Enver Halil Hoxha
(
uitspraak
ⓘ
)
[1]
/?nv?? h??a/
?
(
Gjirokaster
,
16 oktober
1908
?
Tirana
,
11 april
1985
) was van
1944
tot zijn dood als secretaris-generaal van de
Albanese Partij van de Arbeid
de politieke leider van
Albanie
.
Albanie, dat in puin lag na de Tweede Wereldoorlog, kende onder leiding van Hoxha een snelle wederopbouw met financiele steun uit de
Sovjet-Unie
. Albanie werd geindustrialiseerd en ontwikkelde een snelle economische groei, evenals een ongekende vooruitgang op het gebied van onderwijs en gezondheidszorg. Hoxha bouwde de eerste spoorlijn van Albanie, bestreed het
analfabetisme
onder volwassenen en leidde Albanie op weg naar zelfvoorziening op het gebied van landbouw. De heerschappij van Hoxha werd echter ook gekenmerkt door de eliminatie van de oppositie, gebruik van de doodstraf of lange gevangenisstraffen voor zijn politieke tegenstanders en deportatie van hun gezinnen naar afgelegen dorpen die strikt gecontroleerd werden door de politie en de geheime politie (
Sigurimi
).
[2]
Hoxha werd op 16 oktober 1908 geboren in een
bekhtasjitische
Tosk
ische familie in het zuidelijke
Gjirokaster
. Hij ontving een beurs om aan het Franstalige Albanese Nationale Lyceum te Korce te sturen. In 1930 studeerde hij hier af en vervolgde hij zijn studie in Montpellier, waar hij datzelfde jaar echter zijn beurs verloor omwille van onvoldoende studieresultaat. Later trok hij naar Parijs waar hij in contact kwam met de Albanese oppositie tegen koning
Zog
. Van 1935 tot 1936 werkte hij als secretaris op het Albanees consulaat in Brussel, en van 1937 tot 1939 was hij terug in Albanie waar hij Frans doceerde aan het Korca Lyceum en aldaar ook als bibliothecaris fungeerde. Na de Italiaanse invasie van april 1937 kwam Hoxha via Gjirokaster weer in Tirana terecht waar hij in contact kwam met de communistische oppositie.
Op 8 november 1941 werd de Communistische Partij van Albanie opgericht, en hij trad toe tot het Centrale Comite. Hoxha appelleerde aan de brede Albanese bevolking tot verzet tegen de Italianen en de oorlog waarin zij Albanie hadden meegesleept. In maart 1943 werd Hoxha formeel benoemd tot Eerste Secretaris van de partij, bovendien fungeerde hij als politiek commissaris voor de Albanese partizanen, het Nationaal Bevrijdingsfront. Deze beweging trad al snel op de voorgrond ten koste van het monarchistisch verzet. Na de Italiaanse capitulatie in 1943 wisten de communistische partizanen zich van de meeste Italiaanse wapens meester te maken. Uiteindelijk werd het koning Zog verboden zijn land nog te betreden. Ook deden zich de eerste geschillen met de Joegoslavische partizanen voor in de vorm van communicatieproblemen leidend tot miscommunicatie en de Kosovo-kwestie (Kosovo was immers door
Benito Mussolini
bij Albanie gevoegd en Tito wilde dit terug, waar Hoxha niet erg warm voor liep).
Toen de Duitsers de Balkan verlieten werd een Nationaal Bevrijdingscomite opgericht met Hoxha als voorzitter. Op 22 oktober 1944 werd dit comite omgevormd tot Voorlopige Democratische Regering, met Hoxha als premier. Deze regering was onverbloemd communistisch: in tegenstelling tot in andere overgenomen landen namen de communisten niet deel aan coalities, en zoals in Joegoslavie was de Sovjet-Unie hier niet bij betrokken. Het Nationaal Bevrijdingsfront doopte zichzelf om tot Democratisch Front maar bleef nog steeds de facto een verlengstuk van de Communistische Partij. Op 2 december nam dit Democratisch Front als enige partij deel aan de verkiezingen, en ontving 93% van de stemmen. Op 11 januari 1946 werd de monarchie afgeschaft en de Volksrepubliek Albanie opgericht. Hoxha was geen formeel staatshoofd maar met zijn positie als premier gecombineerd met die van Eerste Secretaris, was het iedereen in binnen- en buitenland duidelijk dat hij de lakens uitdeelde. In deze vroege jaren waren Hoxha´s prioriteiten de (weder)opbouw van Albanie en de consolidatie van de macht. Twee door de Britten en Amerikanen gesteunde pogingen in 1950 en 1952 om rebellen het land in te brengen en de bevolking aan te zetten tot opstand mislukten.
Door zijn vriendschap met en bewondering voor
Jozef Stalin
dreef hij na Stalins dood in 1953 zijn land het totale isolement in.
