James Stratton Holmes
(
Collins
,
Iowa
,
2 mei
1924
?
Amsterdam
,
6 november
1986
) was een in de
Verenigde Staten
geboren
dichter
,
vertaler
en vertaalwetenschapper, die het overgrote deel van zijn volwassen leven in Nederland woonachtig was. Hij publiceerde behalve als
James S. Holmes
ook onder de
pseudoniemen
Jim Holmes
en
Jacob Lowland
. Holmes was in 1956 de eerste niet-Nederlander aan wie de prestigieuze
Martinus Nijhoff-prijs
, de voornaamste Nederlandse
onderscheiding
op het gebied van literaire
vertalingen
, werd toegekend.
Holmes, jongste telg uit een gezin met drie oudere broers, werd geboren en getogen op een kleine Amerikaanse boerderij in het hart van de staat
Iowa
.
Na het doorlopen van de middelbare school studeerde hij vanaf 1941 aan het
Quaker College
in
Oskaloosa
,
Iowa
. Na twee jaren van studie volgde een twee jaar durende stage als leraar op een middelbare school in
Barnesville
,
Ohio
. Omdat Holmes principieel weigerde dienst te nemen in het Amerikaanse leger en ook niet tot vervangende dienstplicht bereid bleek, belandde hij voor zes maanden in de gevangenis. Na zijn straf te hebben uitgezeten, keerde hij terug naar zijn studie: eerst aan het
William Penn College
en vervolgens aan het
Haverford College
in
Pennsylvania
.
In 1948, na het behalen van mastergraad in zowel Engels als geschiedenis zette hij zijn studie voort aan de
Brown University
in
Providence
,
Rhode Island
, een zogenaamde
Ivy League
School, waar hij een jaar lang voor zijn doctorsgraad studeerde. Inmiddels had hij zijn eerste gedichten gepubliceerd en hier en daar wat redactioneel werk verricht. Het duurde vervolgens niet lang meer voor de poezie uitgroeide tot zijn grote liefde.
In 1949 onderbrak hij zijn studie om als zogenaamde
Fulbright
exchange teacher
een jaar lang les te gaan geven in Nederland, aan de in het
Kasteel Eerde
, bij
Ommen
, gevestigde Quaker-school. Na afloop van dat jaar bleef hij nog wat in Nederland hangen. Toen hij daarbij in de loop van 1950 tegen
Hans van Marle
(1922-2001) opliep, nam de loop van zijn leven een beslissende wending. Deze relatie zou uiteindelijk snel uitgroeien tot de liefde van zijn leven, en maakte bovendien dat hij niet zou terugkeren naar de Verenigde Staten, maar in plaats daarvan besloot zich voorgoed in Amsterdam te vestigen. De eerstvolgende twee jaar volgde James Holmes colleges Nederlands bij
Nico Donkersloot
aan de
Universiteit van Amsterdam
en in 1951 verschenen de eerste poezievertalingen van zijn hand.
Inmiddels had hij ook kennisgemaakt met de jonge schrijver
Gerard Reve
, die in die tijd het Nederlandse literaire klimaat als steeds beklemmender ervoer, en daarom nog slechts in het Engels wilde schrijven. Holmes hielp hem hierbij, en samen met Van Marle werkten ze tevens aan een Engelse vertaling van Reves in 1946 verschenen novelle
De ondergang van de familie Boslowits
. Tijdens die samenwerking werd Reve, die op dat moment nog getrouwd was met
Hanny Michaelis
, hopeloos verliefd op Holmes, die hij zijn 'Zwarte Prins' noemde. Ze kregen een seksuele relatie, maar voor Holmes was het ook niet meer dan dat, en hij kon de soms zeer opdringerige liefde van Reve dan ook niet beantwoorden.
Van Marle was en bleef zijn grote liefde, ook al hadden ze voor een
open relatie
gekozen.
[1]
Jaren later, tijdens een interview in 1985, verklaarde Holmes over deze periode:
Ik denk dat ik in die tijd net iets verder was dan Gerard. Hij kon er alleen met mij over praten. Hij was er nog erg mee bezig, durfde er nog niet zo voor uit te komen. Destijds zei je dat soort dingen ook nog niet zo openlijk tegen je vrienden.
