"Tweede Kamer" verwijst door naar dit artikel. Voor het gelijknamige lied van Sophie Straat en Goldband, zie
Tweede Kamer (lied)
.
De
Tweede Kamer der Staten-Generaal
, kortweg
Tweede Kamer
, vormt samen met de
Eerste Kamer
de Nederlandse
Staten-Generaal
, het hoogste staatsrechtelijke orgaan van
volksvertegenwoordiging
in het
Koninkrijk
. Belangrijkste bevoegdheden zijn de zeggenschap over voorstellen van
wetgeving
die voor het hele
Koninkrijk
(
Rijkswet
) of voor Nederland gaat gelden, daaronder de
begrotingshoofdstukken
waarin de voorgenomen staatsuitgaven worden vastgelegd, en controle van de regering. Leden van de Tweede Kamer worden uiterlijk eens in de vier jaar gekozen door de kiesgerechtigde Nederlandse bevolking. De Tweede Kamer telt sinds 1956 150 zetels en de eerste zitting was op 21 september 1815. De basisregels zijn vastgelegd in de
Grondwet
.
De Tweede Kamer kan wetsvoorstellen van de
regering
goed- of afkeuren, wijzigen en aanvullen en elk afzonderlijk lid kan zelf wetsvoorstellen ontwerpen en indienen,
recht van initiatief
genoemd. Een minister heeft geen juridische middelen om de Tweede Kamer te dwingen een wetsvoorstel in behandeling te nemen. Tevens controleert de Tweede Kamer het regeringsbeleid.
Ministers
en
staatssecretarissen
kunnen ter verantwoording worden geroepen en moeten de Kamer alle relevante informatie geven waar om wordt gevraagd.
[1]
In de Tweede Kamer kunnen
regeringscoalities
worden gevormd, groepen (fracties) van Kamerleden die onderling afspreken een kabinet onder bepaalde voorwaarden hun vertrouwen te zullen geven, vaak in combinatie met het leveren van bewindslieden. Een minister of kabinet blijft niet aan zonder het vertrouwen te genieten van een meerderheid in de Tweede Kamer, maar dit is geen vastgelegde regelgeving; in de jaren zestig van de negentiende eeuw heeft zich dit proces ontwikkeld.
Van 1814 tot 1815 bestond de Staten-Generaal uit een Kamer van 55 leden die per provincie gekozen zouden worden door de Provinciale Staten. Deze eerste keer vond de benoeming plaats door Willem I. Deze Kamer kwam voor het eerst samen op 2 mei 1814,
[2]
voor het laatst op 7 augustus 1815.
[3]
Hierna kwam van 8 tot 19 augustus 1815 de Staten-Generaal 'in dubbelen getale' bijeen om de Grondwetswijziging te behandelen als gevolg van de samenvoeging van de noordelijke en zuidelijke Nederlanden.
[4]
Toen werd ook besloten tot een
tweekamerstelsel
. Daarbij werd de Tweede Kamer verkozen door de Provinciale Staten (de Eerste Kamer werd benoemd door de Koning).
De eerste zitting van de Tweede Kamer was op 21 september 1815,
[5]
nadat onder de
Bataafse Republiek
al eerder korte tijd een
Tweede Kamer
had bestaan. In 1814 werden
Kamerleden
benoemd door de soeverein vorst
Willem I
, daarna getrapt door de leden van de
Provinciale Staten
en vanaf 1848 rechtstreeks door de mannelijke (welgestelde) burgers via een landelijke
verkiezing
in districten. In de decennia na 1848 werd het kiezerskorps langzamerhand uitgebreid tot in 1917 alle mannen vanaf 23 jaar
[6]
kiesrecht kregen werd en in 1919 ook alle vrouwen van 25 jaar en ouder. Sinds de Grondwetswijziging van 1917 kent Nederland voor de Tweede Kamer een stelsel van evenredige vertegenwoordiging. Vanaf 1815 was het aantal leden 110, waarvan 55 uit het Noorden en 55 uit het Zuiden. Na 1840 nam het aantal leden toe van 58 leden tot uiteindelijk 100 in 1887 (zie ook
Historische zetelverdeling Tweede Kamer
).
