Het
graafschap Vlaanderen
(Frans:
Comte de Flandre
of
Comte des Flandres
) is een historisch gebied dat aanvankelijk deel uitmaakte van
West-Francie
en vanaf 1464 van de (zuidelijke)
Nederlanden
. Het graafschap bestond van 862 tot 1795.
Kroon-Vlaanderen
behoorde door het
Verdrag van Verdun
(843), en zeker na het
Verdrag van Ribemont
(880), als enig
gewest
van de latere Nederlanden tot
West-Francie
. Vanaf het einde van de negende eeuw begon het graafschap een onafhankelijke koers te varen tegenover zijn leenheer, de
Franse koning
. Dat was mogelijk door de opbloeiende handel en nijverheid die een zekere welvaart bracht en voor een sterke onderhandelingspositie tegenover de koning leidde. Dit resulteerde in verschillende conflicten. Naast het Franse Kroon-Vlaanderen had de graaf van Vlaanderen vanaf 1062-1063 onder
Boudewijn V van Vlaanderen
ook gebieden in het
Rooms-Duitse Rijk
in leen (
Rijks-Vlaanderen
). De belangrijkste daarvan waren het
Land van Aalst
, de
Vier Ambachten
en
Zeeland Bewestenschelde
. Ten noorden van de
Alpen
was het graafschap Vlaanderen eeuwenlang een van de meest economisch- en cultureel ontwikkelde gebieden van
Europa
. Een hoog percentage van de inwoners leefde reeds in steden. Lange tijd konden
Brugge
en
Gent
zich qua omvang met
Londen
en
Parijs
meten.
Het graafschap Vlaanderen was een tweetalig graafschap.
[1]
[2]
Het zuiden rond
Rijsel
sprak
Frans
(
Frans-Vlaanderen
), het noorden en de kuststreek sprak
Nederlands
.
In de 15e eeuw werd gestart met de eenmaking van de Nederlanden. Vanaf het einde van de veertiende eeuw maakte Vlaanderen deel uit van het
Bourgondische Rijk
, dat na de dood van
Maria van Bourgondie
in 1482 aan de
Habsburgers
toeviel. Na een oorlog tussen Frankrijk en Duitsland onder
keizer Karel V
kwam Kroon-Vlaanderen formeel los van Franse kroon (
Vrede van Madrid
in 1525). De
Pragmatieke Sanctie
in 1549 vervolmaakte het eenmakingsproces van de (zuidelijke) Nederlanden.
Als gevolg van de
Tachtigjarige Oorlog
trad een eerst langzaam, maar steeds dieper verval in. Niet alleen was er grote schade aangericht, maar ook emigreerde een groot deel van de
protestantse
elite naar Frankrijk, Duitsland, Engeland en de
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
. Vervolgens kreeg Vlaanderen ook zwaar te lijden onder de
Devolutieoorlog
en de
Spaanse Successieoorlog
. Hierdoor ging veel Vlaams gebied definitief verloren aan Frankrijk. Aan het einde van deze periode was er niets meer over van de vooraanstaande positie die Vlaanderen gedurende eeuwen in Europa had gespeeld.
Het graafschap Vlaanderen is het enige deel van het middeleeuwse Frankrijk dat vandaag geen deel meer uitmaakt van het hedendaagse Frankrijk (met uitzondering van Frans-Vlaanderen). Kleinere delen van het oude Vlaanderen maken nu deel uit van het
Waals Gewest
en de Nederlandse
provincie Zeeland
. Het overige deel van het graafschap vormt nu ongeveer 40% van het hedendaagse
Vlaams Gewest
.
Vlaanderen, Vlaming en Vlaams zijn afgeleid van
flam
, een
Ingveoonse
vorm van het
Germaanse
flauma
, hetgeen "overstroomd gebied" betekent. Deze
etymologie
lijkt de enige die taalkundig mogelijk is en klopt geografisch uitstekend. Het Vlaamse kustgebied werd tussen de 3e en de 8e eeuw tweemaal per dag overstroomd door de
Noordzee
.
Een inwoner van dit overstroomd gebied is dus een
Flaming
, het adjectief
Flamis
. Door bij de stam
flam
het suffix
-andra
te voegen, bekomt men in
datief
meervoud
Flaumandrum
, verkort tot
Flamandrum
en uiteindelijk
Flandrum
. Ten slotte werd de
f
een
v
in het
Nederlands
, vandaar
Vlaming
,
Vlaams
en
Vlaanderen
. De plaatsnaam staat in het meervoud in het Nederlands
Vlaanderen
, het
Duits
Flandern
, het
Engels
Flanders
, het
Spaans
Flandes
en het
Italiaans
le Fiandre
. In het
Frans
gebruikt men zowel
Les Flandres
als
La Flandre
.
De Vlamingen doen hun intrede in de geschiedenis in het levensverhaal van
Sint-Eligius
(ca.590-660), de
Vita sancti Eligii
. Dit werd opgesteld voor 684, maar is slechts bekend in een omwerking van rond 725. Daar verschijnen de "Flanderenses" die wonen "in Flandris". In het
Latijn
evolueerde dit later tot de gestandaardiseerde vormen
Flandrenses
en
Flandria
.
Grondgebied en administratief-juridische onderverdeling
[
bewerken
|
brontekst bewerken
]
Het grondgebied van het graafschap Vlaanderen komt slechts gedeeltelijk overeen met dat van het huidige gewest Vlaanderen in Belgie. Enkel de provincies West- en Oost-Vlaanderen maakten er deel van uit.
Het historische Vlaanderen ligt verspreid over:
Het graafschap Vlaanderen wordt sinds graaf
Boudewijn V
onderverdeeld in een aantal
kasselrijen
(of burggraafschappen,
Frans
:
chatellenie
. Eventueel kon een kasselrij verder onderverdeeld worden in
ambachten
.
