Defensie
(
Frans
:
La Defense
), of ook wel het Belgisch leger, staat in voor de bescherming van de strategische belangen van
Belgie
. Het is
de facto
een beroepsleger, want de
dienstplicht
werd op 5 februari 1995 opgeschort. Opperbevelhebber is koning
Filip
, minister van Defensie is sinds 1 oktober 2020
Ludivine Dedonder
(
PS
). De
Chef Defensie
, de
stafchef
van de Generale Staf is sinds 10 juli 2020 admiraal
Michel Hofman
. Onder het Belgische
ministerie van Defensie
vallen naast militairen ook ongeveer tweeduizend
burgers
.
Het Belgisch leger werd opgericht nadat Belgie onafhankelijk werd in oktober 1830. Sindsdien heeft het leger gevochten in de
Eerste Wereldoorlog
, de
Tweede Wereldoorlog
en de
Koude Oorlog
(
Koreaanse Oorlog
en bezetting van de
Bondsrepubliek Duitsland
). Het Belgisch leger is ingepast in de
NAVO
en heeft deelgenomen aan operaties in
Bosnie
,
Somalie
,
Kosovo
,
Libanon
,
Libie
en
Afghanistan
. De elite-eenheid waren de
paracommando
's (nu
Special Operations Regiment
), die een aantal keren actief waren in
Centraal-Afrika
. Tijdens hun inzet als blauwhelm in
Rwanda
werden
10 Belgische paracommando's ontwapend en vermoord
in 1994.
Defensie bestaat uit volgende componenten:
- De
Marinecomponent
zet een vloot in bestaande uit twee fregatten, zes mijnenjagers, twee patrouillevaartuigen, een commando- en steunschip, een opleidingsschip en een schip voor oceanografisch onderzoek. De Marinecomponent voert wereldwijd opdrachten uit zoals ontmijning, patrouilles en humanitaire operaties. De Marinecomponent heeft een expertise in mijnenbestrijding.
- De
Luchtcomponent
(Luchtmacht) beschermt het nationaal grondgebied en dat van bondgenoten. Wereldwijd levert het inspanningen voor vredeshandhaving en levert stabiliteit door middel van militaire diplomatie. Hiervoor beschikt de Luchtcomponent over
F-16
- en
F-35
-gevechtsvliegtuigen, transportvliegtuigen (
Airbus
A400M),
Agusta A109
-helikopters, vier
NH-90
's van het type NFH (Nato-Frigate-Helicopter), vier NH-90's van het type TTH (Tactical-Transport-Helicopter) en drie
Aerospatiale Alouette III
helikopters.
- De
Landcomponent
(Landmacht) bestaat uit de Gemotoriseerde Brigade en het Special Operations Regiment. De Landcomponent beschikt onder meer over
pantserinfanterievoertuigen
van het type
Dingo
-II,
Pandur I
en
Mowag Piranha
's in verschillende uitvoeringen.
- De
Medische component
is actief bij de militaire operaties van Defensie in het buitenland en hulpacties binnen en buiten Belgie. De Medische component is gespecialiseerd in behandeling van
brandwonden
, vooral in het
Militair Hospitaal Koningin Astrid
in
Neder-Over-Heembeek
.
- Het
Cyber Command
, ingehuldigd op 19 oktober 2022, zal uiteindelijk worden uitgebouwd tot de Cyber Component. De component heeft een duale functie: beveiliging van onze militaire systemen en de kritieke Belgische cyberinfrastructuur. De component zal samenwerken met andere bedrijven.
[1]
[2]
Toen Belgie zich afsplitste van het
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
in 1830-31 werd er verwacht dat Belgie een rol kon opnemen als neutrale bufferstaat tussen de grootmachten
Frankrijk
, het
Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannie en Ierland
en
Pruisen
. Hierdoor zou de nood aan een duur permanent leger vermeden kunnen worden, zodat voornamelijk gesteund kon worden op een kleinere deeltijdse
militie
als de bestaande '
Burgerwacht
' (fr:
Garde Civique
). Al snel werd echter duidelijk dat Belgie behoefte zou hebben aan een regulier leger. De basis voor rekrutering was 'selectieve dienstplicht', waarbij vrijstellingen gekocht konden worden. Dit betekende in praktijk dat slechts een kwart van de jonge mannen effectief dienstplicht deed, waarvan het grootste deel bestond uit de armere lagen van de bevolking.
