Pieter Cornelis (Piet) Mondriaan
(
Amersfoort
,
7 maart
1872
?
New York
,
1 februari
1944
) was een Nederlandse kunstschilder en kunsttheoreticus, die op latere leeftijd in het buitenland woonde en werkte. Mondriaan wordt algemeen gezien als een pionier van de abstracte en non-figuratieve kunst. Vooral zijn latere geometrisch-abstracte werk, met de kenmerkende horizontale en verticale zwarte lijnen en
primaire kleuren
, is wereldberoemd en dient als inspiratiebron voor vele architecten en ontwerpers van
toegepaste kunst
. Hij was een van de belangrijkste medewerkers van het tijdschrift
De Stijl
en ontwikkelde een eigen kunsttheorie, die hij
nieuwe beelding
of neoplasticisme noemde. Hij is in het buitenland beter bekend als
Mondrian
, een wijziging die hij zelf invoerde, nadat hij in Parijs was gaan wonen. In 1908 werd hij lid van de
Theosofische Vereniging
.
Levensloop
Mondriaan werd op 7 maart 1872 aan de Kortegracht in Amersfoort geboren
[1]
als zoon van de
christelijke
hoofdonderwijzer
,
Pieter Cornelis Mondriaan
en zijn vrouw Johanna Christina de Kok.
[2]
Hij werd gedoopt in de
Nederlandse Hervormde Kerk
en werd christelijk opgevoed. Omdat zijn moeder vaak ziek was, voerde zijn zus Christien op nog geen achtjarige leeftijd het huishouden.
[3]
Zijn vader was naast hoofdonderwijzer ook tekenleraar
[4]
en leerde hem al vroeg tekenen. In april 1880 verhuisde het gezin Mondriaan naar
Winterswijk
, waar Mondriaans vader hoofd werd van de School voor Christelijk Nationaal Onderwijs.
[5]
Opleiding
In juli 1884 voltooide Mondriaan de lagere school en voldeed hij aan de
leerplichtwet
door twee jaar aanvullend lager onderwijs te volgen. Vanaf 1886 werkte hij onder leiding van zijn vader aan het halen van de Akte Lager Onderwijs Handtekenen. Hierbij kreeg hij af en toe hulp van zijn oom, de kunstschilder
Frits Mondriaan
. Op 11 december 1889 haalde hij de akte, die hem in staat stelde les te geven aan zijn vaders
lagere school
. In de hierop volgende periode werkte hij aan het halen van de Akte Middelbaar Onderwijs Handtekenen en Perspectief, om ook op het
voortgezet onderwijs
les te geven en eventueel aan de Academie te studeren. Hiervoor volgde hij lessen in tekenen, schilderen en kunstgeschiedenis bij de schilderpedagoog
Jan Braet von Uberfeldt
, die zich na zijn pensionering in de buurt van
Doetinchem
vestigde. Mei-juni 1890 werd voor het eerst werk van Mondriaan tentoongesteld in
Den Haag
(zie
Exposities van Piet Mondriaan
), dat goed ontvangen werd. In februari 1892 kreeg hij een
studiebeurs
van
Koningin Emma
en in april stelde hij werk ten toon bij
Genootschap Kunstliefde
in
Utrecht
, waar hij inmiddels ook lid van was. In september van datzelfde jaar behaalde hij de Akte Middelbaar Onderwijs
[6]
en verhuisde direct naar Amsterdam, waar hij zich in oktober inschreef aan de
Rijksakademie van Beeldende Kunsten
voor de dagopleiding schilderkunst. Hier kreeg hij les van directeur
August Allebe
,
Nicolaas van der Waay
(schilderen) en
C.L. Dake
(tekenen).
[7]
Op 7 november 1892 nam hij zijn intrek bij een vriend van zijn vader, J.A. Wormser, die een boekhandel voor christelijke lectuur aan de
Kalverstraat
bezat en net als Mondriaans vader een aanhanger van
Kuyper
was.
[8]
Wormer betaalde waarschijnlijk ook zijn
studiegeld
.
[9]
Om in zijn verdere onderhoud te voorzien had hij diverse baantjes.
[10]
Hierover schreef hij: 'Op mijn 22e begon [1894/1895] een zeer moeilijke tijd voor mij. Om in mijn levensonderhoud te voorzien deed ik allerlei soorten werk: bacteriologische tekeningen maken, schilderijen kopieren in Musea, ook gaf ik les. Toen begon ik landschappen te verkopen en ik was blij dat ik net genoeg geld kon verdienen om te doen wat ik wilde doen'.