Binnen het graafschap was de kasselrij de belangrijke bestuurlijke en gerechtelijke indeling. Aanvankelijk waren er vijf kasselrijen: het
Brugse Vrije
(
Brugge
),
Sint-Omaars
,
Gent
,
Kortrijk
en
Doornik
. Later ontstonden bij opsplitsing van de oorspronkelijke kasselrijen nog nieuwe, zoals onder meer die van
Ieper
en
Oudenaarde
. Initieel werden deze gebieden bestuurd door
burggraven
, vandaar ook het synoniem voor kasselrij, burggraafschap. Later werden
baljuws
ingeschakeld, bestuursambtenaren die door de graaf werden benoemd.
Het huidige
wapen van Vlaanderen
werd ingevoerd door
Filips van de Elzas
: een klimmende leeuw van sabel, getongd en genageld van keel, op het gouden veld. In het verhaal van de
Guldensporenslag
speelt het wapen en de bijhorende strijdleuze
Vlaanderen de Leeuw!
een cruciale rol in het groeiend Vlaams zelfbewustzijn. De strijdkreet werd vooral bekend in de 19e eeuw dankzij de roman
De Leeuw van Vlaanderen
(1838) van
Hendrik Conscience
. Het is opvallend dat de leeuw als heraldisch symbool vooral gebruikt werd in de randgebieden en buurlanden van het Heilige Roomse Rijk: de ingezetenen beklemtoonden hun onafhankelijkheid tegenover de keizer, die een adelaar voerde, door een even machtig dier in het wapenschild op te nemen. De leeuw met zijn moedig karakter was in West-Europa bekend sedert de oudheid, onder meer door de
fabels van Aesopus
.
Het Vlaamse gebied was al bewoond in de prehistorie. In de IJzertijd vormde de
Kemmelberg
een belangrijke
Keltische
vestiging. Toen
Caesar
de streek rond 54 v.Chr. veroverde, trof hij er de volgende
Belgische stammen
aan: de
Menapiers
, de
Morinen
, de
Nerviers
en de
Atrebaten
. Tussen de 1e en de 3e eeuw werd de bevolking deels
geromaniseerd
. Maar ten noorden van de
Via Belgica
bleven er toch enkel authentieke bewoningskernen over. Het was vooral niemandsland, dat veel te lijden had van overstromingen van de Noordzee. Naarmate de druk op het
Romeinse Rijk
toenam, sijpelden
Saksische
groepen de kust- en
Scheldestreek
binnen. De Via Belgica werd gebruikt als scheiding tussen deze Germaanse volkeren en de Gallo-Romeinse bevolking (aangevuld met Germaanse
laeti
en militairen) ten zuiden ervan. Tot ca. 420 bleef de kustverdediging rond Boulogne en
Oudenburg
, de
Litus Saxonicum
, functioneren. Deze forten werden bemand door Saksische soldaten.
In
Toxandrie
stonden de
Salische Franken
klaar om de westelijke provincie
Belgica Secunda
te bestormen. Over dit volk bestaan veel historische onwaarheden, vooral gebaseerd op
Gregorius van Tours
(6e eeuw). Enkel op basis van
Sidonius Apollinaris
(5e eeuw) kan een historische datering opgesteld worden. Een eerste inval werd bij de
Slag bij Atrecht
afgeslagen, maar na de moorden op de Romeinse generaal
Aetius
(454) en keizer
Valentinianus III
(455) hadden ze vrij spel. Vanuit
Duisburg (Tervuren)
veroverde koning
Chlodio
Kamerijk
en
Doornik
en daarna het land tot aan de
Somme
. Na zijn dood ontstonden verschillende Salische koninkrijken, waaronder Doornik en Kamerijk.
Childerik
wordt in 463 vermeld als koning van Doornik en bondgenoot van de Romeinen tegen de
Visigoten
. Hij was ook administrator van de provincie
Belgica Secunda
. Zijn zoon
Chlodovech
(Clovis) veroverde vanaf 486 geheel Noord-Frankrijk.
De leeggelopen kust- en Scheldestreek was al deels herbewoond vanaf de 4e eeuw met Saksische families die hun Germaanse cultuur en taal behielden. De Salische Franken zelf vestigden zich in de 5e eeuw in het huidige Noord-Frankrijk en Wallonie, vooral rond de steden Kamerijk, Doornik en Bavay. Zij assimileerden zich met de plaatselijke Gallo-Romeinse bevolking. Hier ontstond lange tijd een Germaans-Romaans menggebied. Vanaf de 6e eeuw werd het niemandsland ten noorden hiervan aangevuld met Rijnlandse Franken en andere Germaanse groepen van over de Rijn.
Deze eerste immigratiegolf in het huidige Vlaamse gebied ging gepaard met een beperkte kerstening. In het kielzog van de immigranten probeerden missionarissen de heidense bevolking te evangeliseren, maar zij kenden weinig succes. De bisdommen werden terug ingesteld, meestal met dezelfde grenzen uit de laat-Romeinse tijd: het
Kolenwoud
scheidde het
bisdom Kamerijk
weer van het bisdom Tongeren, terwijl de Schelde opnieuw de grens werd tussen de bisdommen Kamerijk en
Doornik
.
Vedastus
en
Eleutherius van Doornik
kregen tot taak om respectievelijk het
bisdom Atrecht
en het bisdom Doornik nieuw leven in te blazen. Deze bisdommen slaagden er echter niet in om zelfstandig te overleven. Aan het einde van de 6e eeuw werd de zetel van Atrecht met die van Kamerijk verbonden en in het begin van de 7e eeuw gebeurde hetzelfde tussen Doornik en
Noyon
.
