Kisangani
, voorheen
Stanleystad
of
Stanleyville
, is een
stad
in
Congo-Kinshasa
in
Centraal-Afrika
. Het is de hoofdstad van de
provincie
Tshopo
. Het is een van de grote steden van het land samen met
Kinshasa
,
Lubumbashi
,
Kolwezi
, Bukavu en
Mbuji-Mayi
.
Kisangani ligt op de plaats waar de rivier de
Lualaba
overgaat in de
Congo
, ten noorden van de watervallen van
Boyoma
. Vanaf Kinshasa, dat zo'n 500 kilometer van de kust ligt, is Kisangani het verste punt tot waar de Congostroom doorlopend bevaarbaar is. De afstand bedraagt 1734 km.
De stad heeft ook een
luchthaven
en een
spoorweg
naar
Ubundu
. Een waterkrachtcentrale op de rivier de Tshopo levert stroom.
Kisangani is een universiteitsstad. In 1963 werd de Protestantse Universiteit opgericht. Nu is deze universiteit een van de drie grote nationale Congolese universiteiten. In 2013 werd haar 50-jarig bestaan gevierd.
Henry Morton Stanley
stichtte "Stanley Falls Station" in december
1883
op een eiland in de rivier de Congo vlak bij de huidige stad Kisangani. Hij liet Mr. Binnie, een
Schots
ingenieur
, achter als vertegenwoordiger van de
Kongo-Vrijstaat
om verder te onderhandelen met de plaatselijke bewoners.
Kort daarna kwamen slavenhandelaars uit
Zanzibar
aan bij de Stanleywatervallen. De relaties tussen de vertegenwoordigers van de "Vrijstaat" en de slavenhandelaars werden erg stroef en na een gevecht werd de post verlaten in
1887
. In
1888
werd het gezag van de Vrijstaat min of meer hersteld door
Tippu Tip
, een van de grootste Zanzibarese slavenhandelaars, aan te stellen als gouverneur van het district Stanley Falls.
In 1897 richtten de Paters van het Heilig Hart van Jezus onder leiding van Emile Gabriel Grison (1860-1942) de missiepost van Sint-Gabriel op. Grison werd later apostolisch vicaris en bisschop van Stanleystad.
Vanaf 1898 ontstond de Europese kern van Stanleystad op de rechteroever van de Congostroom. Stroomopwaarts voorbij Stanleystad verandert de Congo van naam in Lualaba. Door de talrijke stroomversnellingen is de rivier over een lengte van 200 km ? tussen Stanleystad/Kisangani en Ponthierstad/Ubundu ? onbevaarbaar. De aanleg van de spoorlijn Stanleystad-Ponthierstad tussen 1903 en 1906 overbrugde deze onderbreking en maakte van Stanleystad een belangrijk overslagcentrum.
In de jaren 1892-94 fungeerde deze handelspost als bevoorradingsbasis voor de militaire campagnes van de Vrijstaat in de Maniema.
Ten tijde van
Belgisch-Congo
(1908-1960) groeide de stad gestaag. In 1918 telde ze een 100-tal Europese (voornamelijk Belgische) inwoners en zowat 7.000 Congolezen. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in 1940 waren dat bijna 1.000 Europeanen en 14.000 Congolezen. In 1959, vlak voor de Congolese onafhankelijkheid, zo'n 4.000 Europeanen en ruim 90.000 Congolezen. De herkomst van de Congolese bevolking was zeer verscheiden. De plaatselijke volksgroepen, zoals de Wagenias en Bakumu, vormden een minderheid tegenover ingeweken groepen zoals de Lokele, Bakusu (Maniema), Babua (Buta, Neder-Uele).
[2]
De Europese stad (de huidige gemeente Makiso) had een elegant voorkomen, met als belangrijke monumenten de gouverneurswoonst, de kathedraal (Notre-Dame du Tres-Saint-Rosaire) en enkele voorname hotels, zoals het Hotel des Chutes aan de boord van de rivier. De blanke stad werd door een dun palmbos gescheiden van de zogenaamde inlandse cites:
Belge I
(de huidige gemeenten Tshopo en Mangobo) en
Bruxelles
(Kabondo). Oostelijk van de Europese stad lag de zogenaamde cite van de gearabiseerden (tot de islam bekeerde Afrikanen), de huidige gemeente Kisangani. Aan de linkeroever van de rivier lagen het kopstation en het arbeiderskamp van de spoorlijn Stanleystad-Ponthierstad, en de cite
Belge II
(Lubunga). Op 30 mei 1932 werden de Afrikaanse cites samengevoegd tot het buitengewoonterechtelijk centrum Stanleystad (centre extra-coutumier). Dit speciale statuut had tot doel de stedelijke Congolese bevolking te organiseren in een wettelijk kader los van hun traditionele stamaangehorigheid en een beperkte vorm van zelfbestuur mogelijk te maken. Het buitengewoonterechtelijk centrum werd bestuurd door een autochtone chef, bijgestaan door een autochtone Raad, maar steeds onder de strikte controle van de koloniale overheid. Cesar Lengema was gedurende 15 jaar, van 1936 tot 1951, de chef van het buitengewoonterechtelijk centrum Stanleystad.
[3]
De handel langsheen de Congostroom, de bloeiende plantage-economie (palmolie, koffie, tropisch hout) en de nabijgelegen mijnindustrie (diamant, goud) maakten Stanleystad tot een welvarende stad. De vruchten van die welvaart kwamen in de eerste plaats de Europese bevolking ten goede, maar ook een groeiende groep van vooral in de handel en horeca actieve Grieken en Indiers.