[1]
Een van de 'musea' waarvan hij spreekt, was het
Rijksmuseum
. Ook beschilderde hij tegels, ontwierp hij
ex-librissen
en maakte hij in opdracht portretten.
[7]
In 1893 deed Mondriaan in Amsterdam belijdenis voor de
Gereformeerde Kerk
. In oktober 1893 en 1894 schreef hij zich opnieuw in aan de Academie, alleen het laatste jaar voor de avondopleiding tekenen.
[7]
Ook werd hij in 1894 lid van kunstenaarsvereniging
Arti et Amicitiae
, waarmee hij toegang kreeg tot het officiele expositiecircuit. In oktober van het jaar 1895 schreef hij zich in voor een avondcursus tekenen om zich te bekwamen in het
etsen
, waar hij in 1896 nog een extra jaar aan vast plakte. Waarschijnlijk kwam hij via zijn studiegenoten in contact met de
boheme
van Amsterdam, die hun uitvalsbasis hadden in de 'molen zonder wieken' aan de
Tolstraat
, aan de rand van de stad. Van daaruit maakte hij zijn eerste tochtjes door het omliggende rivier- en polderlandschap.
[8]
Periode in Nederland
Mondriaans Nederlandse periode werd gekarakteriseerd door hard werken om in zijn onderhoud te kunnen voorzien. Hij verhuisde van zijn aankomst in
Amsterdam
in
1892
tot aan zijn vertrek naar
Parijs
in
1912
tien keer. Achtereenvolgens Kalverstraat 154 te Amsterdam (1892?1895), Ruysdaelkade 75 te Amsterdam (1895), 1e Oosterparkstraat 180 III te Amsterdam (1895?1897), Watergraafsmeer (1897), Stadhouderskade 5 te Amsterdam (1897?1898), Albert Cuypstraat 158 IIII te Amsterdam (1898?1901), Watergraafsmeer (1902?1903), Uden in Noord-Brabant (1904; zijn vriend Albert van den Briel woonde in het nabijgelegen Nistelrode), Watergraafsmeer (1904?1905), boven St. Lucas aan het Rembrandtplein 10 te Amsterdam (1905?1906), Albert Cuypstraat 272 III (1906?1908), Oele in Twente (1907 tijdelijk verblijf bij kunstschilder Hulshoff Poll) en Sarphatipark 42 I (1908-1911).
[11]
Daarnaast was hij vaak weg in de zomermaanden. Zo was hij vaak bij zijn ouders in
Winterswijk
(zomer 1893, 1898, 1899), maakte hij een reis naar Cornwall met Miss Crabb (1900), een reis naar Spanje met Simon Maris (1901), naar Uden (1903), Domburg (1908, 1909, 1910), Veere (1911). De vraagprijs voor zijn schilderijen nam in deze periode gestaag toe. Zo vroeg hij voor een olieverfschilderij van een stilleven met twee vissen in 1893 50 gulden. In 1910 vroeg hij voor een schilderij al 1000 gulden. Toch nam hij nog allerlei nevenopdrachten aan om in zijn onderhoud te kunnen voorzien.
In 1897 werd hij lid van
Kunstenaarsvereniging Sint Lucas
om zijn expositiemogelijkheden te vergroten. In 1898 schreef hij zich in voor het toelatingsexamen van de
Prix de Rome
, maar zakte op het onderdeel
anatomie
. In september 1898 kreeg hij de opdracht vier houten reliefpanelen te beschilderen voor de
preekstoel
in de
Engelse Kerk
. Vanaf omstreeks 1898 gaf hij privelessen aan vrouwen uit de betere, gereformeerde kringen.
[12]
Van het najaar van 1898 tot de zomer van 1899 woonde Mondriaan bij zijn ouders om te herstellen van een
longontsteking
, die hij op vakantie met een van zijn leerlinges opliep.
[13]
In 1899 maakte hij in de woning van dr.
Abraham van de Velde
op
Keizersgracht
608 een grote plafondschildering met een
allegorische
figuur en
putti
, die de vier jaargetijden symboliseren. Zijn vrije werk uit deze periode bestaat uit religieuze en geidealiseerde scenes uit het platteland. Ook maakte hij enkele (zelf)portretten en het meisjesportret
Kindje
(zie
Schilderijen
), dat geinspireerd lijkt op
devotieprentjes
uit die tijd.