Op het einde van de 6e eeuw bestond in het noorden van het latere
Neustrie
het
Hertogdom Dentilinus
(
ducatus Dentilini
). Men vermoedt dat dit het noordwestelijk gebied tussen de Noordzee en het Kolenwoud omvatte, m.a.w. de bisdommen Boulogne,
Terwaan
, Atrecht, Doornik,
Kamerijk
en Noyon. Het hertogdom van Dentilinus was vooral bedoeld als militair en strategisch bolwerk tegen invallen van
Friezen
en Saksen. Het was als het ware de hoeksteen in de militaire verdediging van het
Merovingische rijk
. In 600 moest
Chlotarius II
(584-628) het hertogdom van Dentilinus tijdelijk aan
Austrasie
afstaan, maar vanaf 613 maakte het hiervan geen deel meer uit.
Eind 6e en vooral in de 7e eeuw kwam er een nieuwe instroom vanuit het westen. De
Kanaalkust
(
Pas-de-Calais
) was in de 5e eeuw Germaans geworden en afstammelingen van Saksen en Franken trokken nu in het latere Vlaanderen en
Brabant
. Ook van over de Rijn kwamen nieuwe Germaanse groepen. De nieuwe nederzettingen kregen vaak de naam van de Germaanse hoofdman aangevuld met -inga haim. Dit betekent: de woonst van de
clan
van X. Bijvoorbeeld
Petegem
: Petta-inga-haim, de woonst van de clan van Petta,
Waregem
: Waro-inga-haim, de woonst van de clan van Waro.
De kolonisatie en germanisering van Vlaanderen is dus vooral een fenomeen uit de 6e en 7e eeuw. In de 7e eeuw was het bevolkingspeil tot een aanvaardbaar niveau gestegen om er weer een kerkelijke, militaire en bestuurlijke infrastructuur op te bouwen. Ook op taalkundig gebied was de situatie gestabiliseerd zodat in het omvangrijke tweetalige gebied een lineaire
taalgrens
kon ontstaan in de 8e eeuw. In het wel al lang dichtbevolkte
Pas-de-Calais
was er al een taalgrens in de 6e?7e eeuw tot stand gekomen, maar in de 9de eeuw kwam hier echter weer een romaniseringsbeweging op gang die tot op vandaag doorwerkt.
De
evangelisatiepoging
in de 6e eeuw door bisschoppen als
Eleutherius
en
Vedastus
waren grotendeels mislukt. Daarom koos men in de 8e eeuw voor een andere strategie. Deze evangelisatiebeweging vond plaats onder impuls van koning
Dagobert I
. Hij stelde aan enkele toegewijde
missionarissen
uit het zuiden van zijn koninkrijk een aantal van zijn koninklijke domeinen in het noorden ter beschikking. Het was hun taak om ter plaatse een klooster of abdij op te richten die moesten dienen als bastions voor het
christendom
in een
heidense
omgeving. Van hieruit kon dan werk gemaakt worden van de bekering van de plaatselijke bevolking.
Zo stichtte
Audomarus
in 649 de abdij van
Sithiu
(
St.-Bertijns
in Sint-Omaars) en
Aubertus
in 680 de
abdij van Sint-Vaast
nabij (
Atrecht
/Arras). De kerstening van de bevolking was vooral het werk van missionarissen, zoals
Amandus
(
Sint-Baafs
en
Sint-Pieters
in Gent) en
Eligius
(kuststreek en
Antwerpen
). In de
vita
van Eligius (of Sint-Elooi) werd voor de eerste keer melding gemaakt van
Vlamingen
, toen hij rond 650 op rondreis was in dit gebied.
Tijdens de 7e eeuw kwamen in de latere Vlaamse gebieden de eerste
gouwen
of pagi tot stand, dit waren administratieve onderverdelingen van de
civitates
. Deze gouwen uit de 7e en vooral 8e eeuw zullen de basis worden van het graafschap Vlaanderen. De
pagus Tornacensis
dateert al van circa 580, voor de 7e eeuw kennen we de pagus Cambracinsis in 663, de pagus Taroanensis vanaf 649 en de
pagus Bracbatensis
op het einde van die eeuw. Verder zijn nog de pagus Rodaninsis bekend vanaf 707, de pagus Gandao uit het eerste kwart van de 8e eeuw, de
pagus Mempiscus
vanaf 723 en de
pagus Flandrensis
(Vlaanderengouw) rond 745. Uit deze laatstgenoemde gouw rond de omgeving Brugge groeide nadien het graafschap Vlaanderen, waarvan Boudewijn I (bijgenaamd Boudewijn met de ijzeren arm) in 862 de eerste gouwgraaf werd.
De geschiedenis van het graafschap Vlaanderen begint in de
Karolingische
tijd. Het latere Vlaanderen was uit economisch oogpunt een bloeiende streek, met een reeks havenplaatsen langs de Schelde (Gent, Doornik,
Valencijn
en
Kamerijk
), de Scarpe (
Lambres
) en de kust (
Quentovic
,
Boulogne
en Isera Portus, een haven aan de IJzermonding). Bovendien lagen er ook een aantal rijke abdijen zoals
Sint-Bertijns
,
Sint-Baafs
,
Sint-Amandus
en
Sint-Vaast
.
In 751 slagen de
hofmeiers
erin de Merovingers aan de dijk te zetten en zelf de troon te bemachtigen. De laatste Merovingische koning,
Childerik III
, werd in de latere Sint-Bertinusabdij in Sint-Omaars ondergebracht en zijn lange haren, een uiterlijk kenteken van macht, werden afgesneden.