Als deel van het nationale beleid inzake neutraliteit, werd het Belgisch leger in de 19e eeuw ontplooid als een in essentie defensieve macht met
forten
aan de Nederlandse, Duitse en Franse grenzen. Door problemen met de rekrutering bleef het leger onder zijn bedoelde sterkte van 20 000 manschappen. In 1868 werd een strengere wetgeving goedgekeurd met betrekking tot de dienstplicht. Tijdens de
Frans-Duitse Oorlog in 1870
werd een algemene mobilisatie afgekondigd voor bijna een geheel jaar, waardoor grote problemen met training en structurele zwakheden opdoken. Een met de Staatsveiligheid geimproviseerde militaire inlichtingendienst, en de aanwezigheid van Belgische eenheden langs de landsgrenzen konden er echter voor zorgen dat het strijdgewoel nooit tot op het Belgisch territorium werd voortgezet.
[3]
Tot het einde van de jaren 1890 bleef het Belgisch leger afhankelijk van een systeem van selectieve dienstplicht, in een tijd waarbij de meeste Europese landen een universele dienstplicht hadden ingevoerd naar Pruisisch model. In Belgie werden rekruten geselecteerd door een loterijsysteem. Diegene die geselecteerd werden konden echter ontsnappen aan de dienstplicht door een vervanger te betalen.
[4]
Dit systeem bevoordeelde de gegoeden en werd in het buitenland afgedaan als inefficient en onpatriottisch. Voor de geselecteerden duurde de dienstplicht acht jaar, gevolgd door vijf jaar als reservist.
[5]
Het leger van de
Kerkelijke Staat
, dat gebaseerd was in Rome, bestond vanaf 1860 uit een
eenheid
van
bataljon
-grootte gekend als de
Tirailleurs Franco-Belges
(Franco-Belgische scherpschutters). De soldaten van deze eenheid werden gerekruteerd onder vrijwilligers van beide landen. In 1861 werd de eenheid omgevormd tot de
Pauselijke Zoeaven
. In 1871 vocht deze eenheid aan Franse zijde mee in de
Frans-Duitse Oorlog
.
[6]
In 1864 werd het
Corps Expeditionnaire Belge
(gekend als het
Belgisch Legioen
) opgericht voor operatie in
Mexico
. De bedoeling van deze 1500 man sterke eenheid was te dienen als
lijfwacht
van de Belgische
keizerin Charlotte
. Het bestond voornamelijk uit vrijwilligers uit het Belgisch leger. In Mexico maakte het Belgisch Legioen deel uit van de keizerlijke krijgsmacht, voor ze in maart 1867 terugkeerde naar Belgie en ontbonden werd.
[7]
In 1885 werd de
Force Publique
(Openbare Weermacht) opgericht om te dienen als militair garnizoen en politiemacht in
Belgisch-Congo
, toen direct in handen van koning
Leopold II
. Bij de start bestond deze eenheid uit diverse Europese huurlingen. Wanneer Congo in 1908 onder het bestuur van de Belgische staat kwam als kolonie werd de koloniale
Force
van Belgische officieren voorzien.
Begin 20e eeuw, vanwege het onbehagen door de herhaaldelijke crises tussen Duitsland en Frankrijk, werd het Belgisch leger een eerste maal op grote schaal hervormd. In 1909 werd het loteling-systeem afgeschaft en een generale staf ingevoerd. Die laatste had de handen vol met de Tweede Marokkaanse Crisis over Agadir in 1911.
[8]
In 1913 werd een verplichte en universele dienstplicht ingesteld in Belgie. Hierdoor groeide de krijgsmacht tot 33000 militairen (in vredestijd), die via een algemene mobilisatie kon opgetrokken worden tot 120500 man. In 1834 werd de Koninklijke Militaire Academie opgericht, gevolgd door de oprichting van een
Ecole d'Application
en een
Ecole de Guerre
voor de training van de militaire staf. Een van de innovaties waarin het Belgisch leger pionierde was de training van een korps van gespecialiseerde officieren die de financiele zaken, de personeelszaken en de algemene administratie verzorgde. Wanneer het leger sterk uitbreidde in 1913 ontstond er echter al snel een tekort aan getrainde stafofficieren.
[9]
Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog bestond het Belgische Leger uit 19
infanterie
regimenten
(linie, jagers te voet en regiment carabiniers-grenadiers), 10
cavalerieregimenten
(gidsen, lanciers en jagers te paard) en 8 artillerie-eenheden (bereden, veld- en vestingsartillerie). Ondersteunde troepen bestonden uit
ingenieurs
,
gendarmerie
, vestingstroepen, treinwachters en burgerwachten. De zeven divisies van het veldleger moesten een mobiele krijgsmacht vormen terwijl de 65 000 vestingstroepen een
garnizoen
vormden voor de belangrijke
forten
rond
Antwerpen
,
Luik
en
Namen
. Deze vestingen werden vanaf 1859 in verschillende fasen gebouwd. In 1914 waren echter niet alle forten afgewerkt. Ondanks dat deze forten goed ontworpen waren naar negentiende-eeuwse standaarden, bleken deze echter voorbijgestreefd door ontwikkeling van zware
houwitsers
.