[14]
In 1900 raakte hij bevriend met de schilders
Arnold Gorter
(1866?1933) en
Simon Maris
. Via Maris kwam Mondriaan in de chiquere
avant-garde
kunstkringen van Amsterdam terecht, waartoe ook de
Amsterdamse Joffers
behoorden. Ook keek hij rond deze periode naar beroemde voorgangers als
Breitner
en
Isaac Israels
en ontdekte hij het
symbolisme
, wat goed te zien is in zijn stillevens met
chrysanten
, een verwijzing naar de oosterse (Japanse) wereld.
[15]
Zomer 1900 ging hij met
Hannah Crabb
op vakantie naar
Cornwall
, maar liep daar longontsteking op en ging na terugkomst in Nederland naar Winterswijk om te herstellen. In september dat jaar ontmoette hij de student
bosbouw
en latere
houtvester
,
Albert van den Briel
(1881?1971), met wie hij een blijvende vriendschap opbouwde. In februari 1901 maakte hij net als zijn vader een plaat ter herinnering aan het huwelijk van
koningin Wilhelmina
en
prins Hendrik
.
[16]
Toen hij in
1901
voor een tweede keer deelnam aan de prestigieuze
Prix de Rome
, zakte hij opnieuw op het onderdeel anatomie, waardoor hij zich vanaf toen vooral op de
landschapschilderkunst
richtte. Gedesillusioneerd doordat hij daarnaast vrijwel niets verkocht, verkeerde Mondriaan in 1902?1903 in
links
-radicale kringen. Hij zou, volgens Van den Briel, zelfs betrokken zijn geweest bij een '
anarchistisch
complot
'. Ook zou hij omstreeks die tijd een identiteits- of levenscrisis gehad hebben. Na de bloedig eindigende
spoorwegstaking in 1903
verliet hij in 1904 Amsterdam, op aanraden van Van den Briel
[17]
en vestigde zich in het
Noord-Brabantse
Uden
. In zijn Udense periode schilderde hij veel van wat hij in zijn directe omgeving aantrof: landschappen met koeien, boerderijen, zonsondergangen, molens, en een stalinterieur. In een poging toch iets te verkopen, schilderde hij ook bloemstillevens.
[18]
In Uden zou hij voor het eerst ook explicieter over abstracte compositieprincipes gesproken hebben. 'Dat komt niet in de natuur voor, maar het is toch geschapen. Het is als wij erover denken', aldus Mondriaan. In juli 1904 werd hij
bibliothecaris
van St. Lucas. Op 28 juni 1906 schreef hij zich in op een bovenwoning op Albert Cuypstraat 272. Op de zolderverdieping maakte hij gebruik van een atelier. De grote vensters die zorgden voor de juiste lichtinval zijn hier nog goed te zien. Hij zou tot zijn vertrek naar Parijs in
de Pijp
blijven wonen, met een korte onderbreking van februari 1905 tot juni 1906 toen hij op de zolder boven kunstenaarsvereniging St. Lucas op het
Rembrandtplein
10 woonde.
[19]
Hij bracht vervolgens de hele winter van 1906 door in een boerderij, idyllisch gelegen aan de rand van een bos, en trok in 1907 en 1908 diverse malen naar de heidegebieden bij
Otterlo
.
[20]
Van circa 1905?1907 schilderde hij veel landschappen rond Amsterdam (
Duivendrecht
, de Kromme Vaart, boerderij Landzicht, het
Gein)
en de
Oostzijdse Molen
). In 1906 vond in Nederland een grote
Van Gogh
-tentoonstelling plaats, die Mondriaan aanzette tot het schilderen van meer gestileerde landschappen bij nacht (vergelijk bijvoorbeeld Mondriaans
Landschap bij nacht
(1907-1908; priveverzameling) met Van Goghs
De sterrennacht
(1889;
Museum of Modern Art
)).
[21]
Dit deed hij om de 'tragiek van de natuur' weer te geven.
[22]
Hierna werkte hij zijn nachttaferelen steeds verder uit, waarbij hij de werkelijkheid (het
realisme
) steeds meer losliet. Door het kopieren van het spiritueel-
romantische
werk van
Caspar David Friedrich
, die 100 jaar voor hem actief was, kwam Mondriaan tot de conclusie dat het schilderij alleen nog naar andere schilderijen kon verwijzen en dat de beleving van het schilderij belangrijker was dan de techniek waarmee het gemaakt is.