Aanvankelijk was de relatie tussen Albanie en de andere communistische staten hartelijk. Albanese partizanen hadden zelfs na de bevrijding van hun eigen land in 1944-45 de Joegoslavische partizanen en het Rode Leger geholpen bij hun strijd tegen de Duitsers in Joegoslavie. Mettertijd wantrouwde Hoxha de Joegoslaven en vermoedde dat Tito Albanie economisch en wellicht zelfs politiek afhankelijk van Joegoslavie wilde maken. In 1948 kwam de breuk tussen
Tito
en Stalin Hoxha uitermate gelegen, en ook hij verbrak alle banden met Joegoslavie.
Tot de dood van Stalin in 1953 was Albanie een trouw bondgenoot van de Sovjet-Unie. Het trad toe tot
Comecon
, stond de Sovjets toe een basis voor onderzeeers te bouwen, en ontving tot 1960 omgerekend 200 miljoen Amerikaanse dollars aan hulp van de Sovjet-Unie. Toen
Chroesjtsjov
na Stalins dood kritiek op Stalin uitoefende, keerde Hoxha zich ook van de Sovjet-Unie af. Niet alleen was deze kritiek een ondermijning van zijn eigen legitimiteit, maar zag hij ook Chroesjtjovs economische specialisatiepolitiek niet zitten. Volgens deze politiek zouden de Oostbloklanden zich economisch specialiseren in de primaire sector en goederen aan de Sovjet-Unie leveren, die op zijn beurs industriele eindproducten zou leveren aan deze landen. Deze politiek maakte Albanie economisch afhankelijk van de Sovjet-Unie en belette de eigen industrialisatie. De relatie met de Sovjet-Unie verslechterde verder. Bij het
Rode Schisma
tussen de Sovjet-Unie en
Volksrepubliek China
koos Hoxha voor kant van de Chinese leider
Mao
.
Zo werd het kleine Albanie het enige
maoistische
land van Europa, en ontving nu hulp uit China. Maar ook de relatie met China verslechterde, net als eerder de relaties met Joegoslavie en de Sovjet-Unie. Het bezoek van de Amerikaanse president Nixon aan China in 1971 werd betiteld als "verraad", waarop China impliciet dreigde hulp aan Albanie stop te zetten. Nadat China na Mao's dood in 1976 een nieuwe politieke lijn afkondigde, verslechterden de relaties nog verder. Een bezoek van Tito aan China was de druppel en Hoxha verklaarde dat Albanie de enige echte marxistisch-leninistische staat was. China zette hierop in 1978 alle hulp stop.
Zo werd Albanie het meest geisoleerde land in Europa. Zonder "grote broer" die het land voorzag van hulp, grondstoffen en technologie kwam Albanie in economische moeilijkheden. De communistische lijn die Hoxha doorvoerde wordt wel met
hoxhaisme
aangeduid.
Onder Hoxha's leiderschap voerde de Albanese Partij van de Arbeid vele hervormingen door.
Hoxha erfde een door oorlog verwoest land. In zijn eigen woorden waren er op een bevolking van een miljoen 28.000 doden, 12,600 gewonden, 10.000 politieke gevangen in Duitsland en Italie, 35.000 dwangarbeiders, 850 van de 2.850 nederzettingen verwoest, alle communicatiefaciliteiten, havens, mijnen en krachtcentrales en landbouwvoorzieningen verwoest, en de nationale economie tot niets teruggebracht.
Toen hij aan de macht kwam, aan het einde van de
Tweede Wereldoorlog
, was de levensverwachting in Albanie slechts 40 jaar, en een overweldigende meerderheid (80-85%) van de bevolking analfabeet. Er bestond vrijwel geen industrie (wat er had bestaan was tijdens de Italiaanse bezetting verwoest), en sommige ziekten die elders uitgeroeid waren, waren wijdverspreid. De kindersterfte liep zelfs op tot 40%.
[3]
Onder Hoxha's dictatuur werden de moerassen gedempt (met dwangarbeid),
[4]
daalde het analfabetisme tot 31%, steeg de levensverwachting sterk en kregen vrouwen gelijkheid.
[5]
[6]
Ook werd de eerste universiteit van Albanie opgericht in 1957 in de hoofdstad
Tirana
. De economische strategie van Stalin en Mao volgend, ondernam Hoxha een grootschalig programma van industrialisatie en vernietiging van de
feodale
verhoudingen die Albanie daarvoor kenmerkten, zoals
bloedvete
, en werden landhervormingen doorgevoerd (voorheen bezaten 100 Albanese landeigenaren een-derde van alle landbouwgrond).
[7]
Tegen 1980 vormde industrie de helft van het
bruto nationaal product
van Albanie, was het platteland voorzien van elektriciteit, en de landbouw gecollectiviseerd.
[8]
Mede om deze redenen geniet Hoxha een zekere populariteit onder Albanezen, bijvoorbeeld in
Kosovo
.
[9]
Op sommige plaatsen, zoals de
bazaar van Kruje
, worden zelfs
souvenirs
met Hoxha's beeltenis verhandeld.
In lijn met de communistische ideologie keerde Hoxha zich fel tegen religie, temeer daar dit het volk zou verdelen. De meeste Albanezen waren moslim, maar er waren ook omvangrijke christelijke minderheden. Kerkelijk bezit werd genationaliseerd, er werd een staatskerk afgekondigd, religieuze leiders mochten zich niet met buitenlandse organisaties inlaten, en buitenlandse geestelijken werden het land uitgezet.
