Turkomanie
, ook wel
Turquerie
, was een
achttiende-eeuwse
kunstzinnige
stroming
in mode en beeldende kunst. Daarbij werd gebruikgemaakt van Turkse attributen en werden Turks geachte taferelen verbeeld. In mindere mate heeft de stroming ook invloed gehad in de literatuur, muziek, ontwerp van tuinen en interieur. De stroming was het sterkst aanwezig in Frankrijk en daarna Engeland, Oostenrijk en Duitsland.
Albrecht Durer
."Het grote kanon", een allegorische voorstelling van het Turkse gevaar voor de Duitse landen
Het beeld van "de Turk" in Europa was tot diep in de zeventiende eeuw dominant negatief. Er waren ook wel een aantal verslagen van reizigers en ook gezanten in het
Ottomaanse rijk
, zoals de Vlaming
Ogier Gisleen van Busbeke
, waarin bewondering geuit werd voor de talenten en het organisatorisch vermogen van de Turken.
De meeste publicaties hadden echter het doel om vanuit een anti-islamitische houding een ondersteuning te zijn voor de strijd tegen de Turken. In duizenden pamfletten en afbeeldingen was de Turk de erfvijand van het christendom met wie zo spoedig mogelijk diende te worden afgerekend.
In 1530 publiceerde
Erasmus
zijn
Consultatio de bello Turcico
. Het door hem waargenomen zedelijk verval in Europa verbond hij aan de opkomst van de Ottomanen. Het Turkse gevaar kon alleen overwonnen worden door een moreel reveil en als het niet anders kon door gewapende strijd.
[1]
De eerste Engelse geschiedschrijving van het rijk was van Richard Knolles in
The Generall Historie of the Turkes
uit 1603. Ook in dit werk werd het Ottomaanse rijk als een
terror of the world
beschreven.
In de zeventiende eeuw stagneerde de opmars van het Ottomaanse rijk. De Turkse nederlaag bij het
beleg van Wenen
in 1683 werd 16 jaar later gevolgd door het
verdrag van Karlowitz
van 1699 dat een eind maakte aan de
Grote Turkse Oorlog
. Het rijk moest vrijwel geheel
Hongarije
, een deel van
Transsylvanie
en
Slavonie
afstaan aan de Habsburgers,
Podolie
aan de Polen en de
Peloponnesos
aan Venetie. Het was vanaf dan duidelijk dat het Ottomaanse rijk geen bedreiging meer vormde voor West- en Midden-Europa.
Een tweede ontwikkeling was dat als gevolg van de ontdekkingsreizen er in Europa een grote belangstelling aanwezig was voor gebieden buiten Europa. Er was ook een klasse ontstaan die het zich kon veroorloven om producten uit die gebieden te consumeren. Het eerste
koffiehuis
in Nederland vestigde zich in 1664 in Den Haag.
Illustratie van David Coster in de eerste druk van de Franse vertaling van de
Duizend-en-een-nacht
Als gevolg van deze ontwikkelingen werd het beeld van "de Turk" in sommige betere kringen in Europa minder negatief en kreeg men vooral belangstelling voor het exotische van het Ottomaanse rijk.
Een zeer grote invloed hierbij was de eerste Europese vertaling (in het Frans) van de verhalen van de
Duizend-en-een-nacht
. Die vertaling van
Antoine Galland
werd in 1717 gepubliceerd. Er volgden spoedig vertalingen in andere Europese talen.
Het jaar van de eerste Franse uitgave viel aan het begin van een tijdperk in het Ottomaanse rijk dat aangeduid wordt als de
Tulpenperiode
. De periode kenmerkt zich onder meer door een extravagante stijl aan het hof en bij een deel van de Ottomaanse elite.
In deze periode werden de diplomatieke relaties met West-Europa versterkt. Ottomaanse delegaties werden naar veel Europese hoofdsteden gezonden. Vooral in Frankrijk veroorzaakte de delegatie onder leiding van
Yirmisekiz Mehmed Celebi
een sensatie. Europese delegaties kregen meer bewegingsvrijheid in Istanboel. Het best werd dat geillustreerd door de brieven van
Mary Wortley Montagu
, de vrouw van de Britse ambassadeur. Zij beheerste Turks en in haar brieven roemde zij bijvoorbeeld de 'gemakkelijke' kleding van Turkse vrouwen en de grote aandacht voor hygiene. Zij merkte ook het gebruik van inenting tegen
pokken
op en introduceerde deze methode in Engeland, ondanks aanvankelijke tegenstand van medici.