Dat gebrek aan openheid remde hem zelf ook, vooral in zijn eigen dichtwerk, omdat hij in die tijd nog niet onomwonden over zijn homoseksuele gevoelens durfde te schrijven. Eerst in de jaren zeventig voelde hij zich vrij genoeg om het dichten weer serieus op te pakken, en zijn ruige, onverbloemde 'homopoezie' te publiceren.
[2]
Het vertalen van poezie werd begin jaren vijftig intussen zijn hoofdbezigheid, en tot aan zijn benoeming als hoofdmedewerker op het Instituut voor Algemene Literatuurwetenschap van de Universiteit van Amsterdam voorzag hij in zijn levensonderhoud met vertalen. Naast gedichten vertaalde hij, samen met Hans van Marle, publicaties over Indonesie en Indonesische poezie in het Engels. Zijn reputatie als vertaler groeide snel en in 1956 werd hem als eerste buitenlander de
Martinus Nijhoff-prijs
toegekend voor zijn vertalingen in het Engels. Nadat in 1958 het legendarische Engelstalige tijdschrift
Delta
was opgericht, dat geheel aan Nederlandse en Vlaamse cultuur gewijd was, werd James Holmes poezie-redacteur en vertaalde hij met grote regelmaat moderne Nederlandse poezie voor dit blad. Het waren de jaren waarin Holmes zich met name zou vastbijten in de poezie van de
Vijftigers
en de na-Vijftigers; voor een vertaler nu niet bepaald de gemakkelijkste poezie die men zich kan bedenken.
Toen de faculteit
Algemene Literatuurwetenschap
van de
Universiteit van Amsterdam
in 1964 besloot tot de vorming van een afdeling theoretische vertaalwetenschap nodigde men Holmes daarbij uit voor een baan als
wetenschappelijk hoofdmedewerker
; een uitnodiging die hij enthousiast aanvaardde. Hij bezat immers niet alleen de noodzakelijke wetenschappelijke achtergrond, maar had inmiddels, behalve veel praktische ervaring ook een ruime theoretische kennis op dit terrein opgedaan. Zodoende was hij als geen ander in staat tot het opstellen van leerprogramma's voor het Instituut voor de Opleiding tot Vertaler en Tolk, dat later als
Instituut voor Vertaalwetenschap
in de Universiteit van Amsterdam werd geintegreerd. Zo werd de
vertaalwetenschap
, mede door Holmes' toedoen een volwaardige
afstudeerrichting
en heeft hij in dat kader complete generaties vertalers van een gedegen theoretische ondergrond kunnen voorzien. Over de theorie van het vertalen schreef hij diverse gezaghebbende artikelen die internationale bekendheid verwierven en die men ook thans nog regelmatig aantreft in de bronvermeldingen van menig buitenlandse studie op dit gebied.
Nobelprijswinnaars roemden vertaling van Nijhoffs Awater
[
bewerken
|
brontekst bewerken
]
Een van Holmes' knapste prestaties was wel zijn vertaling van Martinus Nijhoffs lange gedicht
Awater
, een werk dat ook in het buitenland niet onopgemerkt zou blijven. Zowel de dichter als zijn vertaler oogstten roem, en zelfs twee
Nobelprijswinnaars
,
T.S. Eliot
en
Joseph Brodsky
voelden zich na lezing ervan genoopt in het openbaar te reageren: volgens Eliot zou Nijhoff wereldberoemd zijn geweest als hij niet in het Nederlands maar in het Engels geschreven had, terwijl Brodsky zonder omhaal liet weten dat
Awater
tot de beste gedichten behoorde die hij ooit gelezen had.
Columbia University stelt James S. Holmes Award in
[
bewerken
|
brontekst bewerken
]
Er volgden vertalingen van tientallen Nederlandse en Vlaamse dichters en in 1984 werd Holmes, opnieuw als eerste buitenlander, bekroond met de Vertaalprijs van de Vlaamse Gemeenschap.
Het hoogtepunt van zijn poezievertalingen uit het Nederlands was zonder twijfel het ponderabele
Dutch Interior
, de lijvige bundel naoorlogse poezie, die in 1984 in
New York
werd uitgegeven door de Columbia University Press. Holmes was niet alleen een van de belangrijke samenstellers van dit standaardwerk, maar tekende bovendien voor een groot aantal van de erin opgenomen vertalingen.
Zijn niet te overschatten verdienste als bezorger van Nederlandse poezie in het Engelse taalgebied kon niet treffender worden bekroond dan zoals het Translation Center van de
Columbia University
dat deed toen het zijn naam verbond aan een nieuwe prijs voor vertalingen uit het Nederlands: de James S.Holmes Award.