Moeder Teresa
mocht haar familie niet bezoeken, omdat Hoxha haar als een agent van het Vaticaan zag. Plaatsnamen die naar religie verwezen werden gewijzigd, ouders moesten voor de naam van hun baby kiezen uit een lijst met 3.000 goedgekeurde namen waaruit verwijzingen naar Abrahamitische religies geweerd werd. Baarden, door de regering geassocieerd met westerse losbandigheid, orthodox christendom en islam, werden verboden omdat ze ´onhygienisch´ zouden zijn. Kerken en moskeeen werden gesloopt. In 1967 werd Albanie tot atheistische staat uitgeroepen.
De maatregelen gingen gepaard met een zeer harde repressie. De Albanese veiligheidsdienst (
Sigurimi
), hanteerde op de NKVD en Stasi gelijkende repressieve methoden. Er bestond een systeem van strafkampen, de bevolking werd streng gecontroleerd, informatiestromen en de pers werden door de regering beheerst en gecensureerd, en er werd vooral met wantrouwen gekeken naar religie en naar contacten met het westen. Foltering en politieke executies waren gemeengoed. Aan het eind van Hoxha´s regime zou wellicht een derde van de Albanese bevolking in aanraking zijn geweest met de Albanese veiligheidsdienst. In 1968 werd het iedere Albanees verboden het land te verlaten, tenzij hier gegronde redenen voor waren (overtreding van deze regel was onder artikel 47 van het Albanese Wetboek van Strafrecht een daad van landverraad waarop de doodstraf stond). In 1985 bedroeg het aantal gevangenen rond de 32.000. Het aantal politieke executies onder Hoxha´s regering zou tussen de 5.000 en 25.000 hebben gelegen.
Vanaf 1976 werden
atheisme
en
autarkie
officiele richtlijnen van de staat, zodat iedere religieuze uiting strafbaar werd en handelsbanden met het buitenland werden beeindigd.
[10]
In juni 1970 baarde het regime van Hoxha opzien, door de directie van de Nederlandse voetbalclub
Ajax
een brief te sturen met het verzoek om de lange haren, snorren en baarden van de spelers te laten knippen. Lang haar stond in Albanese ogen voor westerse losbandigheid van
The Beatles
en andere jongerenculturen. De spelers van Ajax moesten hun haardos knippen en hun baarden en snorren afscheren. Ook de rokjes van de spelersvrouwen mochten niet te kort zijn en moesten tot over de knieen vallen.
[11]
Hoxha stond erop dat de onafhankelijkheid van zijn land zeker gesteld zou worden en liet daarom ongeveer 173.000 bunkers
[12]
bouwen op iedere plek die maar enigszins van strategisch belang was. Hij liet de ondoordringbaarheid van een van de eerste bunkers testen door het gezin van de architect in een bunker op te sluiten en deze te onderwerpen aan heftige beschietingen. In de jaren 1975-1978 liet hij voor zichzelf en zijn militaire staf een gigantische vijf verdiepingen tellende ondergrondse
atoombunker
bouwen. Ook werden burgers getraind met wapens om te gaan en werden in het hele land wapendepots aangelegd. Mocht een buitenlandse macht Albanie binnenvallen, dan zou de gehele bevolking direct gemobiliseerd kunnen worden.
Deze laatste maatregel kreeg een staartje toen in 1997, na de dood van Hoxha en de val van het communisme, een financiele crisis uitbrak die veroorzaakt was doordat vrijwel de gehele bevolking in investeringsfondsen had geinvesteerd die
ponzifraude
s bleken te zijn. Woedende gedupeerden gingen de straat op om hun geld terug te eisen en hielden de regering verantwoordelijk. Uiteindelijk escaleerde de situatie, en plunderden de burgers deze wapendepots. Een deel van deze wapens is uiteindelijk in Kosovo terechtgekomen, waar ze gebruikt werden door de
UCK
in de
Kosovo-oorlog
.
Enver Hoxha was getrouwd met
Nexhmije Hoxha
. Samen kregen ze twee zonen, Ilir en Sokol, en een dochter,
Pranvera
, die als
architecte
onder meer het
Nationaal Skanderbegmuseum
te
Kruje
en het
mausoleum van haar vader
in Tirana ontwierp.
Na zijn dood in 1985 werd in
Tirana
een
piramidevormig mausoleum
annex museum voor hem gebouwd, maar zijn stoffelijk overschot heeft daar niet lang gerust. Enkele jaren later sloot het museum zijn deuren en werd het gebouw een cultuurcentrum. Er zijn plannen geweest om op deze plaats het nieuwe
parlementsgebouw
te bouwen. De piramide, die in slechte staat van onderhoud verkeert, wordt nog gebruikt voor kleinschalige exposities.
Hoxha werd na zijn dood opgevolgd door
Ramiz Alia
, die het laatste communistische staatshoofd van het land zou worden.
Bronnen, noten en/of referenties
|