Carl Paul Maria Romme
[1]
(
Oirschot
,
21 december
1896
?
Tilburg
,
16 oktober
1980
) was een
Nederlandse
advocaat
,
rechtsgeleerde
en
politicus
. Hij was de voorman van de
KVP
die in de naoorlogse jaren samen met de
PvdA
van
Drees
de Nederlandse
politiek
domineerde.
Romme was voor de
Tweede Wereldoorlog
als jong
Amsterdams
gemeenteraadslid
al een gedreven
katholiek
politicus. Regelmatig raakte hij in conflict met de socialistische wethouders
Wibaut
,
De Miranda
en Polak. Toen de SDAP in 1927 een zetel verloor, stond Romme erop, dat die partij de derde wethouder inleverde. De SDAP trok zich vervolgens helemaal terug uit het college, waarna voor "de roden" het "eerste wethouderloos tijdperk" begon. In 1929 sloot Romme een akkoord met Wibaut, dat wordt gezien als een voorbode van de Rooms-rode coalities van na de oorlog.
[2]
Na een
hoogleraarschap
in Tilburg werd hij in
1937
minister van Sociale Zaken
in het vierde
kabinet-Colijn
. Hij streefde een actievere werkgelegenheidspolitiek na en stimuleerde de werklozen om in nazi-Duitsland te gaan werken. Dit resulteerde in
1938
in een gedwongen tewerkstelling van 18.000 Nederlandse mannen in Duitsland. Weigering leidde tot korting op de uitkering. Tijdens zijn verblijf in Den Haag woonde hij in
Hotel De Witte Brug
.
Romme kreeg ook bekendheid door zijn spaarregeling voor werklozen ('het kwartje van Romme'). In december 1937 stelde hij voor betaalde arbeid van gehuwde vrouwen (met uitzondering van kostwinsters) te verbieden: "Eene gehuwde vrouw mag geen arbeid verrichten".
[3]
Dit wetsvoorstel werd door zijn opvolger, minister
Van den Tempel
(
SDAP
) ingetrokken. Het voorstel 'Wettelijke regelen in zake de kinderbijslagverzekering', die Romme eind 1938 indiende, werd uiteindelijk wel doorgevoerd. Dit voorstel hield in dat werkgevers rekening moesten houden met de gezinsgrootte van hun werknemers en een evenredige premie moesten betalen waaruit de kinderbijslag zou worden betaald. Rommes voorstel werd ondersteund door diens
RKSP
-collega in de ministerraad,
M.P.L. Steenberghe
, die al eerder had opgemerkt dat invoering van de kinderbijslag nodig was om de te verwachten drang naar loonsverhoging op te vangen.
[4]
Het was echter uiteindelijk Rommes opvolger als minister, de sociaaldemocraat Van den Tempel, die het voorstel voorjaar 1940 door het parlement loodste. Er is wel beweerd dat Romme met zijn kinderbijslag een vorm van
eugenetica
heeft nagestreefd,
[5]
maar dat blijkt uit niets. Het was veeleer aan liberale zijde, zoals van de kant van A.N. Molenaar en B.C. Slotemaker, dat eugenetische opvattingen aan de loonpolitiek gekoppeld werden.
[6]
Na zijn ministersperiode, tot ver in de bezettingstijd, was Romme actief als belangenbehartiger van partijen in het bedrijfsleven. Hij vertegenwoordigde niet alleen de Amsterdamse confectie-industrie, maar was ook, samen met
L.G. Kortenhorst
, commissaris van de Algemene Publiciteits Unie (APU). Een dochterbedrijf van de APU, Remaco, werd door toedoen van Romme verkocht aan ALA Anzeigen te Berlijn. Laatstgenoemd bedrijf was groot geworden door grootscheepse verspreiding van antisemitische affiches.
[7]
Tegelijkertijd bleef Romme een rol spelen bij de sociale politiek en de uitvoering daarvan. In een boekje over sociale politiek, dat als een 'wegwijzer naar de nieuwe tijd' werd aangekondigd, bleef hij de verplichte tewerkstelling in de Arbeidsdienst aanprijzen als het belangrijkste middel om tot 'sociale gezindheid' te komen.
