|
|
De filosofische ideeen van
Søren Kierkegaard
en
Friedrich Nietzsche
waren fundamenteel voor de verdere ontwikkeling van het existentialisme, ook al gebruikten zij geen van beiden de term 'existentialisme'.
|
Het
existentialisme
is een
20e-eeuwse
filosofische
en
literaire
stroming die individuele vrijheid, verantwoordelijkheid en
subjectiviteit
vooropstelt. Het existentialisme beschouwt iedere persoon als een uniek wezen, verantwoordelijk voor eigen daden en eigen lot. De uitdaging van ieder individueel mens is om - in afwezigheid van een
transcendente
god - binnen zijn absurd en zinloos bestaan zijn vrijheid te gebruiken om een eigen
ethos
op te bouwen en zijn bestaan zodoende zin te geven. Het existentialisme beleefde in de jaren 60 van de twintigste eeuw een ongekende populariteit onder kunstenaars en intellectuelen die zich de denkstijl en de manier van leven van existentialisten als Sartre en
de Beauvoir
eigen maakten.
Het existentialisme wordt geplaatst binnen de
hedendaagse filosofie
, en meer concreet de
continentale traditie
. Het existentialisme, met auteurs als
Jean-Paul Sartre
, is ook sterk geinspireerd op de
fenomenologie
van
Edmund Husserl
en
Martin Heidegger
.
Aanvankelijk werd het existentialisme gedefinieerd door het tegenover de twee belangrijkste traditionele stromingen te positioneren, namelijk het
materialisme
en het
idealisme
. Zich eerst inspirerend op de
fenomenologie
en vervolgens op het
marxisme
, ontwikkelde Sartre een realistisch denken.
Jean-Paul Sartre
formuleerde de basisidee van het existentialisme als
l'existence precede l'essence
: existentie (
bestaan
) gaat vooraf aan essentie (de zin van het zijn). Dit betekent dat iemand eerst op deze wereld verschijnt, dan existeert, en uiteindelijk zichzelf (zijn essentie) definieert door middel van zijn daden. Anders dan de vroegere filosofie, ontkent het existentialisme dat de essentie van iemands leven al op voorhand is bepaald (
gedetermineerd
) door zijn plaats in de natuur of de geschiedenis. Het is de persoon in kwestie zelf, die verantwoordelijk is voor wat zijn leven uiteindelijk zal betekenen via zijn daden en woorden. Sartre heeft zijn existentialisme vooral uiteengezet in
L'etre et le neant
(1943) en
L'existentialisme est un humanisme
(1946).
Etymologisch
is
existentialisme
verwant met "existentie", dat het Duits met "
Dasein
" (zie
Martin Heideggers
Sein und Zeit
(1927)) en het Frans (zie Sartre) met "etre-la" aanduidt. Sartre "importeerde" de leer van het existentialisme en de
fenomenologie
uit Duitsland en was grotendeels verantwoordelijk voor de verspreiding ervan in de rest van Europa. Het existentialisme was vooral in de jaren 40 van de 20e eeuw erg in de mode en had een grote invloed op de filosofie, de
psychologie
, de
literatuur
en zelfs op de mode van die tijd. Het existentialisme was in zijn bloeitijd niet slechts een filosofie, maar een hele levenswijze. Heel merkbaar was dit in de Parijse uitgaanswijk van
Saint-Germain-des-Pres
, waar Sartre en
Simone de Beauvoir
samen met geestesgenoten vertoefden en discussieerden.
Søren Kierkegaard
kan beschouwd worden als de grondlegger van de existentiefilosofie. De term “existentialisme”, zoals die later door
Karl Jaspers
en Sartre gebruikt zou worden, komt van hem. Hij zette zich daarbij af tegen de middeleeuwse
scholastiek
, die "existentie" als niet meer dan een toevallige verschijningsvorm tegenover de eeuwige, achterliggende "essentie" plaatste. Kierkegaard verbindt existentie met het concrete, unieke menselijke bestaan van het individu.
Friedrich Nietzsche
zag, als
atheist
, voor de mens een toekomst weggelegd waarin deze, en niet bijvoorbeeld God, zijn eigen waarden bepaalt. Van Nietzsche is de constatering dat
God dood is
, maar dat velen de consequenties hiervan nog niet inzien. De mens moet, bevrijd van alle angsten en een met de natuur, meester van zijn eigen lot worden, en is alleen zichzelf verantwoording schuldig. Dit kan leiden tot een
Dionysische
, zelfzuchtige, houding als gevolg van de onbegrensde vrijheid die deze 'nieuwe mens' plotseling ervaart.
Edmund Husserls
methode van de
fenomenologie
zou voor de meeste latere existentialisten heel belangrijk worden. Sartre en Jaspers bestudeerden in de jaren dertig van de 20e eeuw zijn methode van fenomenologische analyse en namen die op in hun wijsgerig denken.
Martin Heidegger, Husserls belangrijkste leerling, plaatste
Existenz
op de voorgrond en zou op zijn beurt het werk van Sartre en andere existentialisten beinvloeden. Zijn opvattingen over mens-zijn als
Dasein
, als in-der-Welt-sein, het
Niets
, angst en dood klinken nog steeds door in de moderne wijsbegeerte.