De Tweede Kamer heeft in hoofdzaak drie taken:
- medewetgeving (met de regering en de Eerste Kamer),
- controle op regeringsbeleid,
- vertegenwoordiging van de bevolking.
De Tweede Kamer is deel van de
wetgevende macht
in Nederland. Alle wetsvoorstellen moeten zowel door de Tweede als de Eerste Kamer worden goedgekeurd, met een
gewone meerderheid
: er moeten meer voorstemmen dan tegenstemmen zijn.
Voor wijzigingen in de
Grondwet
geldt een andere drempel. Daarover wordt in beide Kamers twee keer gestemd, met een verkiezing ertussen zodat twee Kamers met wisselende samenstelling zich over de wijziging kunnen uitspreken. Bovendien moet het voorstel bij de tweede stemming een meerderheid van ten minste twee derde (100 Tweede Kamerzetels, 50 Eerste Kamerzetels) hebben voordat de Grondwet definitief gewijzigd wordt.
Veel wetsvoorstellen worden ingediend door de ministers, namens de regering. Veel plannen voor wetsvoorstellen worden al voor de kabinetsperiode vastgelegd in een
regeerakkoord
, hoewel dit nergens officieel is vastgelegd. Coalitiepartijen spreken in een akkoord af welke wetsvoorstellen ze in principe willen steunen: ze sluiten compromissen en ruilen onderling voorstellen uit. Daardoor weet een minister zich vaak vooraf al verzekerd van steun voor zijn of haar wetsvoorstellen.
De Tweede Kamer heeft ook het
recht van initiatief
: het recht om zelf wetsvoorstellen in te dienen. Zulke voorstellen zijn zeldzamer dan voorstellen vanuit het kabinet, maar komen doorgaans enkele keren per jaar voor. Zo zijn er in 2020 zeventien, en zowel in 2021 als in 2022 veertien initiatieven bij de Tweede Kamer aanhangig gemaakt. Na advies door de afdeling advisering van de Raad van State en een schriftelijke ronde wordt het voorstel plenair behandeld. Het Tweede Kamerlid dat of de Tweede Kamerleden die het initiatief voorgesteld heeft of hebben, zitten dan in de plenaire zaal van de Kamer achter de regeringstafel in het zogeheten
Vak K
om hun wetsontwerp te verdedigen. Als het wetsvoorstel eenmaal door de Tweede Kamer is aangenomen, wordt het voorstel door de Tweede Kamer ingediend bij de Eerste Kamer. Meestal gaat er geruime tijd overheen voordat er door de Tweede Kamer over een wetsvoorstel wordt gestemd. Zo zijn van de in 2020 ingediende voorstellen er vier aangenomen en twee verworpen en van de voorstellen uit 2021 drie aangenomen en twee verworpen. De rest is op 1 januari 2023 nog aanhangig. Meestal wordt het voorstel ook in de Eerste Kamer verdedigd door de oorspronkelijke initiatiefnemers.
In andere landen is het recht van initiatief sterker uitgebouwd. In Denemarken bijvoorbeeld bestaan er zware Kamercommissies voor het voorbereiden en ontwerpen van wetsvoorstellen.
[7]
Een ander belangrijk recht bij de wetgeving is het recht van
amendement
, dat wil zeggen de mogelijkheid om wetsvoorstellen op onderdelen te wijzigen (zie:
Nederlandse wet
). Als een meerderheid van de Tweede Kamer een amendement steunt, dan wordt de verlangde wijziging aangebracht in het wetsvoorstel. Een minister die daar grote bezwaren tegen heeft, kan dreigen met het aanbieden van ontslag of met intrekking van het gehele wetsontwerp.