[23]
In
1908
ging Mondriaan, na kennismaking met
Jan Sluijters
en
Leo Gestel
, meer '
luministisch
' en expressief schilderen en begon hij weer portretten te schilderen. Ook schilderde hij bloemen in verschillende stadia van verval, een verwijzing naar de evolutie van het leven. In 1908 trad hij toe tot de 'ingewijden' van de
Theosofische Vereniging
, ook Borr genoemd, en leerde hij
yoga
. In de zomer van dat jaar woonde hij in het
Zeeuwse
Domburg
, waar
Charley Toorop
hem op het strand weleens in '
Boeddha-houding
' zag. In Domburg schilderde hij nieuwe thema's, zoals duinen, zeegezichten en kerktorens. Hij schilderde dan korte tijd in
pointillistische
stijl. In alles toont hij zich een zoekend kunstenaar die de vele stromingen in die tijd onderzocht naar mogelijkheden. In dat jaar maakte hij onder de invloed van het Franse
neo-impressionisme
en
fauvisme
ook opvallend kleurrijke, bijna agressieve doeken, zoals
Molen bij zonlicht
.
Hoewel het werk nog steeds
figuratief
is, worden de afbeeldingen hoekiger. Dit werk maakte hem in
1909
in een klap beroemd in Nederland, waar hij het symbool van de avant-garde werd. Op 14 mei 1909 meldde hij zich aan als lid van de Amsterdamse loge van de Theosofische Vereniging en op 25 mei werd hij officieel ingeschreven in de ledenregisters in
India
.
[22]
De zomer van 1909 bracht hij opnieuw door aan de kust in Zeeland, waar hij talloze schilderijen in deze nieuwe stijl maakte. Hij wist ook een groot aantal schilderijen te verkopen en gesterkt door dit succes, verloofde hij zich in 1909 met Greta Heijbroek. Dat jaar overleed echter onverwacht Mondriaans moeder, wat hem danig in de war bracht en hem aanzette tot zelfdestructief gedrag.
[24]
Mondriaans werk uit 1910/1911 is in twee groepen te verdelen. Enerzijds maakte hij werk vol
theosofische
symboliek, het meest expliciet in de triptiek
Evolutie
(1910?1911), dat een vrouw in verschillende stadia van spirituele ontwaking voorstelt. Anderzijds doet zijn werk uit deze periode denken aan dat van de
Haagse School
en de
Amsterdamse impressionisten
, maar met een mystiek-symbolistische inslag die ook te vinden is bij tijdgenoten als
Matthijs Maris
,
Floris Verster
en de Friese kunstenaar
Jan Mankes
. In deze periode schilderde hij
portretten
en nog steeds
bloemen
. Grote invloed ondervond hij in die tijd ook van
Jan Toorop
. Op 28 november 1910 richtte hij met
Spoor
, Toorop en
Kickert
de
Moderne Kunstkring
op, een kunstenaarsvereniging voor progressieve Nederlandse kunstenaars.
In juni 1911 was Mondriaan in Parijs, waar hij voor het eerst met het
kubisme
geconfronteerd werd. In oktober 1911 vond in het
Stedelijk Museum
de eerste tentoonstelling van de Moderne Kunstkring plaats, waar Mondriaan met zes schilderijen aan deelnam.
[25]
waaronder de triptiek
Evolutie
. De critici waarderen dit werk niet en noemen het 'koud en leeg'.
[26]
Op deze tentoonstelling is ook werk van Franse en Nederlandse expressionistische en pre-kubistische kunstenaars te zien. Mogelijk was dit weerzien van zijn nieuwe voorbeelden aanleiding om naar Parijs te vertrekken (20 december 1911). Hij verbrak in die tijd ook zijn verloving met Heijbroek.
Parijs: kubisme
In Parijs veranderde Mondriaan vrijwel onmiddellijk zijn achternaam in Mondrian. Na een verblijf op het hoofdkantoor van de
Franse afdeling van de Theosofische Vereniging
en het atelier van de Nederlandse schilder
Peter Alma
betrok hij in mei 1912 een atelier aan Rue du Depart 26, waar later ook
Conrad Kickert
en
Leo Schelfhout
gingen wonen. In Parijs leerde hij
Henri le Fauconnier
,
Fernand Leger
en
Gino Severini
kennen, die allen in expressionistisch-kubistische stijl schilderden. Het lukte hem niet
Picasso
en
Braque
te ontmoeten; wel was hij, om toch wat bekendheid te krijgen, vaak aanwezig op openingen, waardoor hij al snel de bijnaam 'Piet-zie-je-me-niet' kreeg.