Ook in het literaire werk van bijvoorbeeld
Dostojevski
en
Kafka
treden personages op die worstelen met de absurditeit en de zinloosheid van hun bestaan. Zij moeten de confrontatie aangaan met de gevolgen van hun foute keuzes, en lijden onder de vervreemding die dat met zich meebrengt. Dat zijn allemaal typisch existentialistische motieven.
Over wat existentialisme nu precies is, lopen de meningen van filosofen die zichzelf existentialist noemen ver uiteen. Over de belangrijkste concepten waarmee existentialisme wordt geassocieerd, zijn zij het doorgaans wel eens.
- Existentie gaat vooraf aan essentie
.
Deze stelling komt van Sartre. Omdat een mens zichzelf bewust is en op zichzelf reflecteert, verwordt zijn 'ik' vaak tot een voorstelling van zichzelf ('etre-en-soi', zijn als ding, als essentie). Op een gegeven moment gaat iemand zich dan gedragen naar het beeld dat hij van zichzelf heeft geschapen. Sartre noemt dat 'kwade trouw', onecht, afdwalen van het werkelijke 'ik'. Het ontneemt een deel van iemands vrijheid. Pas als de mens zich los weet te maken van de voorstelling die hij van zichzelf heeft (of die anderen van hem hebben), en in alle vrijheid zijn keuzes maakt, vanuit het 'niets' zonder doel of opdracht, kan hij existeren als authentiek persoon ('etre-pour-soi').
- Afwijzing van de rede als verdediging tegen angst
.
Door actie, vrijheid en keuze te benadrukken, positioneren existentialisten zich lijnrecht tegenover het
rationalisme
, het
idealisme
en het
positivisme
, meer in het bijzonder tegen de
deterministische
aspecten ervan. In situaties van angst, meer in het bijzonder bij een
existentiele crisis
, biedt de rede geen uitkomst. Het komt aan op een proces van betekenis geven en van daaruit keuzes durven maken.
- Het absurde
.
Existentialisten zijn ertoe geneigd de mens te zien als een wezen in een onverschillige, en zelfs hem vijandig gezinde omgeving, als vereenzaamd in een absurd universum. In dit universum vindt de mens geen betekenis van een hogere natuurlijke orde, maar moet hij deze betekenis eerder door zijn eigen daden zelf maken, hoe onstabiel en voorlopig deze creatie ook mag zijn. De werkelijkheid om de mens heen is ook niet rationeel, dus het is futiel om te trachten daar met rationele middelen greep op te krijgen.
Albert Camus
, die vaak met het existentialisme wordt geassocieerd, noemde zijn visie dan ook het '
absurdisme
'.
- Visie op God
.
In relatie tot het al dan niet bestaan van God neemt het existentialisme twee mogelijke posities in: de
theologische
en de
agnostische
visie.
- Een vroege 'existentialist' als Kierkegaard zag de relatie tot God als de existentiele vraag bij uitstek. Nietzsche daarentegen proclameerde dat 'God dood was' en dat het concept van een God simpelweg verouderd was. Hoe dan ook zouden 'theologische existentialisten' zoals
Paul Tillich
,
Gabriel Marcel
, en
Martin Buber
heel wat van hun leerstellingen met die van het existentialisme delen.
- Het agnostisch existentialisme heeft niet de pretentie te weten of alles zich al dan niet in een ruimer,
metafysisch
kader zou kunnen afspelen. Het stelt alleen vast dat de enige waarheid waar we zeker van kunnen zijn, die waarheid is waar wij naar handelen. Te weten of er een
God
bestaat, ligt niet binnen de mogelijkheden van de menselijke geest. Het bestaan van de mens is in hun visie dus in de eerste plaats
subjectief
.
Ook in de
theologie
speelt het existentialisme een belangrijke rol. Zo heeft
Rudolf Bultmann
veel ontleend aan de filosofie van Heidegger. Typerend voor Bultmann is verder het onderscheid tussen existentieel en existentiaal. Existentiaal gaat over de analyse van de existentie, terwijl existentieel gaat over de beslissingen die iemand neemt over zijn eigen bestaan.
Invloedrijke christelijke of religieus geinspireerde existentialisten (naast eerder genoemde Kierkegaard en Bultmann):
In de kunst komt existentialisme onder meer tot uiting in werk de
Fluxusbeweging
van
George Maciunas
. In Nederland in de
a-dynamische
kunst van
Wim T. Schippers
, maar ook in het werk van
Willem Frederik Hermans
. Laatstgenoemde laat in zijn werk de hoofdpersonen een zinloos leven leiden, dat vol mislukkingen en toevalligheden zit.
In de film komt existentialisme veel voor, onder meer door regisseurs als
Ingmar Bergman
,
Andrej Tarkovski
,
Terrence Malick
en
Stanley Kubrick
. In Bergmans
Het zevende zegel
leidt de hoofdpersoon een inhoudsloos bestaan tot hij op een dag met de dood wordt geconfronteerd.
Ook de film
Taxi Driver
van
Martin Scorsese
zit feitelijk boordevol existentialisme.