Een
schaapherder
(ook:
scheper
) is iemand die een
kudde schapen
hoedt, vaak met behulp van een of meerdere
Bordercollies
om de kudde te leiden.
Het hoeden van
schapen
was van oorsprong een rendabele manier om van de verder onbruikbare
woeste gronden
te profiteren. De kudde bevatte vroeger dieren van verschillende eigenaren. De kuddes verbleven 's nachts in een als
potstal
uitgevoerde
schaapskooi
. Zo verzamelde men de kostbare mest die na verloop van tijd werd verspreid over de
essen
.
De tegenwoordige kuddes zijn bedoeld om
heidevelden
of andere vegetatie, zoals de
bloemdijken van Zuid-Beveland
te beheren. Rendabel is het op deze wijze houden van schapen niet meer, de herder is tegenwoordig vaak in dienst van een instelling voor
landschapsbeheer
.
Een unicum in Nederland doet zich voor bij Ede. Daar hebben als enige in Nederland twee broers de leiding over twee schaapskuddes. De ene herder loopt met zijn kudde aan de noordkant van de Verlengde Arnhemseweg [N224] op de
Eder Heide
. Zijn broer loopt aan de zuidkant, op de
Ginkelse Heide
.
Naast gesubsidieerde schaapskuddes kent Nederland ook nog commerciele schepers. Deze schaapherders verhuren zich met kudde periodiek aan verschillende opdrachtgevers voor het begrazen van
natuurgebieden
,
dijken
of bijvoorbeeld
militaire oefenterreinen
.
In Nederland zijn schaapherders met kuddes te vinden op:
Op verschillende plaatsen in Belgie waren er doorheen de geschiedenis herders actief. De
Zwinstreek
en het
Pajottenland
en
Zennevallei
waren bekende streken voor schapenteelt.
De oudste indicaties van schapenteelt in de Zwinstreek gaan terug tot de Romeinse tijd. De kustzone was een
moerasgebied
met veel dood plantmateriaal en een
zoetwatersysteem
, het zogenaamde
veenlandschap
.
[1]
Door de invloed van eb en vloed ontstond er een soort wadgebied met slikken en
schorren
. Schapen zijn zowat de enige zoogdieren die de vegetatie lusten die in dit gebied voorkomen. Vanaf de 10de eeuw richtten vermogende
landbouwers
in de streek grote pachtboerderijen op. Deze boeren nemen herders in dienst die de zorg van de schapen op zich nemen. De wolproductie van de grootschalige schapenboerderijen ligt mee aan de basis van de bloeiende lakenhandel in
Brugge
,
Gent
en
Ieper
in de
middeleeuwen
.
Van ca. 1600 tot ca. 1850 speelden schapen een voorname rol in de kleinschalige landbouw die zo typisch was voor Vlaanderen. Bijna twee derde van de landbouwbedrijven was kleiner dan een hectare.
[2]
Samen met
geiten
worden schapen wel eens de ‘koeien van de werkman’ genoemd. Schapen leveren liefst vijf verschillende ‘producten’:
wol
,
mest
,
melk
,
vlees
en
huid
. Daarom werden de dieren uitermate geapprecieerd. Vanaf het midden van de 19de eeuw waren herders met hun schaapskuddes steeds minder in het Zwinlandschap te zien. Er was een te grote buitenlandse concurrentie in de wolsector. Vanaf deze periode namen de boeren voor het hoeden van de schaapskudden steeds meer vaklui in dienst. Vaak waren die afkomstig uit
Belgisch
of
Nederlands Limburg
. Die herders kregen in de Zwinpolders omwille van hun vreemde tongval de benaming ‘Duitse’ schapers.
Aan het begin van de twintigste eeuw was het aantal schapen en herders reeds fel geslonken. Door de geringe verloning en moeilijke werkomstandigheden werd het werk van herder steeds minder aantrekkelijk. Na de
Tweede Wereldoorlog
verdween het beroep bijna volledig in de Zwinstreek. Hoofdreden was dat onze gebieden niet meer konden concurreren tegen de massale import van hoogkwalitatieve en goedkope buitenlandse wol (bijvoorbeeld uit
Australie
). Sinds de laatste eeuwwisseling wint de teelt en het hoeden van schapen echter terug aan populariteit in de Zwinregio. Ecologische motieven spelen een rol. Onder meer voor het onderhoud van een hellende dijk is veel eenvoudiger (en minder vervuilend) door middel van schapen dan met een maaimachine.
Ook in het Pajottenland waren herders actief. De Schapenbaan in
Ternat
, Scheepersstraat in
Lennik
, Schaapschuurlos in
Affligem
, Zwartschaapstraat in
Gooik
… zijn
toponiemen
die stuk voor stuk verwijzen naar de lange traditie van de schaapherders in het Pajottenland en de Zennevallei. Ook in deze regio zijn sinds het begin van de 21ste eeuw terug enkele schaapherders actief. De initiatieven passen in de hernieuwde interesse voor
ecologisch natuurbeheer
,
duurzaamheid
,
biodiversiteit
en het Brusselse stadslandbouwbeleid.
- ↑
Zwaenepoel, A.
,
Vandamme, D.
(2016).
Herders, schapen en natuurbeheer in de Zwinstreek
. WVI.
- ↑
Demasure, B.
(2020).
Een uniek stukje herderserfgoed in de Zwinstreek: de kavane
.
Rond de Poldertorens
62: 48-67