[10]
Toen de Eerste Wereldoorlog in augustus 1914 uitbrak zat het Belgisch leger midden in een herstructurering. Hierdoor, en door de snelle bezetting van Belgie werd slechts twintig procent van de mannen gemobiliseerd en geincorporeerd in de krijgsmacht. Uiteindelijk ging het om 350 000 man, al nam een derde van dit aantal niet direct deel aan de gevechten.
Belgie werd bij verrassing binnengevallen door het
Keizerlijke Duitse Leger
dat ongeveer 600 000 man sterk was. Het kleine, slecht uitgeruste Belgische leger bestaande uit 117 000 man kon de Duitse aanval echter voor tien dagen voor Luik vasthouden. Het Belgische leger vocht tussen de forten in en met ondersteuning van deze forten. Deze strategie steunde op het napoleontische concept van een voorhoede die een deel van de vijandige troepen afsnijdt van het gros van het vijandige korps.
[11]
De Franse autoriteiten en het Franse publiek waren verheugd over deze Belgische weerstand, die de Duitsers niet verwacht hadden. De Belgen konden de Duitsers effectief vertragen zodat de Franse legers de Duitse aanvallen bij de
Eerste Slag om de Marne
konden weerstaan.
Na de
Slag der Zilveren Helmen
, waar de Duitse cavalerie en ondersteunende infanterie verslagen werd, door enkele Belgische divisies, houdt het Belgische leger de Duitse troepen vast bij de
Stelling van Antwerpen
. Na twee maand van gevechten trekt het Belgische leger zich terug achter de
IJzer
. De beslissende
Slag om de IJzer
werd uiteindelijk gewonnen met hulp van de Fransen en de Engelsen, hierbij steunend op
inundaties
door de Belgische
genie
.
Vier jaar lang bewaakte het Belgische leger, onder leiding van
Koning Albert I
, de linkervleugel van het geallieerde front tussen
Nieuwpoort
en
Ieper
. De Belgen krijgen hulp van de
Triple Entente
, maar zullen niet deelnemen aan de grote geallieerde offensieven, die volgens de koning te duur waren (financieel en qua mankracht). In 1916 werd een aantal Belgische
gepantserde wagens
verplaatst van het IJzerfront naar Rusland om het Russische Keizerrijk bij te staan.
[12]
In Afrika hielp een Belgische koloniale
compagnie
bij de bezetting van de Duitse kolonie
Togoland
. De Congolese
Force Publique
speelde een grote rol in de Oost-Afrikaanse veldtocht tegen de Duitse troepen in
Duits Oost-Afrika
, waarbij meer dan 12 000
askari
's vochten onder leiding van Belgische officieren bij het geallieerde offensief in februari 1916.
[13]
De grootste bijdrage in Afrika was de verovering van
Tabora
in september 1916, door troepen onder leiding van generaal
Charles Tombeur
.
Na vier oorlogsjaren in Belgie, bestond het Belgische leger in 26 mei 1918 uit 166 000 man, van wie 141 974 actief in gevechten. Het leger bestond uit twaalf infanteriedivisies en een cavaleriedivisie. Het leger beschikte over 129 vliegtuigen. Vanaf september nam het Belgische leger deel aan het geallieerde offensief, tot de overwinning op 11 november 1918.
Na de wapenstilstand met Duitsland in 1918, wilde de Belgische regering de defensieve strategie uit 1914 voortzetten. Er werd weinig ingezet op het verwerven van
tanks
en vliegtuigen voor het leger, maar er werd wel fors geinvesteerd in de verdediging van de forten van
Luik
en
Antwerpen
. Dit gebeurde ondanks het feit dat tijdens de Eerste Wereldoorlog de forten weinig effectief waren gebleken hoewel ze sterk ondersteund werden door artillerie en infanterie. Tanks werden aldus toegevoegd aan infanterie-eenheden om zo een homogeen lineair defensief front te vormen. In de Duitse legers van de jaren 30 werden echter specifieke tankeenheden opgericht. Tijdens het interbellum gebruikt het Belgisch leger het
vliegveld van Haren
, dat tijdens de Eerste Wereldoorlog door de Duitse bezetter was gebouwd.