Hij stortte zich vol overgave in het kubistische avontuur. Braque en Picasso fragmenteerden in hun werk de zichtbare werkelijkheid en waren van mening dat de tekening belangrijker was dan kleur. Mondriaan volgde hen in die zin na door te schilderen met
zwarte
lijnen, vrijwel zonder
kleur
, in vooral
bruin
en
grijs
.
[27]
Een belangrijk verschil tussen Mondriaan en de kubisten was echter dat hij deze gefragmenteerde 'werkelijkheid' verbond aan zijn theosofische opvattingen. Dit blijkt uit zuiver theosofische notities afkomstig uit zijn schetsboek, dat hij tussen 1912 en 1915 gebruikte, zoals: "Men ziet in de kunst de langzame groei naar 't geestel.[ijke], terwijl de makers onbewust er van zijn. De bewuste weg der leering lijdt in de kunst meest tot verbastering derzelve. Gaan deze twee wegen samen, d.w.z. dat de maker op de trap der evolutie is waar de bewuste geestel.[ijke] direkte werkdadigheid
mogelijk
is, dan heeft men de [...] [ideale] kunst."
[28]
Hij schilderde in Parijs vooral bomen en boomgaarden, waarbij zijn werk steeds minder naturalistisch werd. Hij gaf zijn schilderijen titels als
Compositie 9
. Maar nog altijd liet Mondriaan zich door de werkelijkheid inspireren, bijvoorbeeld door een blinde muur vlak bij zijn atelier, of door de zee. Maar ook in zijn latere leven zou hij zichzelf als realist zien: 'abstract-realist'. In
1914
schreef hij de invloedrijke kunstpedagoog
H.P. Bremmer
een verhelderende brief: 'ik construeer op een plat vlak lijnen en kleurcombinaties met 't doel
algemeene schoonheid
zoo bewust mogelijk uit te beelden. [...] ik wil de waarheid zoo dicht mogelijk benaderen en daarom alles abstraheeren tot ik kom tot het fundament [...] der dingen. [...] Ik vermeen dat 't mogelijk is door horizontale en verticale lijnen, geconstrueerd
bewust
maar niet
berekenend
[...] zoonodig aangevuld door andere richtingslijnen of gebogen lijnen, desnoods, te komen tot een kunstwerk even sterk als waar'.
[29]
Nederland: naar de pure abstractie
Toen Mondriaan in 1914 zijn zieke vader in Nederland bezocht, brak de
Eerste Wereldoorlog
uit, waardoor hij niet kon terugkeren naar
Parijs
. Hij ging daarom een tijdje werken in
Domburg
waar hij onder meer contact had met de schilder
Jan Toorop
. Hij begon met schetsen van het kerkje en de zee die uiteindelijk uitmondden in zijn eerste
abstracte
werken, waaronder de serie
Pier en Oceaan
. Die werken werden later aangekocht door
Helene Kroller-Muller
, van wie hij, op advies van
Bremmer
, een toelage ontving. Deze werken exposeerde hij vanaf
3 oktober
1915
op de tentoonstelling 'Moderne Kunst' in het
Stedelijk Museum
in
Amsterdam
.
Mondriaan vestigde zich in de 'kunstenaarskolonie'
Laren
. In januari 1915 ging hij wonen op de Oude Naarderweg 12 in het pension van
Catharine Hannaert
. In juli 1915 verhuisde hij naar de Pijlsteeg (nu Groene Gerritsweg 17), waar hij samen met de
componist
Jacob van Domselaer
ging wonen. Van Domselaer schreef onder invloed van Mondriaan zijn compositie '
Proeven van Stijlkunst
'.
De oorlogsjaren waren voor Mondriaan zeer inspirerend. Hij vond nieuwe klanten, zoals de kunsthandelaar
Sal Slijper
, gaf les op een school in Amsterdam en kopieerde eerder werk als zijn gezichten op het Gein en Duivendrecht. In Laren werkte hij ook zijn kunstopvattingen uit. Hij werd hierin gestimuleerd door de eveneens in Laren wonende schilder
Bart van der Leck
en de kunstenaar-recensent
Theo van Doesburg
, die eerder een lovende recensie over Mondriaan schreef in het tijdschrift
Eenheid
, waarna een briefwisseling tussen de twee ontstond, en ze elkaar op 6 februari 1916 ontmoetten.
[30]
Omstreeks 1916 leerde hij ook de schilder
Vilmos Huszar
kennen. Mondriaan had grote bewondering voor Van Doesburg als onvermoeibaar organisator en schrijver, terwijl Van der Leck vooral een artistiek klankbord voor Mondriaan was. De wisselwerking tussen deze vier kunstenaars leidde tot een radicalisering van de beeldingsmiddelen kleur, vlak en lijn en een 'onsentimentele' verfbehandeling.