Aanloop naar de Onafhankelijkheid (1958-1960)
[
bewerken
|
brontekst bewerken
]
Vanaf de late jaren 1950 werd Stanleystad het centrum van Congolese politieke bewustwording en activiteit in de Oost-Provincie.
Patrice Lumumba
werkte als postbeambte in Stanleystad. Hij was er lid van de door de Belgische koloniale overheid opgerichte
cercle des evolues
, maar verdween in 1955-56 voor een jaar in de gevangenis omwille van verduistering van fondsen. Lumumba richtte in 1958 mee het
Mouvement National Congolais
(MNC) op, waarvan hij al gauw de voorzitter werd. In oktober
1959
werd Lumumba opnieuw gearresteerd, dit keer omwille van het aanzetten tot geweld tegen de koloniale overheid (bij een door het MNC gesteunde protestbeweging in Stanleystad vielen verschillende doden).
In januari 1960 werd hij echter uit de gevangenis van Stanleystad ontslagen onder druk van de Congolese vertegenwoordigers die op dat ogenblik in
Brussel
in een
rondetafelconferentie
de onmiddellijke onafhankelijkheid van Congo onderhandelden.
Zie
Congocrisis
voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Patrice Lumumba werd op
30 juni
1960
de eerste premier van het onafhankelijke Congo. Hij werd reeds in september afgezet en gevangengenomen door zijn rivalen. Hij zou in januari 1961 vermoord worden. Het MNC-strekking Lumumba (
Antoine Gizenga
) bleef evenwel veel steun genieten in Stanleystad, waar in 1961 de afscheiding van het centrale gezag in Leopoldstad werd uitgeroepen. In de jaren 1960 en 1970 viel Stanleystad ? vanaf 1966 omgedoopt tot Kisangani ? ten prooi aan rebellenbewegingen en geweld.
Zie
Simba's
voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
In
1964
veroverden de
Simba's
de stad tijdens de
Congocrisis
en zij gijzelden daarbij 1600 Europeanen. Na 111 dagen van vruchteloze onderhandelingen lanceerden de
Verenigde Staten
,
Belgie
en een leger van
huurlingen
onder het bevel van kolonel Frederic Vandewalle de
Operatie Dragon Rouge
om de gijzelaars te bevrijden. Hierbij werden onder andere
paracommando
's gedropt nabij de stad.
In 1966 en 1967 was Kisangani het toneel van muiterijen van de Baka en van de huurlingen. De Europese bevolking was toen al massaal weggetrokken uit Kisangani en de omliggende provincie. De door president
Mobutu
in de jaren 1970 afgedwongen zairisering van het bedrijfsleven en van de plantages bracht de lokale economie van Kisangani een fatale klap toe. Het hiermee gepaard gaande proces van neergang en willekeur is treffend beschreven in de novelle van
V. S. Naipaul
,
A Bend in the River
(1979).
Een voorzichtig herstel in de jaren 1980 werd brutaal afgebroken door de door Mobutu uitgelokte, of op z'n minst gedoogde, plunderingen van 1991-92.
In 1997 poogde Mobutu's regeringsleger bij Kisangani tevergeefs de opmars van de rebellen van de
Alliance des Forces Democratiques pour la Liberation du Congo
(AFDL) tot staan te brengen. De overwinning van de AFDL op 15 maart 1997 luidde het begin van het einde in voor het regime Mobutu. In december
1997
trad de Congo uit zijn oevers en maakte meer dan 20.000 inwoners van Kisangani dakloos.
In augustus
1998
werd Kisangani ingenomen door het
Rassemblement Congolais pour la Democratie
(RCD), in een poging het regime van
Laurent Kabila
omver te werpen.
In
2000
was Kisangani het toneel van open gevechten tussen
Oegandese
en
Rwandese
strijdkrachten, onder andere om de controle te verwerven over de
diamantmijnen
in de buurt. Na drie veldslagen, die de stad in ruine achterlieten, moesten de Oegandezen afdruipen. Toen in december 2002 een vredesverdrag voor heel Congo werd afgesloten, was Kisangani onder de controle van het door de Rwandezen gesteunde RDC. De laatste Rwandese eenheden verlieten pas in 2005 Kisangani.
Nadat ze een
opstand
hadden neergeslagen, maakten de
strijdkrachten
gelieerd aan de
Congolese Rally voor Democratie
(RDC) tussen 13 tot 15 mei 2002 zich schuldig aan grove schendingen van de
mensenrechten
, waaronder
Liquidaties
,
plunderingen
en
verkrachtingen
. Volgens een onderzoek van de VN werden in totaal 183 mensen gedood door RCD-troepen, waaronder 103 burgers en 60 politie- en militairen die werden geliquideerd. Bovendien werden nog eens 20 lichamen aangetroffen in de Tshopo-rivier. Het is echter mogelijk dat het aantal geliquideerden bij de Tshopo-brug aanzienlijk hoger was dan gerapporteerd, en dat veel lichamen mogelijk zijn weggezonken in de rivier of stroomafwaarts zijn gespoeld.
Op
8 juli
2011
stortte een
Boeing 727
van de Congolese luchtvaartmaatschappij
Hewa Bora
neer op de luchthaven van Kisangani. Hierbij kwamen 127 mensen om het leven.
Bronnen, noten en/of referenties
- ↑
Fiche d’identite de la ville, Ville de Kisangani, Cellule des Analyses des Indicateurs de Developpement, 15 april 2016
- ↑
Valdo Pons,
Stanleyville, An African Urban Community under Belgian Administration
, Oxford University Press, 1969.
- ↑
Benoit Verhaegen,
Le Centre extra-coutumier de Stanleyville (1940-1945)
, Les Cahiers du CEDAF, Brussel, 8 (1981).
|