Karel de Grote
volgde zijn vader
Pepijn de Korte
op in Neustrie en Austrasie en kon na de dood van zijn broer
Karloman
het hele Frankische rijk herenigen. Hoewel hij vooral in
Aken
resideerde, trok hij ook rond in zijn rijk. Zo kwam hij in 811 de vloot inspecteren die hij in Boulogne en Gent had laten aanleggen tegen invallen van de
Noormannen
.
Door het
Verdrag van Verdun
(843) werd het Frankische rijk in drie delen gesplitst. Het oorspronkelijke Vlaanderen, dat zich ruwweg uitstrekte tussen
Oudenburg
,
Aardenburg
en
Torhout
, maakte nu deel uit van
West-Francie
. In dezelfde negende eeuw ontstond het graafschap Vlaanderen, maar dit zou al tijdens het bewind van de tweede graaf van Vlaanderen,
Boudewijn II
, een onafhankelijke koers gaan varen tegenover zijn leenheer, de Franse koning. De spanningen tussen leenman en leenheer zouden blijven bestaan tot het graafschap in 1526 onder
keizer Karel V
definitief loskomt van de Franse kroon.
Ontstaan en groei in de 9e, 10e en 11e eeuw (864-1071)
[
bewerken
|
brontekst bewerken
]
Militair, economisch en politiek beleefde Europa een diepe crisis. De
Vikingen
vielen binnen vanuit het noorden, de
Magyaren
via het oosten en de
Saracenen
vanuit het zuiden. Allen lieten ze een spoor van verwoesting na. Het centrale gezag van de twee Frankische rijken wist geen weerstand te organiseren, waardoor de bevolking het vertrouwen in hun verre heersers verloor. Lokale machtige individuen zagen nu hun kans schoon om het machtsvacuum op te vullen. Dikwijls waren dat kinderen van medewerkers van
Karel de Grote
.
Het graafschap stamt af uit een gouwgebied of
Pagus Flandrensis
. De titel graaf werd voor het eerst gebruikt door
Boudewijn I van Vlaanderen
'met de ijzeren arm' (862 - 879). Boudewijn schaakte in 861 de dochter van de Frankische vorst
Karel de Kale
,
Judith van West-Francie
. Volgens de legende werden ze in de echt verbonden door de bisschop van
Doornik
en vluchtten ze naar het
kasteel van Rumbeke
. In werkelijkheid trokken ze naar
Utrecht
en later naar
Lotharingen
waar
Lotharius II
hen beschermde tegen de macht van Karel de Kale. Na bemiddeling door de paus verzoende de Frankische koning zich echter met zijn schoonzoon, en gaf in 864 de titel graaf en de bijhorende leengebieden als bruidsschat: de gouwen
Flandrensis
(rond
Brugge
),
Waas
,
Kortrijk
en wellicht ook de
gouw Gent
. Na 866 verkreeg hij ook de
Ternaasgouw
. Aanvankelijk beoogden de Franse koning
Karloman van Frankrijk
hiermee de verdediging van het Franse achterland tegen de invallen van de Noormannen te verzekeren.
Na het vertrek van de Noormannen kon
Boudewijn II
(879-918) de omliggende geplunderde gewesten inlijven, buiten de gouwen van zijn vader ook
Rodenburg
en
Mempiscus
en de vijf pagi tussen
Leie
en
Schelde
. Na de dood van de abt Rudolf in 892 tevens opnieuw Ternaas en
Bonen
.
Graafschap Vermandois
(in 897) en
graafschap Artesie
(in 899) moest Boudewijn na een oorlog weer afstaan aan koning
Odo I van Frankrijk
.
Arnulf I
(918-965) veroverde in 931-932 het
gouw Artesie
(na de dood van de gouwgraaf van Artesie),
Ponthieu
en
Oosterbant
In 933 overleed zijn broer
Adalolf
en plaatste de gouwen Bonen en Ternaas onder zijn direct gezag. In 947 verkreeg Arnulf de strategische zuidelijke stad
Montreuil (Pas-de-Calais)
aan de
Kwinte
van
Hugo de Grote
. De voortijdig dood van zijn zoon
Boudewijn III van Vlaanderen
in 962 veroorzaakte een opstand van de twee zonen van zijn broer Adalolf. Een neef liet Arnulf vermoorden maar de overgeblevene,
Arnulf II van Boulogne
veroverde Boonen en Ternaas en dwong Arnulf tot een akkoord met de koning
Lotharius van Frankrijk
in ruil voor de veroverde gebieden om zijn minderjarige kleinzoon
Arnulf II van Vlaanderen
te beschermen na zijn dood als voogd.
Onder de zeer jonge
Arnulf II van Vlaanderen
(965-988) stond het graafschap onder druk. De regent van de 4-jarige Arnulf, Boudewijn Baldzo, buitenechtelijke zoon van Adolf, creeerde graafschap Kortrijk. Regent
Dirk II van Holland
, aangetrouwde grootoom van Arnulf II, werd graaf van Gent en Waas. Vanaf 976 regeerde Arnulf over wat er van het graafschap overbleef.
Zijn vrouw
Suzanna van Italie
hertrouwde met de kroonprins
Robert II van Frankrijk
, een huwelijk geregeld door
Hugo Capet
, de jonge Robert scheidde al van veel oudere Suzanne in 991/992 en behield Montreuil en Ponthieu voor de
Franse kroon
. De meerderjarige
Boudewijn IV
(988-1035), bouwden het machtsgebied opnieuw uit tot alle gebieden ten zuiden en westen van de Schelde, het hedendaagse
Zeeuws-Vlaanderen
inbegrepen. Hij plaatste graafschappen Gent, Waasland en Kortrijk weer onder zijn gezag en het noordelijke deel van Ternaas met de steden
Arien
en
Sint-Omaars
en dwong bij de graven in het zuiden (Boulogne,
Guines
,
Saint-Pol
en
Hesdin
) de erkenning van zijn suzereiniteit af. Boudewijn IV veroverde ten oosten van de Schelde en werd door
keizer Hendrik II de Heilige
beleend met
Zeeland Bewestenschelde
, de
Vier Ambachten
in 1012 en later in 1015 met
mark Valencijn
. Zijn zoon
Boudewijn V
trouwde met
Adela van Mesen
, de jongste dochter van koning Robert II.