Om de
regering
te kunnen controleren, heeft de Tweede Kamer verschillende rechten en instrumenten. Een belangrijke bevoegdheid van de Tweede Kamer is het
budgetrecht
of recht van begroting. Dat is de mogelijkheid begrotingen van de
ministeries
goed en af te keuren en om ze te wijzigen. Vanaf 1814 had de Kamer een beperkt budgetrecht (eenmaal in de tien jaar; zonder recht van amendement). Vanaf 1840 gold dat recht voor twee jaar en vanaf 1848 kreeg de Kamer een jaarlijks budgetrecht.
Verder kan de Tweede Kamer gebruikmaken van het
recht van interpellatie
. In minder zwaarwegende kwesties kunnen ministers door Kamerleden aan de tand worden gevoeld tijdens het wekelijkse mondelinge vragenuurtje van de Tweede Kamer. Ook bestaat de mogelijkheid om schriftelijk
Kamervragen
te stellen, waarop de betrokken minister of staatssecretaris verplicht is te antwoorden.
In sommige gevallen maakt de Tweede Kamer gebruik van het
recht van enquete
om zich te laten informeren. Dit gebeurt via een zogeheten
parlementaire enquete
. Een speciaal daarvoor benoemde tijdelijke commissie, samengesteld uit Tweede Kamerleden, onderzoekt dan in een bepaalde kwestie het regeringsbeleid tot op de bodem. Betrokkenen, van burgers tot ambtenaren tot leidinggeven uit het bedrijfsleven tot ministers, kunnen
onder ede
worden gehoord en formeel zelfs gegijzeld worden. Als achteraf blijkt dat zij hierbij niet te waarheid spreken, kunnen ze wegens
meineed
vervolgd worden.
Er zijn twee andere parlementaire onderzoeksvormen die kleiner van opzet zijn dan de parlementaire enquete. Een daarvan is het
parlementair onderzoek
, waarbij getuigen niet onder ede staan en getuigen ervoor kunnen kiezen niet op te komen dagen. De Kamer kan kiezen voor een parlementair onderzoek omdat het voornaamste doel van het onderzoek niet waarheidsvinding, maar het vergroten van het inzicht in een praktijk of misstand is. De andere onderzoeksvorm is de
parlementaire ondervraging
, vaak ook aangeduid als mini-enquete vanwege de kleinere opzet. Dit is een soort tussenvorm: er is geen uitgebreid dossieronderzoek, maar getuigen kunnen wel onder ede gehoord worden. Zo kan de Kamer bijvoorbeeld snel onderzoek doen, ook bij (politiek) gevoelige onderwerpen.
Het vragenrecht, budgetrecht, recht van interpellatie en recht van enquete vallen allen onder het
recht op informatie
van de Tweede Kamer. Het zijn middelen waarmee de Kamer aan informatie kan komen om zo het functioneren van de regering te beoordelen.
Een ander instrument van de Tweede Kamer is de zogenaamde
motie
. Jaarlijks worden enkele duizenden moties ingediend. In een motie spreekt de Tweede Kamer een mening uit, of zij vraagt hierin aan een minister of het hele kabinet om iets te doen of juist na te laten. Zo'n uitspraak weegt minder zwaar dan een amendement, omdat hij niet bindend is. Een minister kan een motie naast zich neerleggen. Een uitzondering is de
motie van wantrouwen
. Als een motie van wantrouwen door een meerderheid van de Kamer wordt aangenomen, dient de bewindspersoon of de bewindslieden op te stappen. Minder zwaar is de
motie van afkeuring
, die het handelen van een bewindspersoon veroordeelt en waarschuwt, maar niet tot opstappen dwingt. Een nog mildere vorm van de Kamer om ongenoegen uit te spreken is de
motie van treurnis
.
De werkzaamheden van de Tweede Kamer worden geregeld in het
Reglement van Orde van de Tweede Kamer
.
