
fartøy
|
vaartuig
|
flau
|
flauw
|
hai
|
haai
|
herkomst
|
herkomst
|
jekt
|
jacht
|
kalkun
|
kalkoen
|
kjetting
|
ketting
|
knop
|
knoop
|
lekkasje
|
lekkage
|
overflod
|
overvloed
|
passat
|
passaat
|
skøyte
|
schaats
|
slitasje
|
slijtage
|
slupp
|
sloep
|
snop
|
snoep
|
utkikk
|
uitkijk
|
Ook op gebied van
werkwoorden
lijkt het Noors regelmatig sterk op het Nederlands. De volgende voorbeelden komen uit het Nederlands dan wel historische varianten van het
Duits
.
Noors
|
Nederlands
|
Oorsprong
|
beskrive
|
beschrijven
|
Uit het Middelnederduits
|
besøke
|
bezoeken
|
Uit het Middelnederduits
|
heise
|
hijsen
|
Uit het Nederlands
|
kantre
|
kenteren
|
Uit het Nederlands
|
losse
|
lossen
|
Uit het Middelnederduits of Nederlands
|
overhale
|
overhalen
|
Uit het Nederlands
|
redde
|
redden
|
Uit het Middelnederduits
|
reise
|
reizen
|
Uit het Middelnederduits
|
vaie
|
waaien
|
Uit het Nederlands
|
ville
|
willen
|
Uit het Oergermaans
|
Bronnen, noten en/of referenties
|