De grootte van het Belgisch leger werd na de Eerste Wereldoorlog beperkt van twaalf divisies in 1923 tot slechts vier divisies in 1926. Het leger bestond bijna uitsluitend uit
dienstplichtigen
die slechts dertien maanden dienden vooraleer naar de reserves te gaan.
[14]
Tot 1936 bleef Belgie geallieerd met de
Derde Franse Republiek
en het
Verenigd Koninkrijk
, daarna werd Belgie opnieuw neutraal. Dit ondanks het feit dat
Adolf Hitler
drie jaar eerder de macht greep in Duitsland en de herbezetting van het Rijnland door Duitsland op zaterdag 7 maart 1936 (in strijd met het
Verdrag van Locarno
).
Het Belgisch leger krijgt pas een idee van de sterkte van het nieuwe Duitse leger, de
Wehrmacht
, bij de invasie van Polen op 1 september 1939. Koning
Leopold III
kondigde de algemene mobilisatie af waarbij 650 000 Belgen werden gemobiliseerd.
Politieke besluitvorming over de inzet van strijdkrachten
[
bewerken
|
brontekst bewerken
]
De beslissing om het Belgisch leger in te zetten, ligt volledig bij de
uitvoerende macht
, zij het dat enige onduidelijkheid bestaat of het nu de koning, de regering of de minister van Landsverdediging is. Het federaal parlement speelt slechts een indirecte rol, voornamelijk via de begroting en het legercontingent. Internationale gremia kunnen dan weer aanzienlijke invloed uitoefenen op de besluitvorming.
Volgens de
Grondwet
wordt de staat van oorlog vastgesteld door de koning (art. 167). Deze bevoegdheid, eminent bevel genoemd, is geevolueerd van een persoonlijk koninklijk prerogatief, dat volgens de rechtsleer weliswaar
ministeriele dekking
behoefde, naar een beslissing die namens de koning wordt genomen door de federale regering en die in haar essentie niet delegeerbaar is.
[15]
De formulering, ingevoerd in 1993, laat geen ruimte meer voor de interpretatie dat Belgie een
aanvalsoorlog
kan verklaren, wat sinds het
Briand-Kelloggpact
van 1928 strijdig zou zijn met de internationaalrechtelijke verbintenissen van het land (en ook al in de periode van
1839
tot
1919
wegens de opgelegde
neutraliteit
). Aangenomen wordt dat het uitroepen van de oorlogsstaat een declaratieve bevestiging is van een feitelijke toestand (er zijn vijandelijkheden tegen Belgie aan de gang) en dat dit te onderscheiden is van de
juridische staat van oorlog
, die een
uitzonderingsregime
instelt overeenkomstig de
Besluitwet
van 1916.
[16]
Behalve het feit dat de grondwettigheid van deze noodtoestand wordt betwist, is het ook niet duidelijk of een koninklijk vastgestelde staat van oorlog vereist is om de juridische staat van oorlog te kunnen afkondigen. Historisch is het leger twee keer op oorlogsvoet gebracht, namelijk tijdens de wereldoorlogen.
Militaire operaties in het buitenland worden over het algemeen gevoerd in internationaal verband. De
Veiligheidsraad
van de
Verenigde Naties
kan lidstaten verplichten tot militaire interventie, en ook binnen de
EU
, de
NAVO
en de
OVSE
kunnen beslissingen worden genomen die Belgie verregaand engageren. Formeel-grondwettelijk blijft alleen de regering bevoegd voor de eindbeslissing, maar in de praktijk zal de positie ingenomen door de Belgische vertegenwoordiger doorslaggevend zijn.
Het eminent bevel omvat voorts de bevoegdheid om strijdkrachten in te zetten voor het handhaven van de interne openbare orde, wat evenwel niet onder de staat van oorlog uit art. 167 Grondwet valt. Het gebeurde in de 19e en 20e eeuw herhaaldelijk om sociaal protest neer te slaan (bv. in 1931, 1950, 1960, 1966). Volgens een koninklijk besluit van 1994 kunnen zowel de regering als de minister van Landsverdediging beslissen over een dergelijke inzet.
[17]
De
Raad van State
acht een bevoegdheidsdelegatie aan de minister ongrondwettig, wat echter niet heeft verhinderd dat de defensieminister in 2003 op zijn beurt de minister van Binnenlandse Zaken heeft toegelaten om het leger te vorderen voor politionele en veiligheidstaken.
[18]
Ook burgemeesters en gouverneurs kunnen de krijgsmacht vorderen.