[2]
Een orkest van janitsaren
H. de Leth. 1745.Ter Meer (Maarssen), detail van gezicht over de vogelvijver in de richting van de Turkse Tent
Er ontstond in sommige Europese kringen een beeld van oosterse rijkdom, waarin ook erotiek een belangrijke rol kon spelen. Die belangstelling had feitelijk niet zoveel te maken met de werkelijke omstandigheden in het Ottomaanse rijk, maar was in de eerste plaats een product van in Europa aanwezige fantasieen over de Oosterse cultuur. Die fantasieen over de Orient als een plaats met vooral luxe, rijkdom, erotiek gaf Europese kunstenaars en consumenten de gelegenheid om zich te onderscheiden. Kunstenaars en filosofen gebruikten ook de Orient als een thema waarin ze hun eigen opvattingen over de eigen samenleving konden beschrijven.
Montesquieu
gebruikte het thema in
Perzische brieven
voor een aanval op de Franse monarchie.
Voltaire
laat
Candide
in zijn vergelijking van verschillende naties onder meer naar het Ottomaanse rijk reizen.
Componisten maakten gebruik van Turkse thema's in de voorstelling van opera's en zangspelen als bijvoorbeeld
Die Entfuhrung aus dem Serail
, de
Elfde pianosonate
en het
Vijfde vioolconcert
van Mozart,
Il turco in Italia
van
Rossini
en
Tamerlano
van
Handel
. Aan enkele Europese hoven werd "Turkse muziek" populair en met name die van de muziekkorpsen van de
janitsaren
. Turkse muziek was oorspronkelijk een term die gebruikt werd om de percussie-instrumenten in een orkest aan te duiden. De diverse hoven concurreerden met elkaar in gezelschappen die deze Ottomaanse percussie-instrumenten beheersten. In de
Opera comique
Le cadi dupe
van
Christoph Willibald Gluck
werd vrijwel alleen van deze instrumenten gebruikgemaakt.
De grootste invloed heeft de rage in de mode en schilderkunst gehad. Jurken
en sultane
of
en circassienne
waren populair. Veel van die ontwerpen waren ook te zien in het toen in Europa toonaangevende modeblad
Galeries des Modes
. Veel vrouwen uit de betere kringen lieten zich afbeelden in Turkse kledij.
De turkomanie ging voor het grootste deel aan Nederland voorbij. Er zijn slechts enkele schilderijen waar Nederlandse vrouwen uit de achttiende eeuw in
turksche dragt
worden afgebeeld. Geen van die schilderijen heeft echter de exotische verschijning, zoals in de buurlanden. Er is wel een zekere invloed geweest in de vormgeving van tuinen in de vorm van daar geplaatste Turkse paviljoens en tenten. Er heeft in die periode in Nederland ook geen wijziging van de opvattingen over "de Turk" plaatsgevonden.
Het iets meer positieve beeld van de Turk bij de Europese elite verdween in het begin van de negentiende eeuw. Dat was vooral als gevolg van de onafhankelijkheidsbewegingen op de Balkan. Na de
Griekse Onafhankelijkheidsoorlog
was dat beeld in de publieke opinie weer gekanteld. Een aantal schilders in de negentiende eeuw, zoals
Ingres
, zette wel de beweging van het verbeelden van oosterse, vooral wulpse en erotisch geachte taferelen uit bijvoorbeeld de harem verder voort.
Bronnen, noten en/of referenties
- (
nl
)
H. Theunissen, (1989) Barbaren en ongelovigen: Turcica in de Nederlanden 1500-1800 In: H. Theunissen, A. Abelmann & W. Meulenkamp
Topkapi & Turkomanie. Turks~Nederlandse ontmoetingen sinds 1600
, ISBN 90.6707.241.9
- (
nl
)
M. Breukink-Peeze (1989) Eene fraaie kleeding, van den turkchen dragt ontleent In: H. Theunissen, A. Abelmann & W. Meulenkamp
Topkapi & Turkomanie. Turks~Nederlandse ontmoetingen sinds 1600
,ISBN 90.6707.241.9
- (
en
)
Baskan, Seyfi ( 2000)
The Ottomans in 18th and 19th Century in European Art Turquerie and Orientalism
- (
en
)
Metropolitan Museum of Art (2003) [www.metmuseum.org/.../pdf/3258981.pdf Turquerie]
- (
en
)
Friesh, Julia Teresa
Alla Turca, The reception of the Orient in Europe