Boudewijn V (1035-1067) veroverde
markgraafschap Ename
;
keizer Hendrik III
ontnam hem Valencijn en viel Vlaanderen binnen. Na de dood van de keizer werd het graafschap in 1059, het
Land van Aalst
(samen met de
Vier Ambachten
en
Zeeland Bewestenschelde
vormde het
Rijks-Vlaanderen
), toegewezen. Hij steunde zijn schoonzoon,
hertog van Normandie
Willem de Veroveraar
tijdens de verovering van
koninkrijk Engeland
en was voogd over
Filips I van Frankrijk
.
Boudewijn VI van Vlaanderen
(1067-1070) werd door het huwelijk in 1051 met
Richilde van Henegouwen
,
graaf van Henegouwen
en na de dood van zijn vader ook kort graaf van Vlaanderen (
personele unie
). Zijn zoon
Arnulf III van Vlaanderen
(1070-1071), ondanks de steun van koning van Frankrijk en de hertog van Normandie, werd verslagen door zijn oom.
Nadat
Robrecht I de Fries
de macht had gegrepen in 1071 over Vlaanderen, steunde hij zijn stiefzoon
Dirk V van Holland
bij het heroveren van Holland op de
bisschop van Utrecht
, en ging hij op pelgrimstocht naar
Jeruzalem
(1086-1091). Hij hervormde het bestuur ten nadele van de adel en clerus met steun van de steden. Brugge groeide uit tot Europees handelscentrum. Zijn zoon
Robrecht II van Jeruzalem
bestendigde het beleid en nam deel, als een van de leiders, aan de
Eerste Kruistocht
(1096-1100) die Jeruzalem veroverde. Robrecht II sterft tijdens een expeditie van
Lodewijk VI van Frankrijk
tegen
Theobald IV van Blois
in 1111. De achttienjarige
Boudewijn VII van Vlaanderen
volgt zijn vader op en versterkte verder het gezag en de godsvrede in Vlaanderen en versloeg de Zuid-Vlaamse leengraven. In 1119 sterft Boudewijn kinderloos aan verwonding opgelopen tijdens oorlog met Lodewijk om
Willem Clito
hertog van
Normandie
te maken ten kost van
Hendrik I van Engeland
.
Boudewijn wees zijn neef en raadgever
Karel I
, bijgenaamd Karel de Goede, van het huis Denemarken aan als opvolger. Tijdens de hongersnood van 1124-1125 verhinderen verschillende van zijn maatregelen dat het dodenaantal erg hoog opliep, zijn politiek was vooral gericht op de openbare vrede en wou machtsmisbruiken van rijke Brugse familie
Erembalden
geleid door
Bertulf
stoppen. Karel werd vermoord door de clan.
Gervaas van Praet
, kamerling van graaf en de Bruggelingen en koning Lodewijk bevrijdde de stad.
In de opeenvolgende verwarring wees Lodewijk Willem Clito (1127-1128) aan als opvolger. Willem was kleinzoon van
Mathilde van Vlaanderen
, zus van Robrecht de Fries, en
Willem de Veroveraar
.
Diederik van de Elzas
, zoon van
Gertrudis van Vlaanderen
, tevens zus van Robrecht, en hertog
Diederik II van Lotharingen
van het huis Elzas werd gevraagd door de steden en pro-keizer gezinde edelen om graaf te worden. Lodewijk trok zich terug uit de strijd toen bleek dat
Hendrik I van Engeland
, Diederik steunde. Willem won verschillende slagen maar stierf aan een verwonding aan zijn hand. Diederik werd door beide partijen als opvolger aangewezen.
Onder Diederik (1128-1168) en zijn opvolger
Filips van de Elzas
(1168-1191) werd Vlaanderen steeds belangrijker.
Diederik bezocht het heilig land en trouwde in 1139 met
Sybille van Anjou
, weduwe van Willem Clito, dochter van
Fulco V van Anjou
. Diederik nam deel aan de
Tweede Kruistocht
(1145-1149). Tijdens de kruistocht liet
Boudewijn III van Henegouwen
, achterkleinzoon van
Boudewijn VI van Vlaanderen
, broer van Robrecht de Fries, de aanspraken van zijn familie op het graafschap Vlaanderen opnieuw gelden en viel Vlaanderen binnen. In 1151 tekende Boudewijn en Diederik vrede bezegeld met een huwelijk in 1169 tussen zijn dochter van Diederik,
Margaretha van de Elzas
, en zoon van Boudewijn,
Boudewijn de Moedige
.
In de tweede helft van de
12e eeuw
kende het graafschap zijn glansperiode toen Filips van de Elzas via de erfenis van zijn vrouw het
graafschap Vermandois
bij zijn gebied kon voegen. Het gebied waarover hij heerste, strekte zich uit tot 25 kilometer van Parijs. Het was groter dan dat waarover de zijn leenheer, de Franse koning direct zeggenschap had. Filips van de Elzas regelde in 1180 het huwelijk tussen de vijftienjarige
Filips II van Frankrijk
en zijn tienjarige nichtje
Isabella van Henegouwen
, dochter van Margaretha van de Elzas en schonk hem het
graafschap Artesie
als bruidsschat. Hij zorgde voor het
wapenschild met leeuw
. Filips stierf op tocht naar het heilig land tijdens de belegering van
Akko
in 1191.
