De
winter
is een van de vier
seizoenen
in de
gematigde
en
polaire
streken. Het afwisselen van de winter met de andere seizoenen wordt veroorzaakt door de schuine stand van de
aardas
. In de winter staat op het
noordelijk halfrond
de aardas van de
zon
af en in de zomer juist naar de zon toe. Op het zuidelijk halfrond is dit omgekeerd, zodat de winter zich daar juist afspeelt tijdens de zomer van het noordelijk halfrond.
[1]
Het meest kenmerkend aan de winter is hierdoor, behalve de in vergelijking met andere seizoenen lage temperaturen, de korte
dagduur
.
Zoals ook met de andere seizoenen, wordt onderscheid gemaakt tussen de
meteorologische
en de
astronomische
winter.
Oorspronkelijk deelde men in de Germaanse streken het jaar in in slechts twee (
zomer
en winter) en later drie (zomer, winter en
lente
) seizoenen. Jaren werden geteld als
winters
(bijvoorbeeld
na zeventien winters
is
na zeventien jaren
).
Het woord winter stamt van het
Oergermaanse
woord
*wintruz
.
Het verwante
Oudhoogduitse
woord
uuintar
,
wintar
of
uuntar
, dat door het eerste Latijns-Duitse woordenboek
Abrogans
:
- hyems. uuintar. tempestas. unuuitari. uel frigus. edho frost.
wordt gelijkgesteld met het
Latijnse
woord
hiems
in de betekenis van
onweer
(
unuuitari
) of
vrieskou
(
frost
), doch dat tegenwoordig als
winter
vertaald wordt. In nauwer aan het Nederlands verwante talen dan het Latijn is het woord
vetr
(
Oudnoors
),
vintrus
(
Gotisch
), winter (
Engels
en
Oudengels
,
Duits
,
Deens
). In de
Indo-Europese
taalgroep is het woord
winter
waarschijnlijk een
cognaat
van
water
, en is de winter dus te beschouwen als het natte seizoen.
De astronomische winter begint op het
noordelijk halfrond
rond
21 december
. De
zon
staat dan 's middags aan de
Steenbokskeerkring
loodrecht aan de hemel. De naam is afgeleid van het
sterrenbeeld
Steenbok
dat rond midden
december
begint. Deze dag valt daarom ook samen met de kortste dag op het noordelijk halfrond. De astronomische winter eindigt meestal op
20 maart
, soms op
21 maart
, wanneer de zon 's middags aan de
evenaar
loodrecht aan de hemel staat (
equinox
). Hierna begint de
lente
.
Op het
zuidelijk halfrond
begint de astronomische winter rond
21 juni
, wanneer de zon 's middags aan de
Kreeftskeerkring
loodrecht aan de hemel staat. De naam is afgeleid van het sterrenbeeld
Kreeft
die rond midden juni begint op het zuidelijk halfrond en eindigt meestal op
23 september
, soms op
22 september
wanneer de zon 's middags aan de
evenaar
loodrecht
aan de hemel staat.
Omdat de Aarde op 3 januari het
perihelium
bereikt en het dichtst bij de zon staat (ongeveer 147,1 miljoen km ofwel 0,983 AE) en op 5 juli het verst van de zon staat (ongeveer 152,1 miljoen km ofwel 1,017 AE is de noordelijke winter minder koud en korter dan de zuidelijke winter.
Aanvangstijdstippen van de astronomische winter op het noordelijk halfrond tussen 2001 en 2030:
[2]
[3]
2001
|
21 december
|
20:22
|
|
2007
|
22 december
|
07:08
|
|
2013
|
21 december
|
18:11
|
|
2019
|
22 december
|
05:19
|
|
2025
|
21 december
|
16:03
|
2002
|
22 december
|
02:15
|
2008
|
21 december
|
13:04
|
2014
|
22 december
|
00:03
|
2020
|
21 december
|
11:03
|
2026
|
21 december
|
21:50
|
2003
|
22 december
|
08:04
|
2009
|
21 december
|
18:47
|
2015
|
22 december
|
05:48
|
2021
|
21 december
|
16:59
|
2027
|
22 december
|
03:43
|
2004
|
21 december
|
13:42
|
2010
|
22 december
|
00:38
|
2016
|
21 december
|
11:45
|
2022
|
21 december
|
22:48
|
2028
|
21 december
|
09:20
|
2005
|
21 december
|
19:35
|
2011
|
22 december
|
06:30
|
2017
|
21 december
|
17:29
|
2023
|
22 december
|
04:28
|
2029
|
21 december
|
15:14
|
2006
|
22 december
|
01:22
|
2012
|
21 december
|
12:12
|
2018
|
21 december
|
23:22
|
2024
|
21 december
|
10:20
|
2030
|
21 december
|
21:09
|
De aangegeven tijd is de
Midden-Europese tijd
. Op het
zuidelijk halfrond
begint op deze data de
zomer
, zie daar voor het begin van de winter op het zuidelijk halfrond.
De meteorologische winter kan op twee verschillende manieren gedefinieerd worden.
