Ridder
Jan Maria David de Spot
(
Antwerpen
,
23 juni
1912
-
Brussel
,
17 november
1980
) was een
Belgisch
ondernemer, journalist, politicus, bankier, ambtenaar, uitgever, advocaat en schrijver van
cursiefjes
.
Alhoewel De Spot in Antwerpen werd geboren waren zijn ouders West-Vlamingen: Hector de Spot (1885-1947) uit een oude
Veurnse
familie en Maria Velghe (1892-1974) uit een familie in
De Panne
. Hij bracht zijn vroegste jeugd door in De Panne, maar in 1920 verhuisden zijn ouders naar
Brugge
. Zijn vader die voordien rentenierde, werd ambtenaar in het gevangeniswezen.
De opeenvolgende generaties De Spot waren notabelen in Veurne en trouwden er in de beste lokale families. Ze werden advocaat, provincieraadslid, schepen, burgemeester, senator. Heliodore de Spot, grootvader van Jan de Spot, trouwde met Helene Beernaert en die behoorde tot de familie van eerste minister
August Beernaert
.
De oudste broer van Hector de Spot was kanunnik Ernest de Spot (1880-1958), die in Brugge woonde, inspecteur van het onderwijs werd en boeken schreef over onder meer de pastoor van Ars, over vissersverhalen en over de taalkundige
Seraphijn Dequidt
.
Jan de Spot had een oudere broer, Constant de Spot (1900- ) die een verdienstelijk impressionistisch schilder werd.
Jan de Spot voleindigde zijn middelbare studies als
primus perpetuus
aan het
Sint-Lodewijkscollege
(retorica 1929). Hij studeerde rechten en
thomistische
wijsbegeerte aan de
Katholieke Universiteit Leuven
en behaalde in 1934 zijn diploma's van doctor in de rechten en van baccalaureus in de thomistische wijsbegeerte. In 1957 werd hij ook nog Graduate advanced management (
University of Columbia
, New York).
In Leuven leerde hij
Albert Coppe
kennen, met wiens zus hij trouwde. Nadat hij was afgestudeerd trok De Spot naar
Rome
en
Berlijn
om zich er in
strafrecht
te specialiseren. Tijdens deze periode woonde hij een toespraak van
Benito Mussolini
bij en later ook van
Adolf Hitler
. De Spot ontmoette ook de pas gehuwde
Hermann Goring
en zijn vrouw toen die op de Belgische
ambassade
in Berlijn werden uitgenodigd. In een interview met
Joos Florquin
voor het programma
Ten huize van
in 1977 zei De Spot dat hij destijds
niet veel van het regime had gemerkt
.
Ondertussen had De Spot zich ingeschreven bij de balie in Brugge en tot 1940 oefende hij het beroep van
advocaat
uit. Hij pleitte vijfmaal in een assisenzaak en was ook de raadsman van een compensatiekas. Toen de
Tweede Wereldoorlog
uitbrak werd hij
gemobiliseerd
als reserveofficier en maakte hij de
Achttiendaagse Veldtocht
mee.
Tijdens de bezetting werd hij jurist op het Ministerie voor Economische Zaken in
Brussel
, onder meer als juridisch adviseur bij het Lederambt, een van de corporatieve instellingen binnen dit ministerie. In 1944 werd hij opnieuw als reserveofficier opgeroepen en bracht een tijdlang in
Groot-Brittannie
door. Hij zwaaide af als kapitein-commandant.
In 1945 werd De Spot buitenlands correspondent voor
De Nieuwe Standaard
, een krant die in 1947 de naam veranderde in
De Nieuwe Gids
. Van 1 november 1945 tot 1 november 1950 was hij directeur-hoofdredacteur van deze krant en ook van
Het Nieuwsblad
, dat in 1947 haar naam veranderde in '
t Vrije Volksblad
(later zou deze krant fuseren met
Het Nieuws van den Dag
).
Vijf jaar lang schreef De Spot ook humoristische
cursiefjes
, met
James Thurber
,
Jerome K. Jerome
,
P.G. Wodehouse
en
Charles Dickens
als zijn grote voorbeelden. De stukjes werden in twee boeken uitgegeven,
Ge kunt nooit weten
(1953) en
Gods wegen. Vaderlandse en andere geschiedenissen.