Tijdens zijn bewind konden de steden zich verder ontwikkelen en werden de instellingen hervormd. Ook werden de havens
Grevelingen
,
Nieuwpoort
,
Damme
,
Biervliet
,
Duinkerke
en
Mardijk
gesticht, alsook
Calais
door Filips' broer
Mattheus
. Behalve als kolonisatie dienden deze havens ook om de gevolgen van de verzanding te beperken van de
Aa
,
IJzer
en
Zwin
, waardoor
Sint-Omaars
,
Ieper
en
Brugge
minder goed bereikbaar werden. Biervliet diende ook als steunpunt tegen Holland.
De Vlamingen dreven handel met Engeland, de
Baltische landen
en Frankrijk en over land met het
Rijnland
en Italie. Vooral de wolhandel met Engeland was van groot belang voor de opkomende
lakennijverheid
. De rijkdom van vele Vlaamse steden ? hun
belforten
en
lakenhallen
getuigen hiervan ? is hieraan te danken. Daarnaast was er een belangrijke graanvaart op Engeland en via Holland op Hamburg. Sint-Omaars werd in de twaalfde eeuw de belangrijkste noordelijke doorvoerhaven voor Franse wijn. Deze eeuw was de doorbraak van de Vlaamse koopvaardij, met handel op Engeland, het Baltische gebied en Zuidwest-Frankrijk, naast de landwegen naar het
Rijnland
en Italie, later slechts tot de
jaarmarkten van Champagne
.
Margaretha en haar man Boudewijn de Moedige volgde snel haar broer op voordat koning Filips het graafschap aan de kroon liet vervallen. In
1194
volgde haar zoon
Boudewijn IX
van het huis Henegouwen haar op als graaf van Vlaanderen en
Henegouwen
. Boudewijn nam deel aan de
Vierde Kruistocht
en het
beleg en val van Constantinopel (1204)
. Zijn broer
Filips I van Namen
trad op als regent. De kruisvaarders stichten het
Latijnse Keizerrijk
en kozen Boudewijn tot keizer in 1204. tijdens het beleg van Griekse
Edirne (stad)
, dat gesteund door de Bulgaarse tsaar
Kaloyan van Bulgarije
, werd Boudewijn in 1205 gevangengenomen en niet meer weer gezien. In 1206 stuurde het
Bulgaarse Rijk
een brief naar
paus Innocentius III
en meldde dat Boudewijn was overleden.
Zijn jonge dochters
Johanna van Constantinopel
en
Margaretha II van Vlaanderen
werden in 1208 onder de hoede van koning Filips geplaatst. Op 1212 trad Johanna in het huwelijk met
Ferrand van Portugal
en bestuurde Vlaanderen. Reeds in 1212 werden ze gedwongen om
Arien-aan-de-Leie
en
Sint-Omaars
op te geven aan Filips II en 1214 werd Ferrand geallieerd met de koning
Jan I van Engeland
,
keizer Otto IV
van het
Heilige Roomse Rijk
verpletterend verslagen en gevangengenomen bij de
Slag bij Bouvines
. Pas bij de
Vrede van Melun
in 1226 kwam Ferrand vrij. Na de dood van Ferrand in 1233 onderhield Johanna goede relaties met Frankrijk en Engeland. In 1244 volgde Margaretha haar zuster op.
Margaretha (1202-1280) was als 10-jarige getrouwd met
Burchard van Avesnes
, later in 1221 stemde ze onder druk toe tot ontbinding van het huwelijk en hertrouwde in 1223 met
Willem van Dampierre
. Gravin geworden, bestuurde ze samen met haar zoon uit haar 2de huwelijk
Willem II van Vlaanderen
.
Jan van Avesnes
, zoon uit haar eerste huwelijk verzette zich hiertegen. Koning
Lodewijk IX van Frankrijk
bemiddelde en verdeelde: Vlaanderen voor Willem, Henegouwen voor Jan. Jan zocht een bondgenoot in de graaf van Holland,
Willem II van Holland
en trouwde met zijn zus
Aleid van Holland
en verbond het graafschap Henegouwen en Holland voor 2 eeuwen. Na vertrek van de koning op
kruistocht
volgde de
Vlaams-Henegouwse Successieoorlog
. Willem kwam om het leven tijdens een toernooi (men verdacht Jan van kwaad opzet) en Jan versloeg zijn opvolger Gwijde bij de
Slag bij Westkapelle
in 1253. In 1254 keerde Lodewijk IX terug en bevestigde zijn eerdere arbitrage. De oorlogen hadden Vlaanderen veel geld gekost en Margaretha was genoodzaakt veel macht aan de steden te geven.
In
1278
werd
Gwijde van Dampierre
graaf van Vlaanderen en ging het graafschap over op het huis Dampierre. De koning van Frankrijk,
Filips IV van Frankrijk
, wilde Vlaanderen definitief veroveren en startte de
Frans-Vlaamse Oorlog
, met als hoogtepunt de
Guldensporenslag
bij Kortrijk in 1302 en de
Slag bij Pevelenberg
in 1304. In de jaren 1315-1317 werd Vlaanderen getroffen door een
grote hongersnood
.
Lodewijk II van Nevers
opgevoed aan het Franse hof en getrouwd met de dochter van koning
Filips V van Frankrijk
,
Margaretha van Frankrijk
, volgde zijn grootvader
Robrecht III van Vlaanderen
op in 1322 en koos voor de Franse koning. Het Franse leger versloeg verpletterend de Vlaamse volkstroepen bij de
Slag bij Kassel (1328)
. In de
Honderdjarige Oorlog
koos de graaf opnieuw de zijde van de Franse koning. Een verbod op de uitvoer van Engelse wol naar Vlaanderen volgde.