Verenigingen, besturen, commissies, redacties
[
bewerken
|
brontekst bewerken
]
Holmes raakte gaandeweg uitzonderlijk goed ingeburgerd in Nederland, niet alleen door de grote en gevarieerde kennissenkring die zich vormde rond zijn werk als dichter en vertaler, maar vooral ook door de uitgebreide vriendenkring die hij om zich heen wist te verzamelen in de
hoofdstedelijke
gay scene
; ondanks zijn Amerikaanse accent en de zonden die hij tot het einde toe bleef begaan tegen het correcte gebruik van de Nederlandse
lidwoorden
, was er gaandeweg praktisch niemand die hem nog als een buitenlander beschouwde, dan wel behandelde.
Hij nam dan ook probleemloos zitting in uiteenlopende besturen en commissies, trad zelfs toe tot de redactie van het Nederlands-Vlaamse jongerentijdschrift
Gard Sivik
en werkte mee aan literaire tijdschriften als
Litterair Paspoort
,
De Gids
,
De Nieuwe Stem
,
Maatstaf
en
De Revisor
.
Hij was niet alleen actief lid van de Nederlandse en Internationale
PEN
, de
Vereniging van Letterkundigen
, de
Maatschappij der Nederlandse Letterkunde
en de Nationale
Unesco
Commissie, maar hij was bovendien bestuurslid van de Stichting ter Bevordering van de Vertaling van Nederlands Letterkundig Werk in het Buitenland, het Nederlands Genootschap van Vertalers en de organisatie Schrijvers, School, Samenleving. Verder was hij erelid van de
Vereniging van Vlaamse Letterkundigen
.
In 1967 organiseerde Holmes in het Amsterdamse
Concertgebouw
de manifestatie "Poetry for Now". Bij die gelegenheid werden duizenden stickers met vertaalde gedichten overal in de stad geplakt; vele daarvan kon men jaren later her en der nog goed leesbaar aantreffen in bushokjes en portieken, op lantaarnpalen, hekken, slagbomen en ander straatmeubilair.
In de
jaren 70
startte Holmes een workshop poezievertalen, waaraan door veel studenten van uiteenlopende studierichtingen werd deelgenomen. Sommigen van hen hebben later zelf naam gemaakt als professioneel vertaler van poezie. Op 4 november 1983 organiseerde hij in het theatertje boven de Amsterdamse leerbar
Spijker
een symposium over homoseksualiteit in de literatuur onder de naam
Vriendjespoetiek
.
[3]
Tijdens poeziemanifestaties, zoals
Poetry International
in
Rotterdam
en
One World Poetry
in Amsterdam was Holmes steevast van de partij, nu eens poezie reciterend, dan weer als leider en organisator van vertaalseminars, maar altijd actief, nooit "slechts op bezoek". Als hij de kans kreeg, organiseerde hij ook lezingen met (vertaalde) Nederlandse poezie in het buitenland, tot en met de
Washingtonse
Library of Congress
aan toe.
In 1984, ten slotte, verzorgde hij in het kader van One World Poetry een avond "Poetry Gone Gay". Daar las hij geestdriftig voor uit zijn eigen
homo-erotische
gedichten. Dat hij niet slechts de kans kreeg om ook die kant van zichzelf aan het publiek te tonen, maar dat hij er bovendien erkenning en bijval mee wist te oogsten, ervoer hij als een belangrijke bevrijding.
Holmes hield ervan zijn seksuele geaardheid uitbundig tentoon te spreiden. Niet alleen in zijn gedichten, maar vooral ook in zijn zorgvuldig gekozen kleding en bijbehorende attributen. Zo vormde hij zichzelf, zeker in de laatste jaren van zijn leven, bewust tot de icoon van de foto bij dit artikel: oudere man, kort, praktisch spierwit haar, leren jasje, jeans met spijkerriem, spijkerarmband,
roze driehoek
op de revers, zware sleutelbos, en de hoek van een
rode zakdoek
die achteloos uit een kontzak wappert. Diezelfde seksuele bevrijding zou evenwel de oorzaak worden van zijn vroegtijdig overlijden ten gevolge van
aids
. Hij kende de gevaren van zijn uitbundige levensstijl, maar het was zijn verklaarde en bewuste keuze geweest zich daaraan niets gelegen te laten liggen.