Het bekendste deel van de Tweede Kamer is de
plenaire vergaderzaal
. Hier vinden grote Kamerdebatten plaats, zoals de
algemene politieke beschouwingen
na
Prinsjesdag
en
spoeddebatten
over urgente kwesties. Ook het
vragenuur
wordt gehouden in de plenaire zaal.
Veel van het Kamerwerk speelt zich af buiten deze plenaire zaal, in de vaste
Kamercommissies
. Deze vinden plaats in de commissiezalen in het Kamergebouw. Zo bespreken Kamerleden de uitwerking van een wet soms in een Wetgevingsoverleg (WGO). In de commissies vinden ook de zogenoemde commissiedebatten plaats (tot 2021 onder de naam AO (de afkorting van 'Algemeen Overleg')), een vergadering van een Kamercommissie met een of meer bewindspersonen. En ook bestaat het 'tweeminutendebat', een kort plenair debat ter afronding van een commissiedebat van een Kamercommissie. Hier kunnen ook moties worden ingediend. Tot de wijziging van het reglement heette dit debat een VAO (de afkorting van 'Verslag Algemeen Overleg').
Sinds 1968 houdt de Kamer ook
hoorzittingen
, waarin deskundige of belanghebbende burgers inlichtingen kunnen verschaffen aan de Kamer of een van haar commissies.
Sinds 2006 kent de Kamer het
burgerinitiatief
. Kiesgerechtigden kunnen met 40.000 handtekeningen een onderwerp voordragen voor de Kameragenda. Dit onderwerp mag niet in strijd zijn met de Grondwet en mag niet de laatste twee jaar in de Kamer aan de orde zijn geweest. Sinds 1 januari 2008 kan de actie voor een burgerinitiatief ook op het internet worden gevoerd.
De Tweede Kamer bestuurt zichzelf. Het dagelijks bestuur van de Tweede Kamer heet het
presidium
en bestaat geheel uit Tweede Kamerleden. Het staat onder leiding van de voorzitter, ook een Tweede Kamerlid. De voorzitter wordt gekozen door de Kamer, kort na de installatie van de nieuwe Tweede Kamer na verkiezingen (of eerder, bij tussentijds aftreden van de vorige voorzitter). Niet alle fracties zijn vertegenwoordigd in het presidium: kleinere fracties worden door een of meerdere Kamerleden van een grotere fractie vertegenwoordigd.
De voorzitter werd niet altijd direct gekozen door de Kamer. Vanaf de instelling van de Tweede Kamer in
1815
werd de voorzitter gekozen door de Kamer en benoemd door
de Kroon
. Aan het begin van ieder zittingsjaar stelde de Kamer een lijst met drie kandidaten samen. Deze lijst werd aangeboden aan de regering, die vervolgens een van de kandidaten benoemde. De drie kandidaten waren gerangschikt naar voorkeur van de Kamer. Zo stemde men eerst over de als eerste geplaatste, vervolgens over de als tweede geplaatste en ten slotte over de als derde geplaatste kandidaat. Per stemming was een absolute meerderheid van de aanwezige Kamerleden nodig om te worden verkozen. De benoeming door de Kroon was louter symbolisch, zonder uitzondering werd altijd de eerst geplaatste van de lijst benoemd. Mocht een voorzitter afwezig zijn, dan werden de honneurs waargenomen door het oudste aanwezige Kamerlid.
Met de uitbreiding van het presidium is hier verandering in gekomen. In de
Grondwet
van 1983 is opgenomen dat de Kamer zelf een voorzitter benoemt. Tevens is toen bepaald dat een voorzitter niet langer voor slechts een zittingsjaar zetelt, maar voor de gehele zittingsperiode van de Kamer.