Jacob van Artevelde
leidde de opstand en in 1339 vluchtte Lodewijk en verliet voorgoed zijn graafschap. Lodewijk sneuvelde in de
Slag bij Crecy
in 1346.
Zijn zoon
Lodewijk van Male
, gedwongen door de
weversgilde
om te trouwen met de dochter van koning
Eduard III van Engeland
, vluchtte en kon pas in 1349 terugkeren na een vergelijk met de Engelse koning. In
1349
werd Vlaanderen voor de eerste keer in meer dan 600 jaar getroffen door de
pest
. In 1379 brak de
Gentse opstand
uit. Bij de
Slag bij Westrozebeke
in 1382 werden de Vlaamse steden onder de leiding van
Filips van Artevelde
verslagen door het Franse leger van
Karel VI van Frankrijk
. Pas in 1385, na de dood van Lodewijk, met de
Vrede van Doornik
, werd er een vredesovereenkomst getekend door zijn schoonzoon
Filips de Stoute
met de Gentse
partizanen
.
Door het huwelijk van
Margaretha van Male
in
1369
met Filips de Stoute,
hertog van Bourgondie
, jongere broer van koning Karel V van Frankrijk, kwam hieraan een einde en ging Vlaanderen over in handen van het
Huis Valois
, dat heerste over het
hertogdom Bourgondie
. In 1404 ontstond er onder Margaretha van Male voor een korte tijd een personele unie tussen het graafschap Vlaanderen en het hertogdom Brabant (deel van het Duitse Keizerrijk). Vanaf 1464 is er terug een personele unie met Brabant en wordt de basis gelegd voor de natievorming van de Nederlanden.
Filips de Goede
richt de
Staten-Generaal der Nederlanden
op.
In de 15de eeuw was Vlaanderen een goudmijn voor Lodewijk van Male en Filips de Stoute.
In 1470 telde het graafschap ongeveer 750.000 inwoners, waardoor het in vergelijking met het hertogdom Brabant zeker dichtbevolkt was.
In 1477 trouwde de gravin van Vlaanderen,
Maria van Bourgondie
met
Maximiliaan I van Oostenrijk
, die later keizer van het
Heilige Roomse Rijk
zou worden. Door het overlijden van Maria van Bourgondie in 1482, gingen de Nederlanden over naar het
huis Habsburg
: hun zoontje
Filips de Schone
(1478-1506) werd daarbij de wettige graaf van Vlaanderen.
De Zeventien Provincien in de 16e eeuw (1506-1598)
[
bewerken
|
brontekst bewerken
]
In de eerste decennia van de zestiende eeuw werd het graafschap betrokken bij de
Gelderse Oorlogen
. In 1506 wordt
keizer Karel V
de nieuwe graaf van Vlaanderen. Echter tot 1515 fungeert zijn grootvader, keizer
Maximiliaan I van Oostenrijk
, als voogd. Zo ontstond tijdelijk de situatie dat de keizer van het
Heilige Roomse Rijk
een leenman was van de Franse koning. Keizer Karel heroverde Doornik op Frankrijk en op 2 januari 1522 liet hij het rechtsgebied van het Frans Parlement over Vlaanderen en Artesie opheffen. Na de
Italiaanse Oorlogen
(terug met Frankrijk) kwam Kroon-Vlaanderen formeel los van Franse kroon (
Vrede van Madrid
1525 en
Damesvrede van Kamerijk
1529). Daarmee werd het laatste spoor van het Franse opperleenheerschap uitgewist en werden de Bourgondische gebieden een aansluitend geheel over de oude grens van het verdrag van Verdun heen.
Door de
Pragmatieke Sanctie
van
1549
werd de personele unie van de Lage Landen gebetonneerd. Deze constitutionele akte bepaalde dat Vlaanderen onderdeel werd van de
Zeventien Provincien
, die de
Nederlanden
uitmaakten en vanaf dat ogenblik steeds als een geheel overgeerfd zouden worden. Vanaf dan maken de Nederlanden officieel geen deel meer uit van het
Heilige Roomse Rijk
, een proces van losweking dat al ingezet werd door
Filips de Goede
in 1464.
In het
Westkwartier
van Vlaanderen kwam in 1520 een nieuwe christelijk religieuze stroming tot bloei, het
anabaptisme
(doopsgezinden) voornamelijk in
lakenindustrie
, later volgde het
calvinisme
. In 1550 vaardigde Karel V in de Nederlanden het
Bloedplakkaat
tegen de
Protestantse Reformatie
. In
Steenvoorde
(in
Frans-Vlaanderen
) in 1566 brak de
Beeldenstorm
los. Deze verspreidde zich over heel de
Nederlanden
en leidde uiteindelijk tot de Tachtigjarige Oorlog en de afscheiding van de
Republiek der Verenigde Provincien
. Vlaanderen nam aanvankelijk deel aan de Opstand als lid van de
Unie van Utrecht
en tekende ook het
Plakkaat van Verlatinghe
in 1581, maar in de jaren 1579-1585, een periode bekend als de calvinistische
Gentse Republiek
, werd het gewest heroverd door
Alexander Farnese
(1578-1592) en het koninklijke Spaanse
Leger van Vlaanderen
. Grote delen van de Vlaamse en Zuid-Nederlandse bevolking
migreerden
tussen 1567 en 1585.
Hondschote
van 18.000 naar 385, Brugge verloor ongeveer de helft van zijn inwoners.
Vlaanderen bleef onder de heerschappij van de koning van Spanje.