Een veel gehoorde
definitie
van de meteorologische winter is die van de maanden
december
,
januari
en
februari
op het
noordelijk halfrond
en
juni
,
juli
en
augustus
op het
zuidelijk halfrond
. Als men het heeft over de gemiddelde winter
temperatuur
, dan is die berekend aan de hand van deze periode.
Een andere, alternatieve definitie van de meteorologische winter is die van de gemiddelde luchttemperatuur op het noordelijk halfrond, respectievelijk het zuidelijke halfrond. Hiervoor neemt men de gemiddeld koudste dag van het jaar en trekt men respectievelijk anderhalve maand eraf en erbij om het begin en het eind van de winter te krijgen. De uitkomst hiervan bepaalt dat op
6 december
de winter begint en op
6 maart
eindigt. Op het zuidelijke halfrond komt dit meer overeen met de data van de astronomische winter, namelijk 20 juni t/m 19 september. Dit komt doordat het zuidelijk halfrond voor een veel groter deel dan het noordelijk halfrond uit oceaan bestaat, en zeewater veel langer dan land een bepaalde temperatuur vasthoudt.
Weerextremen meteorologische winter in Belgie
[
bewerken
|
brontekst bewerken
]
|
warmste
|
droogste
|
minste
regendagen
|
zonnigste
|
|
koudste
|
natste
|
meeste
regendagen
|
somberste
|
eerste
|
6,6 (
2007
)
|
62,9 (1964)
|
31 (1891)
|
316:53 (1949)
|
|
-2,0 (1963)
|
365,9 (1995)
|
74 (1916)
|
85:54 (1923)
|
tweede
|
6,4 (
2016
)
|
63,7 (1891)
|
32 (1992)
|
257:41 (1933)
|
|
-1,4 (1891)
|
311,5 (1910)
|
73 (1937)
|
102:35 (1935)
|
derde
|
6,3 (
2014
)
|
76,3 (1858)
|
32 (1890)
|
257:12 (1930)
|
|
-1,4 (1845)
|
308,6 (1920)
|
72 (1915)
|
109:31 (1994)
|
vierde
|
6,1 (
1990
)
|
81,7 (1934)
|
34 (1838)
|
256:24 (2008)
|
|
-1,1 (1838)
|
308,6 (2002)
|
72 (1968)
|
116:18 (1944)
|
vijfde
|
5,8 (
1975
)
|
98,1 (1838)
|
35 (1880)
|
255:29 (1959)
|
|
-1,1 (1947)
|
308,5 (1994)
|
72 (1994)
|
119:40 (1915)
|
normaal
|
3,6
|
220,5
|
54,8
|
180:29
|
|
3,6
|
220,5
|
54,8
|
180:29
|
[4]
[5]
[6]
|
Niet in alle landen die op hetzelfde halfrond liggen worden precies dezelfde delen van het jaar als periodes van de winter beschouwd. In
Ierland
en andere landen die de
Ierse kalender
hanteren, wordt de periode van de winter uitsluitend bepaald aan de hand van de dagduur. De winterzonnewende die rond 21 december plaatsvindt wordt dan beschouwd als het midden van de meteorologische winter, die men laat beginnen op
1 november
, een dag die bekendstaat als
Samhain
. Op
Imbolc
? een dag die overeenkomt met
1
of
2 februari
? eindigt volgens de Ierse kalender de meteorologische winter en begint de meteorologische lente.
In sommige andere Europese landen wordt
11 november
, de dag van het
Sint Maarten
-feest, als het begin van de meteorologische winter beschouwd. Men laat de meteorologische lente dan beginnen op de dag die bekendstaat als
Valentijnsdag
en overeenkomt met
14 februari
.
In de
Chinese astronomie
en andere Oost-Aziatische kalenders begint de meteorologische winter op
7 november
, met de
Jieqi
.
In het dierenrijk vinden om
overwintering
mogelijk te maken allerlei
morfologische
en gedragsgerelateerde aanpassingen plaats, zoals de
vogeltrek
en de
winterslaap
waarbij de
stofwisseling
vermindert. Ook is er aangepaste
camouflage
; om onherkenbaar te blijven ondergaan sommige diersoorten zoals de
alpensneeuwhoen
, de
poolvos
, de
wezel
en de
sneeuwhaas
in de winter
crypsis
. Ze worden dan net als hun omgeving wit, en blijven zodoende onherkenbaar.
Eenjarige planten
zijn voorbeelden van organismen die de winter nooit overleven, in tegenstelling tot
vaste planten
.
Zie
Wintersport
voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Onder meer de volgende activiteiten zijn strikt gebonden aan de winter:
In meer of mindere mate is het wisselen van de seizoenen bij sommige mensen van invloed op hun gemoedstoestand. Wellicht als gevolg van het geringe aantal zonuren kan de winter een bepaald soort neerslachtigheid veroorzaken. Wanneer deze neerslachtigheid ernstige vormen aanneemt, spreekt men van een winterdepressie.