[31]
Vanaf 1917 verdween elk naturalisme uit het werk van Mondriaan, en langzamerhand ook elke
beweging
en
diepte
. Zo maakte hij in 1917 een serie schilderijen van 'dansende', ritmisch geordende kleurvlakjes. Om elke associatie met de 'natuur', de waarneembare werkelijkheid, te voorkomen paste hij voortaan alleen nog de '
primaire kleuren
'
rood
,
blauw
en
geel
toe, aangevuld met niet-kleuren als
grijs
,
wit
en
zwart
. Soms werden de roden en blauwen nog wat afgezwakt met extra wit, maar dit werd steeds minder. Bovendien rangschikte hij vlakken en/of lijnen sindsdien volgens een
orthogonaal
systeem en liet hij iedere andere richtingslijnen dan de horizontale en verticale los.
[32]
Mondriaan werd hierop geschrapt van de lijst van te ondersteunen kunstenaars door Bremmer.
De Stijl
Samen met
Van Doesburg
,
Van der Leck
en
Huszar
richtte Mondriaan in
1916
de groep 'bewust abstracten' of 'werkelijk anderen' op. In
1917
vroeg Van Doesburg hem bij te dragen aan een voor deze groep op te richten tijdschrift, dat
De Stijl
zou gaan heten. Mondriaans eerste bijdrage tot dit tijdschrift was de artikelenreeks 'De Nieuwe Beelding in de Schilderkunst' (zie
Publicaties
). Omdat Mondriaan niet zo'n begiftigd schrijver was, ontleende hij hierin veel begrippen en ideeen aan de theosoof
Mathieu Schoenmakers
, schrijver van boeken als
Het Nieuwe Wereldbeeld
(1915) en
Beginselen der Beeldende Wiskunde
(1916). Met deze artikelen wilde Mondriaan aantonen dat de kunstenaar niet afbeeldt, maar weerbeeldt. "Men moet de natuurlijke verschijning veranderen, om de natuur meer zuiver te doen zien". De kunstenaar treedt bovendien op als tussenpersoon tussen toeschouwer en een hogere, onzichtbare, kosmische werkelijkheid.
[33]
In november 1918 onderschreef hij, naast Theo van Doesburg,
Robert van 't Hoff
,
Vilmos Huszar
,
Antony Kok
,
Georges Vantongerloo
en
Jan Wils
, ook het Eerste Manifest van De Stijl.
[34]
Zijn werk voor
De Stijl
leidde uiteindelijk in 1921 tot de uitgifte van het boekje
Le Neo-Plasticisme
.
Literaire ambities
Vrijwel onbekend zijn de literaire aspiraties van Mondriaan. In het inmiddels opgeheven weekblad
De Nieuwe Amsterdammer
(bijgenaamd
De Nieuwe Groene
) publiceert hij in
1920
een kort verhaal dat hij '
futuristisch
' noemt. Datzelfde jaar stuurt hij eveneens een verhaal naar
Lodewijk van Deyssel
die deel uitmaakt van de redactie van
De Nieuwe Gids
. Uit de reactie van Van Deyssel spreekt waardering, maar hij kan Mondriaans verhaal wegens ruimtegebrek pas twee jaar later publiceren. Aangezien Mondriaan dit te lang vindt, vraagt hij zijn kopij echter terug. Doordat zijn beeldend werk uiteindelijk de overhand krijgt, laat hij zijn literaire ambities varen. De erfenis van zijn literaire uitstapje is zodoende gebleven bij twee verhalen, 'De Groote Boulevards' en 'Klein Restaurant ? Palmzondag', die pas in
1987
in boekvorm, onder de titel
Twee verhalen
, worden gepubliceerd (zie
Publicaties
).
Parijs: bloeiperiode
In juni 1919 keerde Mondriaan terug naar zijn oude Parijse atelier aan de Rue du Depart. In november verhuisde hij naar Rue de Coulmiers, vlak bij
station Montparnasse
, maar in 1921 keerde hij terug naar zijn oude atelier. Hij merkte echter teleurgesteld dat de kubisten niet dezelfde weg waren gegaan als hijzelf, maar dat zij nog steeds realistische elementen in hun werk bleven opnemen. Wel bouwde hij een nieuwe kennissenkring van
dadaisten
en
surrealisten
op, die sporadisch werk van hem kochten en hem interviews en tentoonstellingen in zowel Europa als Amerika opleverden. In deze periode schilderde Mondriaan, op verzoek, vooral uit Nederland, ook af en toe bloemvoorstellingen in tere kleuren. Daarbij greep hij terug naar bloemsoorten die hij in de periode 1908-1911 schilderde.