Landvoogden
bestuurden de
Spaanse Nederlanden
onder anderen
Albrecht van Oostenrijk
(1598-1621) en
Isabella van Spanje
(1621-1631).
Lodewijk XIV van Frankrijk
veroverde tijdens openvolgende oorlogen grote delen van de
Zuidelijke Nederlanden
en Vlaanderen tijdens de
Frans-Spaanse Oorlog (1635-1659)
en
Vrede van de Pyreneeen
(graafschap Artesie, gebieden in
Picardie
en
graafschap Henegouwen
), en na de dood van
Filips IV van Spanje
, de
Devolutieoorlog
en de
Vrede van Aken (1668)
en de
Hollandse Oorlog
en annexeerde het hele zuiden van Vlaanderen, dat zo bekend werd als
Zuid-Vlaanderen
of
Frans-Vlaanderen
. Deze situatie werd in
1678
geformaliseerd (
Vrede van Nijmegen
). Een deel werd terugveroverd tijdens de
Negenjarige Oorlog (1688-1697)
en
Vrede van Rijswijk
en na de kinderloze dood van
Karel II van Spanje
en de
Spaanse Successieoorlog
en
Vrede van Utrecht (1713)
(de 18e-eeuwse provincie
West-Vlaanderen
).
Na het uitsterven van de Spaanse tak van de Habsburgers, werd de Oostenrijkse tak,
keizer Karel VI
van de Habsburgers opnieuw graaf van Vlaanderen. Onder zijn dochter
Maria Theresia van Oostenrijk
(1740-1780) kwamen de
Oostenrijkse Nederlanden
tot grote bloei.
In 1789 brak de
Brabantse Omwenteling
uit, een revolutie tegen
keizer Jozef II
. In
1790
waren het graafschap Vlaanderen en de provincie West-Vlaanderen (de teruggegeven gebieden door Frankrijk), twee stichtende leden van de
Verenigde Nederlandse Staten
. Zoals de andere landen van de Oostenrijkse Nederlanden riep ook het graafschap Vlaanderen zijn onafhankelijkheid uit. Dit gebeurde op de Vrijdagmarkt te Gent op 4 januari 1790. Het
Manifest van de Provincie Vlaanderen
was opgesteld door
Karel Jozef de Graeve
en
Jan Jozef Raepsaet
; ook kanunnik
Maarten de Bast
werkte eraan mee.
Het graafschap Vlaanderen hield definitief op te bestaan in
1795
, toen het door Frankrijk geannexeerd werd, en opgedeeld in twee departementen: het
Leiedepartement
(Lys)
, (het huidige
West-Vlaanderen
) en het
Scheldedepartement
(Escaut)
, (nu
Oost-Vlaanderen
en
Zeeuws-Vlaanderen
).
Na de
Franse Revolutie
werd het graafschap niet hersteld, maar werden de twee departementen als de
Nederlandse
provincies Oost- en West-Vlaanderen op in een nieuwe Nederlandse eenheidsstaat, en later door de
Belgische Revolutie
in het unitaire
Belgie
.
De titel
graaf van Vlaanderen
werd overgenomen door de Belgische vorsten en bleef verder bestaan. Hij werd in de regel aan de tweede in lijn voor de opvolging als koning der Belgen gegeven. De titel van graaf van Vlaanderen werd afgeschaft bij Koninklijk Besluit van 16 oktober 2001.
Onder
Vlaanderen
verstaat men tegenwoordig in eerste instantie het noordelijke gewest van Belgie, dit is de samenvoeging van het
Vlaams Gewest
en de
Vlaamse Gemeenschap
.
Belangrijke verdragen en veldslagen voor het graafschap Vlaanderen
[
bewerken
|
brontekst bewerken
]
Bronnen, noten en/of referenties
- Gysseling, M.
en Dhondt, J.
(1948):
Vlaanderen, oorspronkelijke ligging en etymologie
, in
Album Prof. Dr. Frank Baur
p.192-220, Leuven,
- Gysseling, M.
(1960):
Toponymisch woordenboek van Belgie, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (voor 1226)
, Tongeren,
- Blok, D.P.
(red)
et al
(1977-1983):
Algemene Geschiedenis der Nederlanden
, Fibula-Van Dishoeck, Haarlem,
ISBN 9022838005
- Blom, J.C.H., Lamberts, E., redactie
(2006):
Geschiedenis van de Nederlanden
, HBuitgevers, Baarn,
ISBN 90-5574-474-3
- Dhondt, J.
(1943):
Korte geschiedenis van het ontstaan van het graafschap Vlaanderen van Boudewijn de IJzeren tot Robrecht den Fries
, Brussel ? Den Haag.
- Dhondt, J.
(1941-1942):
Het ontstaan van het vorstendom Vlaanderen
, Belgisch tijdschrift voor filologie en geschiedenis, XX, 553-572 en XXI, 53-93.
[3]
- Ganshof, F.-L.
(1944):
Vlaanderen onder de eerste graven
, Antwerpen.
- Nicolas, D.
(1992):
Medieval Flanders
, Londen,
ISBN 0-582-01679-7
- Niermeyer, J.F., Presser, J., Van Houtte, J.A.
(1949-1958):
Algemene Geschiedenis der Nederlanden
, Haarlem ? Antwerpen.
- Voet, L.
(1942):
De graven van Vlaanderen en hun domein, 864-1191
, Wetenschappelijke Tijdingen, VII, 25-32.
- Roel Zijlmans
,
Troebele betrekkingen: Grens-, scheepvaart- en waterstaatskwesties in de Nederlanden tot 1800
(Hilversum, 2017,
ISBN 978-90-8704-637-8
), par. 2.9-2.12 en 3.2-3.24.
|