In de klassieke
mythologieen
, volksverhalen en muziek wordt de winter op allerlei manieren symbolisch afgebeeld. In de Griekse mythologie wordt het wisselen van de seizoenen toegeschreven aan het jaarlijkse afdalen aan het begin van de herfst van
Persephone
, de dochter van
Zeus
, naar de onderwereld. In andere verhalen wordt de winter zelf voorgesteld als een persoon en/of geassocieerd met negatieve zaken, zoals de
dood
en het ontbreken van elke hoop. Een voorbeeld van een dergelijk verhaal is
De Kronieken van Narnia: Het betoverde land achter de kleerkast
van
C.S. Lewis
. Een van de stukken van de
De vier jaargetijden
van
Antonio Vivaldi
stelt als zodanig de winter voor.
De gemiddelde wintertemperatuur loopt uiteen van 2,4
graden
in het noordoosten tot 4,2 graden in het zuidwesten. In de oostelijke helft liggen de nachtelijke temperaturen gemiddeld enkele tienden van graden onder nul, in het westen een paar graden boven nul.
Vlissingen
telt in de drie wintermaanden 20 dagen met
vorst
tegen 42 vorstdagen in
Eelde
. Op 15 dagen vriest het hier
matig
(lager dan -5 graden) en op 5 dagen
streng
(lager dan -10 graden). Op 10 tot 12 dagen vriest het in het noorden en oosten de hele dag. Vlissingen telt 6
ijsdagen
, maar in noordelijke richting neemt het aantal ook aan zee toe tot 9 ijsdagen in
Den Helder
. Het kouderecord staat op 27 januari 1942 in
Winterswijk
met -27.4/
Wanneer er sprake is van wintertemperaturen die ver beneden het gemiddelde liggen, dan spreekt men van een strenge winter. Om te bepalen of een winter streng, koud, normaal of zacht is, gebruikt men het
koudegetal
of Hellmangetal als belangrijkste maatstaf. Een koudegetal tussen 40 en 100 betekent volgens deze definitie een normale winter. Een winter met een koudegetal boven de 300 is een strenge winter, tussen 100 en 300 is abnormaal koud, terwijl een winter met een koudegetal lager dan 40 geldt als zacht tot zeer zacht.
[7]
De winter is het seizoen met de meeste uren
neerslag
. In drie maanden valt er landelijk gemiddeld gedurende 195 uur
regen
of
sneeuw
tegen 114 uur in de
zomer
. Toch is de winter niet het natste jaargetijde. Landelijk valt er 186 mm, dat is 45 mm minder dan in het
najaar
. Het midden van het land, rond de
Utrechtse Heuvelrug
, is 's winters het natste gebied. In
Beekbergen
valt 243 mm.
Zeeland
is met ruim 160 mm in
Noordgouwe
(
Schouwen-Duiveland
) een stuk droger. De landelijke verdeling van de neerslag toont echter een grillig patroon, deels samenhangend met het
relief
. De hoogste delen van het land vangen doorgaans de meeste neerslag. Zo krijgt in
Zuid-Limburg
het hoger gelegen
Vaals
233 mm winterneerslag, terwijl
Echt
in
Midden-Limburg
slechts 163 mm opvangt. Het aantal
sneeuwdagen
loopt in de winter uiteen van 13 in het zuidwesten tot 21 in het oosten.
De winter is ook het seizoen van de grote
stormen
. Landelijk gemiddeld stormt het op 1 dag, maar aan de
kust
staat gewoonlijk op 4 tot 6 dagen een stormachtige wind (windkracht 8), of nog hardere wind.
De
zon
schijnt in drie maanden gemiddeld tussen 160 en 180 uren, het meest in het westen. Gewoonlijk laat de zon in het donkerste seizoen op 37 dagen geheel verstek gaan, terwijl de zomer landelijk maar 5 zonloze dagen telt. Op 5 dagen schijnt de zon de hele dag (meer dan 80% van de mogelijke duur) tegen 10 zeer zonnige dagen in het voorjaar.
Van de
15e
tot en met de
18e eeuw
? een periode die ook wel bekendstaat als de
Kleine IJstijd
? kenden Nederland en veel andere delen van de wereld veel strenge winters, waardoor bijvoorbeeld in het
Verenigd Koninkrijk
het water van de
Theems
geregeld bevroor en de zogeheten
Theems-vorstbeurzen
konden worden gehouden. De gemiddelde wintertemperatuur is sinds het begin van de
19e eeuw
echter onafgebroken gestegen met ongeveer een graad per eeuw. In het tijdvak
1940
-
1970
was even sprake van een kleine afkoeling, maar sinds 1970 is zowel in Nederland als de meeste andere delen van de wereld het aantal zachte winters zeer snel toegenomen terwijl het aantal koude tot strenge winters is afgenomen. Ook stijgt de gemiddelde wintertemperatuur sinds de jaren 90 van de 20e eeuw aanzienlijk sneller dan voorheen. De winters van
1990
,
2007
,
2014
en
2016
waren recordzacht. Niettemin is er in 2009 en 2010 twee kaar na elkaar een witte kerst geweest; sinds het begin van de meetreeksen was dit in Nederland niet eerder voorgekomen.
Bronnen, noten en/of referenties
|