[35]
Ook schilderde hij reproducties van eigen werken uit zijn figuratieve periode. In 1921 overleed Mondriaans vader. In 1922 hield het
Stedelijk Museum
in Amsterdam ter gelegenheid van zijn vijftigste verjaardag een overzichts
tentoonstelling
van zijn werk.
Ondertussen vervolmaakte Mondriaan zijn werkwijze. Hij gebruikte hooguit nog maar een primaire kleurvlak per schilderij. De grijze lijnen maakten plaats voor dikke zwarte lijnen. Hij verschoof de kleurvlakken naar de rand, waardoor een soort
repoussoir
ontstond en zijn grijswaarden werden zo subtiel dat ze nauwelijks nog van wit te onderscheiden zijn.
[36]
Het schilderen van de zo eenvoudig en vanzelfsprekend lijkende werken van Mondriaan was een langdurig proces, waarbij hij moest zoeken naar de juiste plaats van lijnen en vlakken. Hierbij werden vele verflagen over elkaar heen aangebracht. Omdat
olieverf
een erg lange
droogtijd
heeft, gebruikte Mondriaan het onwenselijke
petroleum
als droogmiddel. Dit had tot gevolg dat de verf flinke barsten ging vertonen. De doeken van Mondriaan zien er hierdoor in musea veel minder strak uit dan ze ongetwijfeld bedoeld zijn geweest en zoals ze in reproducties vaak afgebeeld worden.
Mondriaan richtte zijn Parijse atelier in volgens de principes van De Stijl en liet het atelier ook vaak fotograferen, echter zonder dat hij zelf daarbij wilde poseren. De kunst stond centraal in zijn leven, en in zijn werkwijze had hij dan ook wel wat weg van een
kluizenaar
. Desondanks begaf hij zich vaak in het openbare leven en socialiseerde hij (voornamelijk) met de Nederlandse kunstenaars die ook in Parijs verbleven.
Begin jaren twintig ontstond een geleidelijke verwijdering tussen Mondriaan en Van Doesburg. Mondriaan vond zijn werk niet 'absoluut' genoeg en was bovendien tegen een vermenging van schilderkunst en architectuur, want in architectuur kan hierarchie, centraliteit en het "particuliere" niet worden afgeschaft. Ook kan architectuur niet streven naar abstractie, omdat het van zichzelf al niet-mimetisch is. Van Doesburg was op zijn beurt tegen Mondriaans 'rigide' theosofische opvattingen. Toen Van Doesburg in 1924 de diagonaal als beeldingsmiddel (her)introduceerde, en zich zo in zekere zin afzette tegen Mondriaan, was de breuk compleet. Mondriaan was van mening dat door wat Van Doesburg als dynamisch beschouwde (het invoeren van diagonalen), een gevoel van fysiek equilibrium onmogelijk werd, wat volgens hem (in een interview in 1943) noodzakelijk was "
for the enjoyment of a work of art
". Pas in 1929 bezochten de beide kunstenaars elkaar weer.
[37]
Om aan te tonen dat zijn 'rigide' theosofische opvattingen juist heel dynamisch waren, schilderde Mondriaan begin jaren dertig een aantal ruitvormige composities. Zijn in opdracht gemaakte
Compositie met twee lijnen
uit 1931, is in dat opzicht een belangrijk sleutelwerk. Het diagonaal opgehangen vierkante schilderij bevat ? als vaker bij werk in opdracht ? geen kleur, slechts twee elkaar kruisende zwarte lijnen op een verder wit doek. De lijnen zijn uiterst zorgvuldig geplaatst en geven een indruk van stabiliteit bij de toch instabiele ruitvorm van de lijst. De bewoners van
Hilversum
beviel het schilderij, dat was opgehangen in het door
Willem Dudok
ontworpen stadhuis, echter niet. De gemeente Hilversum wilde het schilderij verkopen en met de opbrengst een pand restaureren. Er ontstond een rel omdat het doek aan de gemeente was geschonken. Uiteindelijk werd het schilderij verkocht aan de
gemeente Amsterdam
, waar het nu is opgenomen in de collectie van het Stedelijk Museum. Het eveneens ruitvormige schilderij
Compositie met gele lijnen
uit 1933 is belangrijk binnen Mondriaans oeuvre, omdat hij daarop voor het eerst gebruikmaakt van gekleurde lijnen.