[8]
In maart 1941 werd Romme benoemd tot lid van het College van Rijksbemiddelaars, een instantie die onder meer de cao's moest toetsen. Van dat College werd hij al spoedig voorzitter. Evenals
Kortenhorst
voorstander van regulering van de loonvorming, bevorderde Romme in zijn nieuwe hoedanigheid de totstandkoming van cao's. Dit beleid leidde tot menig conflict met
die-hard
liberalen als de Twentse textielfabrikanten. Of het nu was uit rancune over de kinderbijslag - die door de liberale ondernemers werd beschouwd als een 'boete' op de kinderrijkdom van hun personeel - of uit een belangenconflict tussen de Amsterdamse en de Twentse confectie-industrie, tussen Romme en de Twentse textielondernemers kwam het niet meer goed. Hoogstwaarschijnlijk behoorde naar de NSB-pers gelekte informatie over Rommes commissies voor geleverde uniformen in de confectiebranche
[9]
tot de wapens waarmee de fabrikanten probeerden Romme buitenspel te zetten.
Gedurende de gehele periode na de bevrijding hield Romme zich op afstand van posities binnen de regering. Ongetwijfeld speelde hierin het feit een rol dat het
College van Vertrouwensmannen
,
Schermerhorn
en
Van der Goes van Naters
van een of meer oorlogsdossiers (dat over Remaco in het bijzonder) op de hoogte waren gesteld, waardoor Romme in een kwetsbare positie kwam te verkeren.
[10]
Wel maakte Romme deel uit van de Nederlandse regeringsdelegatie ten tijde van de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd en was hij in 1951
informateur
voor het
kabinet-Drees I
. Hij was tot 1961
fractieleider
en werd toen
staatsraad
. Tevens was hij van 1945 tot eind 1952 politiek hoofdredacteur van
de Volkskrant
.
[11]
Hij had als bijnaam: 'de Sfinx van
Overveen
', naar het dorp waar hij van 1938 tot in de jaren vijftig woonde.
Romme werd bijgezet op de
R.K. begraafplaats Buitenveldert
in Amsterdam in het monumentale
graf van zijn schoonfamilie
.
Bronnen, noten en/of referenties
- ↑
Geboorteakte 103 uit het jaar 1896, opgemaakt op 22 december. De akte vermeldt Maria als voornaam en niet Marie zoals in sommige bronnen soms wordt gemeld.
- ↑
Het Parool 24 april 2021
- ↑
Ellen van Oost, "Nieuwe functies, nieuwe verschillen. Genderprocessen in de constructie van nieuwe automatiseringsfuncties 1955-1970.", 1994, Eburon (pagina 73)
- ↑
J. Bosmans,
Romme. Een biografie 1896-1946
, Utrecht 1991, blz. 292.
- ↑
Michiel Louter,
Het eugenetisch poldermodel
, in:
De Groene Amsterdammer
17 september 1997.
- ↑
A.N. Molenaar, bespreking van het proefschrift van Ph.M. van der Heijden in
De Gids
, oktober 1941, blz. 86-87.
- ↑
Jan Rogier, Een zondagskind in de politiek en andere christenen. Politieke portretten 2, Nijmegen, 1980, blz. 249-250.
- ↑
C.P.M. Romme,
Nederlandsche Sociale Politiek
, Hilversum 1940, blz. 7-9, 54-59.
- ↑
Het Nationale Dagblad
, 11 juni 1940.
- ↑
Joggli Meihuizen,
Noodzakelijk kwaad. De bestraffing van economische collaboratie in Nederland na de Tweede Wereldoorlog
, Amsterdam (Boom) 2003, blz. 304
- ↑
De dagelijkse leiding van
de Volkskrant
was in deze periode in handen van algemeen hoofdredacteur
Lucker
, maar Romme was verantwoordelijk voor de politieke inhoud; zie
M. Broersma
,
"De hand van Romme: C.P.M. Romme als staatkundig hoofdredacteur van de Volkskrant (1945-1952)"
, in
Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden
, jrg. 115 (2000) afl.4, 561-584.
Gearchiveerd
op 6 oktober 2014.
|