Bij zijn druk bezochte uitvaart las zijn levensgezel Hans van Marle, zijn grote liefde die er de oorzaak van was geweest, dat hij in 1950 besloten had voorgoed in Nederland te blijven, een kort afscheidswoord, dat hij besloot met een beroemd citaat uit
"Meditation XVII" of Devotions Upon Emergent Occasions
, het in 1624 door
John Donne
geschreven
metafysische
gedicht, waaraan
Ernest Hemingway
in 1940 de titel van zijn beroemde roman
For Whom the Bell Tolls
zou ontlenen:
'No man is an island entire of itself; every man
is a piece of the continent, a part of the main;
(...)
any man's death diminishes me,
because I am involved in mankind.
And therefore never send to know for whom
the bell tolls; it tolls for thee.'
- Jim Holmes,
Nine Hidebound Rimes, Poems 1977
(The Pink Triangle Poets; Amsterdam; 1977-1978).
- Jacob Lowland,
The Gay Stud's Guide to Amsterdam and Other Sonnets
(C.J. Aarts Amsterdam & Paris; 1978; 2e druk 1980).
- Jacob Lowland,
Billy and the Banquet
(Amsterdam, 1982).
- Jacob Lowland,
Martial Music. Poems for Men after Martial
(Amsterdam; 1983).
- James S. Holmes,
Early Verse, 1947-1957
(C.J. Aarts; Amsterdam & New York; 1985).
- Jacob Lowland,
Billy the Crisco Kid! An Epic for the Eighties
(C.J. Aarts / De Buitenkant; Amsterdam; 2009).
- Paul Snoek en Willem M. Roggeman (ed.),
A Quarter Century of Poetry from Belgium (Flemish Volume)
(Brussel/Den Haag, 1970).
- Peter Glasgold (ed.),
Living Space
(New York, 1979).
- Lawrence Ferlinghetti
en Scott Rollins (ed.),
Nine Dutch Poets
(San Francisco, 1982).
- Gerrit Komrij,
The Comreigh Critter and Other Verse. Translated from the Dutch by Jacob Lowland pp
(C.J. Aarts; Amsterdam & New York; 1982).
- Piet Paaltjens,
Everlastings (1850-1852). An Integral Englishing of the Immortellen by Jacob Lowland pp
(C.J. Aarts; Amsterdam & New York; 1982).
- James S. Holmes en William Jay Smith (ed.),
Dutch Interior. Postwar Poetry from the Netherlands and Flanders
(New York, 1984).
- Martinus Nijhoff,
Awater, A Long Poem, With a Comment on Poetry in Period of Crisis
(Amsterdam, 1992).
Verder talrijke vertalingen in tijdschriften als:
- Modern Poetry in Translation
(Nederlandnummer 27/28, 1976)
- Delta
- Atlantic
- Carcanet
- Chelsea Review
- Poetry Quarterly
- James S. Holmes e.a. (ed.),
The Nature of Translation. Essays on the Theory and Practice of Literary Translation
(Den Haag/Bratislava, 1970).
- James S. Holmes e.a. (ed.),
Literature and Translation. New Perspectives in Literary Studies
(Leuven, 1978).
- James S. Holmes,
Translated!. Papers on Literary Translation and Translation Studies
(Amsterdam, 1988).
- Constant BOESEN,
Adrianus alias Hans van Marle
, Amsterdam, 2005.
- Filip MATTHIJS,
Het buitenland en wij
, in: Ons Erfdeel, 2006.
- Elke BREMS,
De netelige kwesties van James Holmes, Stijn Streuvels en Karel Jonckheere
, in: Zuurvrij, Juni 2019.
Bronnen, noten en/of referenties
- Een uitvoeriger inventarisering van het werk van James S. Holmes verscheen in PEN-Kwartaal 62/93 (december 1986/januari 1987).
Referenties
- ↑
Nop Maas.
Gerard Reve. Kroniek van een schuldig leven. Deel 1: De vroege jaren (1923-1962)
. Van Oorschot, 2009, p. 348 en 379-388.
- ↑
Ad Fransen. '‘Ik ben een boerenjongen die bij de burgerij terecht kwam.’ Leather boy James S Holmes gaat met Vut.'
Folia
, 27 september 1985, p. 3-4.
- ↑
Archief Jim Holmes
.
Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis
. Geraadpleegd op
8 augustus 2020
.
|