[19]
De volgende tabel bevat basisgegevens:
Militaire arbeidskrachten - militaire leeftijd:
|
18 jaar oud (2010)
|
Militaire arbeidskrachten - beschikbaarheid:
|
mannen 18-49: 2.436.736 (2010/2005)
vrouwen 18-49: 2.369.463 (2010/2005)
|
Militaire arbeidskrachten - klaar voor legerdienst:
|
mannen 18-49: 1.998.003 (2010/2005)
vrouwen 18-49: 1.940.918 (2010/2005)
|
Militaire arbeidskrachten die jaarlijks militaire leeftijd bereiken:
|
mannen: 64.263 (2005)
vrouwen 61.402 (2005)
|
Militaire uitgaven:
|
€ 4,202 miljard (FY2018)
[20]
|
Militaire uitgaven -
percentage
van het
bbp
:
|
0,93 (FY2018)
[20]
|
- Roland Van Onsem (red.),
Geschiedenis van het Belgische leger van 1830 tot heden
, vol. I,
Van 1830 tot 1919
, 1982 - vol. II,
Van 1920 tot heden
, 1988
- Guy Derie en John Pacco,
Les Soldats de Leopold ler et Leopold II
, 1985, 142 p.
- Mario Draper,
The Belgian Army and Society from Independence to the Great War
, 2018,
ISBN 3319703862
Bronnen, noten en/of referenties
- ↑
https://twitter.com/dedonderludivin/status/1582727741597634560
.
Twitter
. Geraadpleegd op
19 oktober 2022
.
- ↑
DEFENSIE Uw toekomst. Onze missie.
.
Defensie
.
Gearchiveerd
op
19 oktober 2022
. Geraadpleegd op
19 oktober 2022
.
- ↑
Kenneth Lasoen, 'Les secrets du departement de la guerre. Militaire inlichtingen 1830-1914' in M. Cools, P. Leroy, R. Libert, V. Pashley, D. Stans, E. Testelmans and K. Van Acker (eds.), "1915-2015: Het verhaal van de Belgische militaire inlichtingen- en veiligheidsdienst" (Antwerpen: Maklu 2015), p. 100-102; Geoffrey Wawro, "The Franco-Prussian War. The German Conquest of France in 1870-1871" (Cambridge: Cambridge University Press 2003
- ↑
Fedor von Koppen, page 71 "The Armies of Europe",
ISBN 978-1-78331-175-0
- ↑
British War Office, pages 2-3 "Handbook of the Belgian Army",
ISBN 978-1-78331-094-4
- ↑
Guy Derie, page 130 "Les Soldats de Leopold Ier et Leopold II",D 1986/0197/03 Bruxelles
- ↑
Guy Derie, page 124 "Les Soldats de Leopold Ier et Leopold II", D 1986/0197/03 Bruxelles
- ↑
Kenneth Lasoen, pp. 111-113 'Les secrets du departement de la guerre
- ↑
R. Pawly & P. Lierneux, page 4 "The Belgian Army in World War I,
ISBN 978 1 84603 448 0
- ↑
Courcelle, R. Pawly & P. Lierneux ; illustrated by P.
(2009).
The Belgian Army in World War I
. Osprey, Oxford,
4
?6.
ISBN 9781846038938
.
- ↑
Carl Pepin
,
the invasion of Belgium
.
First World War (1902?1932)
.
Gearchiveerd
op
24 september 2015
. Geraadpleegd op
26 april 2014
.
- ↑
Belgian Armored Cars in Russia
.
Gearchiveerd
op
19 mei 2011
. Geraadpleegd op 17 February 2011.
- ↑
Peter Abbott, pages 19-21 "Armies in East Africa 1914-18",
ISBN 1 84176 489 2
- ↑
John Keegan, page 56 "World Armies",
ISBN 0 333 17236 1
- ↑
De ministeriele dekking was lang betwist maar wordt sinds 1949 algemeen aanvaard.
- ↑
Besluitwet van 11 oktober 1916 betreffende de staat van oorlog en de staat van beleg
- ↑
Koninklijk besluit van 6 juli 1994 houdende bepaling van de vormen van operationele inzet, hulpverlening en militaire bijstand, en van de voorbereidingsactiviteiten met het oog op de aanwending van de krijgsmacht
.
Gearchiveerd
op 24 november 2022.
- ↑
Protocolakkoord van 31 januari 2003 betreffende de bijstand van Landsverdediging aan geintegreerde politiediensten
- ↑
Artikel 43 van de Wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geintegreerde politie
- ↑
a
b
https://www.nato.int/nato_static_fl2014/assets/pdf/pdf_2018_07/20180709_180710-pr2018-91-en.pdf