Ook bij een plenaire vergadering zijn vaak alleen de Kamerleden met de desbetreffende specialisatie aanwezig (en verder de voorzitter en de desbetreffende bewindspersoon). De meeste stemmingen worden van tevoren gepland, zodat de leden tijdig weten wanneer ze allemaal aanwezig moeten zijn. In het geval van een ongeplande stemming laat de voorzitter vooraf in het hele gebouw een bel gaan, en geeft hij of zij de leden even de tijd om naar de zaal te komen. Bij stemmingen met handopsteken wordt de dubbele fictie gehanteerd dat alle leden aanwezig zijn, en dat de leden binnen een fractie hetzelfde stemmen.
[8]
Over personen wordt schriftelijk gestemd, bijvoorbeeld bij de verkiezing van een nieuwe voorzitter of bij het opmaken van voordrachten voor leden van de Algemene Rekenkamer of de Hoge Raad.
Om te kunnen vergaderen, is een
quorum
vereist. Dit is het aantal aanwezige Kamerleden in het gebouw: 76 leden moeten hun handtekening op de presentielijst hebben gezet voor de voorzitter de vergadering kan openen. Als het aantal leden niet gehaald is, kan de vergadering niet beginnen. Ook voor een
hoofdelijke stemming
, waarbij niet per fractie maar per individueel Kamerlid wordt gestemd, is een quorum van 76 leden vereist.
Was een vergadering van de Tweede Kamer in 1814 aanvankelijk besloten, in de Grondwet van 1815 werd zij onder druk van Zuid-Nederlanders openbaar. In 1859 kwam er een perstribune in de vergaderzaal.
De plenaire debatten worden rechtstreeks uitgezonden op televisie en via het internet. De teksten worden op internet gepubliceerd in de
Handelingen
(of: Plenaire Verslagen). De voorlopige versie staat binnen een dag op de website van de Tweede Kamer onder "Verslagen", de definitieve na drie tot vier weken op
officielebekendmakingen.nl
.
Bij de Tweede Kamer werken enkele honderden ambtenaren die het Kamerwerk ondersteunen. Zij organiseren bijvoorbeeld de zalen voor vergaderingen en de Kameragenda. Voor het juridisch assisteren van Kamerleden en het voorbereiden van amendementen en initiatiefwetten is er het Bureau Wetgeving.
[9]
Een prominente ambtelijke functie in de Kamer is die van de
griffier
. De griffier zit in de Kamer rechts van de voorzitter (gezien vanuit de voorzitter), links zit het hoofd van de griffie.
[10]
Een historisch overzicht van griffiers is opgenomen in de
lijst van griffiers van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
.
De Tweede Kamer vergadert in het
Tweede Kamergebouw
aan het
Plein
in
Den Haag
. Sinds het ontstaan van het koninkrijk tot aan 1992 vonden de zittingen plaats in de
Oude Zaal
, de oorspronkelijke balzaal van het stadhouderlijk paleis. In 1992 betrok de Tweede Kamer de nieuwe
vergaderzaal van de Tweede Kamer
.
Tijdens de
renovatie van het Binnenhof
, vanaf september 2021, gebruikt de Tweede Kamer
Bezuidenhoutseweg 67
, het voormalige gebouw van het ministerie van Buitenlandse Zaken, voor haar vergaderingen. In dit gebouw is een zaal gerealiseerd die zoveel mogelijk lijkt op de zaal in het Tweede Kamergebouw bij het Binnenhof.
[11]
- Aerts, R., Van Baalen, C., Oddens, J., Smit, D., & te Velde, H. (red.). (2015).
In dit Huis. Twee eeuwen Tweede Kamer
. Amsterdam: Boom.
ISBN 9789089531995
.
- Bovend'Eert, P. P. T., & Kummeling, H. R. B. M. (2017).
Het Nederlandse parlement
(12e druk). Deventer: Wolters Kluwer.
ISBN 9789013127454
.
- Hoetink, C. (2018).
Macht der gewoonte: regels en rituelen in de Tweede Kamer na 1945
. Nijmegen: Vantilt.
ISBN 9789460042768
(handelseditie
proefschrift
).
Bronnen, noten en/of referenties
|