Algemeen kiesrecht
of
algemeen stemrecht
is het systeem waarbij iedere burger
kies-
of stemrecht mag uitoefenen. De meeste Europese landen hebben een systeem waarbij het stemrecht slechts toegekend wordt aan personen boven een bepaalde arbitraire leeftijdsgrens. Algemeen kiesrecht staat in contrast met
censuskiesrecht
, waarbij iemands vermogen bepaalt of deze persoon mag stemmen. In sommige kringen wordt ervoor gepleit om ook het
kinderstemrecht
in te voeren.
Algemeen kiesrecht is een vrij recent verschijnsel dat in de meeste westerse landen pas begin twintigste eeuw werd ingevoerd. Het eerste land ter wereld met algemeen kiesrecht was het
prinsbisdom Luik
in 1792, tijdens de
Luikse Revolutie
; het eerste nu nog bestaande land was
Nieuw-Zeeland
in 1893.
Eerst was er het systeem van
censuskiesrecht
, wat wil zeggen dat alleen mensen met voldoende belastbaar inkomen mochten stemmen. In 1887 stelde het zogenaamde "
caoutchouc-artikel
" de eisen van het bezit van "kenteekenen van geschiktheid en maatschappelijke welstand". Doordat deze voorwaarden niet verder werden ingevuld kregen uiteindelijk vrijwel alle volwassen mannen die konden lezen en schrijven en niet van de
armenzorg
afhankelijk waren het kiesrecht.
Het liberale extraparlementaire
kabinet-Cort van der Linden
loodste Nederland met behoud van zijn
neutraliteit
tussen de oorlogvoerende buurlanden door de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) en bracht de belangrijke Grondwetsherziening van 1917 tot stand. Het kiesrecht voor alle mannen werd in
Nederland
ingevoerd op 12 december 1917, de proclamatie werd gedaan door M. van Reenen, de
gemeentesecretaris
, en vond plaats op het bordes van het
oude stadhuis
aan de Groenmarkt in
Den Haag
. Ook werd er gesproken door
Herman van Karnebeek
, de burgemeester, en onverwacht ook door
P.J. Troelstra
.
In het laatste jaar van de Eerste Wereldoorlog regeerde het centrumrechtse kabinet Ruijs de Beerenbrouck. Door de omwenteling in Duitsland en onrust in het leger ontstond in november 1918 een revolutionaire situatie. Troelstra riep de arbeiders op tot een omwenteling. Al deze problemen loste het kabinet grotendeels op en na de halfbakken revolutiepoging die bekend zou worden als "de (mislukte)
revolutie
" of "de
Vergissing van Troelstra
" werden versneld hervormingen doorgevoerd zoals de achturige werkdag en het vrouwenkiesrecht. Tegelijk werd ook het systeem van
evenredige vertegenwoordiging
ingevoerd. Hiervan kon voor het eerst gebruikgemaakt worden in 1918. Hoewel gesteld kon worden dat dit een
vreedzame
overgang betrof naar een meer democratisch staatsbestel, was er destijds toch een gewelddadig treffen bij een daadwerkelijke opstand, namelijk bij de snel in de kiem gespoorde
Harskamprellen
van
muitende
soldaten op de
Legerplaats Harskamp
op 25-28 oktober 1918.
Tegelijkertijd met de invoering van het onvoorwaardelijk stemrecht voor mannen kwam er het passief
vrouwenkiesrecht
. Dit wil zeggen dat vrouwen wel gekozen konden worden, maar zelf niet mochten stemmen.
Suze Groeneweg
werd in 1918 namens de
SDAP
de eerste vrouw in de
Tweede Kamer
. Op dezelfde dag waarop zij als Kamerlid werd geinstalleerd, 27 september 1918, diende de vrijzinnig-democraat
Marchant
een initiatief-wetsvoorstel in om ook het actief kiesrecht van vrouwen te erkennen. Dat wetsvoorstel werd op 9 mei 1919 door de Tweede Kamer aangenomen met 64 tegen 10 stemmen en op 10 juli 1919 door de Eerste Kamer met 34 tegen 5 stemmen. De wet-Marchant trad in werking op 28 september 1919
[1]
. Pas vanaf deze datum heeft Nederland dus het algemeen kiesrecht (m/v). Daarna zou het nog enige jaren duren voordat alle vertegenwoordigende lichamen op basis van algemeen kiesrecht waren samengesteld; bij de Tweede Kamer werd dat het geval na de Kamerverkiezingen van 1922.
In 1946 ging de minimum leeftijd voor het actief kiesrecht van 25 naar 23 jaar en in 1965 van 23 naar 21 jaar. In 1972 werd de leeftijd verder verlaagd naar 18 jaar. Ook de leeftijd waarop het passief kiesrecht verkregen werd, ging omlaag, maar pas in 1983. Toen konden ook niet-Nederlanders die langer dan vijf jaar in Nederland legaal verbleven in de gemeenteraad worden gekozen.
Intussen kan iemand voor de 18-jarige leeftijd gekozen worden, indien de persoon in kwestie in de betreffende termijn 18 jaar wordt.
Bronnen, noten en/of referenties
- ↑
Deze datum werd pas uitgerekend in de
Trouw
van 19 september 2018. De Wet van 9 augustus 1919 werd gepubliceerd in Staatsblad 536 van 8 september 1919, maar noemde geen inwerkingtredingsdatum. In zo’n geval golden tot 1988 de artikelen 1 en 2 van de Wet Algemeene Bepalingen: de twintigste dag na die van het Staatsblad.
|