(1955). De Spot las zijn cursiefjes,
Spotvogels
, ook op de
N.I.R.
radio voor.
De Spot werd in 1950 lid van het nationaal comite van de
CVP
en later ook van het dagelijks bestuur van deze partij. Hij was voorzitter van de CVP arrondissement Brussel en van 1950 tot 1962 voorzitter van de christelijke ziekenfondsen in diezelfde stad. Twee jaar lang was De Spot ook actief als kabinetsadviseur bij eerste minister
Jean Van Houtte
(1952-1954).
Hij was vooral actief in de informele 'agendacommissie' die binnen de CVP de top bijeenbracht van het
ACW
, de
Boerenbond
, het
NCMV
en het
Verbond van Kristelijke Werkgevers en Kaderleden
(VKW).
In 1950 werd De Spot juridisch adviseur en in 1957 algemeen directeur van de
nv Draadtrekkerijen Bekaert
in
Zwevegem
. Hij werd hierdoor de naaste medewerker en vertrouwensman van
Leon Bekaert
. Hij werd ook de woordvoerder van de invloedrijke Bekaert en kreeg weldra zelf aanzienlijke invloed als grijze eminentie in de CVP, in het VKW en in andere toonaangevende cenakels.
In 1967 werd De Spot, die lid was geworden van de Bankcommissie, afgevaardigde bestuurder bij de Bank van Brussel, waar hij zijn loopbaan eindigde als voorzitter van de Raad van Bestuur van de
Bank Brussel Lambert
. In 1969 werd hij ook voorzitter van het uitvoerend comite van de
Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen
. Hij was beheerder bij de
Maatschappij van de Brugse Zeevaartinrichtingen
.
Hij was ook nog bij andere activiteiten betrokken, zoals:
Bij beschikking van de
rechtbank van eerste aanleg
in
Veurne
van 28 mei 1964 werd beslist dat de naam
de Spot
was en niet
Despot
.
Nadat een jongere familietak in 1892 in de adelstand was opgenomen, in de persoon van
Raphael de Spot
(1850-1926), senator en burgemeester van
Veurne
, verkreeg Jan de Spot in 1963 opname in de erfelijke adelstand en in 1973 de titel van
ridder
, overdraagbaar bij eerstgeboorte.
Hij trouwde:
- in 1937 in Brugge met Helena Coppe (1913-1977), zus van
Albert Coppe
en ze kregen drie kinderen;
- in 1978 met Anne Boucher (1912-2011), telg uit het geslacht
Boucher
.
De Spot interesseerde zich zeer voor evoluties in het geestesleven. Zo was hij vele jaren geboeid door de in
Zwitserland
gevestigde beweging van
Morele Herbewapening
(Moral Rearmament), die persoonlijke spirituele vernieuwing aanmoedigde en zich intens inzette voor verzoening tussen landen en volkeren.
Striptekenaar
Marc Sleen
werkte eind jaren 40 op dezelfde krantenredactie als De Spot. Hij tekende er
cartoons
en illustreerde De Spots cursiefjes. Ze waren goed bevriend met elkaar en als
running gag
gaf Sleen De Spot regelmatig een
cameo
in zijn stripverhalen. In de zwart-witverhalen van
Nero
duikt hij vaak op. Hij is te herkennen als de struise, dikke man die op wat krulletjeshaar na kaal is. Het personage Balk in
Oktaaf Keunink
en slager Jan Janssen in
Doris Dobbel
zijn allebei karikaturen van De Spot.
- Antoine BEKAERT,
In memoriam Jan de Spot
, in: Bulletin van de Koninklijke Vereniging van de Adel in Belgie, 1981, n° 146, blz. 150-152, 1980.
- Fernand BONNEURE,
Jan de Spot
, in: Brugge Beschreven. Hoe een stad in teksten verschijnt
, Brussel, Elsevier, 1984.
- Hendrik DEMAREST,
Jan de Spot
, in: Lexicon van West-Vlaamse schrijvers, Deel 2, Torhout, 1985.
- Gaston DURNEZ,
De Standaard. Deel I, 1914-1948
, Brussel, 1985
- Oscar COOMANS DE BRACHENE,
Etat present de la noblesse belge. Annuaire de 1998
, Brussel, 1998
- Andries VAN DEN ABEELE,
De Balie van Brugge
, Brugge, 2009