[36]
Vanaf 1932 raakte Mondriaan, onder invloed van zijn discipel
Marlow Moss
, geobsedeerd door de dubbele lijn als compositie-element. "Ik ben druk bezig aan nieuw schilderkunstig onderzoek met dubbele lijnen. Zo schakel ik het zwart een beetje uit, waar ik steeds minder van houd", schreef hij aan de architect
Alfred Roth
. Aan de schilder
Jean Gorin
schreef hij: "In mijn laatste dingen wordt de dubbele lijn verbreed tot een vlak en toch is ze eerder een lijn. Maar hoe dat ook zij, ik geloof dat dit een van die kwesties is die buiten de theorie vallen en die zo subtiel zijn dat die uiteindelijk onder mijn mysterie van "de kunst" vallen. Dat is me echter nog niet helemaal duidelijk!"
[38]
In
1932
probeerde hij lid te worden van de
vrijmetselarij
, maar werd daar vanwege zijn lidmaatschap van de Theosofische Vereniging afgewezen. Dit betekent echter niet dat Mondriaan vanaf dat moment geen lid meer was; nog in 1939 liet hij zich als lid van de Theosofische Vereniging van Parijs naar Londen overschrijven. In 1936 verhuisde hij naar Boulevard Raspail 278.
[39]
New York: opnieuw vernieuwing
In
1938
vertrok Mondriaan, als gevolg van de steeds toenemende internationale spanningen, naar
Londen
, waar zijn vriend
Ben Nicholson
hem aan woonruimte hielp.
[40]
Toen zijn huis tijdens de
Blitz
echter ternauwernood aan een
bominslag
ontkwam, pakte hij opnieuw zijn biezen en vertrok op
23 september
1940
vanuit
Birmingham
naar
New York
, waar hij op
3 oktober
1940 aankwam. In New York werd hij opgevangen door
Harry Holtzman
, die hem niet alleen aan een atelier op 353 East 56th Street hielp, maar ook meubilair en een platenspeler voor hem kocht en hem bekend maakte met de
boogiewoogie
- en
bluesmuziek
. Ook werd Mondriaan onmiddellijk opgenomen in de New Yorkse avant-garde.
In New York zocht hij weer naar vernieuwing en vond hij een geheel nieuwe werkwijze binnen het neoplasticisme. Hij maakte op een veel speelsere manier gebruik van kleur en uit sommige doeken verdwenen de zwarte lijnen zelfs geheel. Een technische vernieuwing was dat Mondriaan plakstroken papier ging gebruiken als hulpmiddel. Het bij zijn dood nog onvoltooide schilderij
Victory Boogie Woogie
laat zien dat Mondriaan bezig was met vernieuwing, en aansluiting zocht met de muziek door er (in eigen woorden) "wat boogie woogie in te doen". Bovendien werd de lijn in dit schilderij opgelost in kleine kleurvlakjes. Zodoende kwam Mondriaan vlak voor zijn dood in 1944 tot de conclusie dat de lijn eigenlijk ook een vlak is. "Nu pas (1943) word ik me ervan bewust dat mijn werk in zwart, wit en kleine kleurvlakken alleen maar 'tekenen' in olieverf is geweest. Bij het tekenen zijn de lijnen de voornaamste uitdrukkingsmiddelen. [...] In de schilderkunst echter worden de lijnen geabstraheerd door kleurvlakken, de begrenzingen van de vlakken vertonen zich als lijnen en behouden hun grote waarde", schreef hij aan kunstcriticus
James Sweeney
.
[41]
Mondriaan overleed op 71-jarige leeftijd aan
longontsteking
en werd begraven op de
Cypress Hill Cemetery
in
New York
.
Opvallend is dat Mondriaan slechts wat persoonlijke documenten, zijn schilderspullen en enkele boeken naliet, waaronder de werken van de
theosofe
Helena Blavatsky
. Mondriaan had de gewoonte ontvangen correspondentie na lezing te vernietigen en hechtte kennelijk niet aan materiele zaken. Mondriaans eigen brieven, voor zover die bewaard zijn gebleven, vormen een belangrijke bron voor wetenschappelijk onderzoek naar zijn leven en werk.
In
2008
werd door het televisieprogramma
Andere Tijden
het enige bekende filmmateriaal met Mondriaan ontdekt.
[42]
De ontdekking van het filmmateriaal viel samen met de afsluiting van een twee jaar durend onderzoek naar de
Victory Boogie Woogie
.
Lijst van werken
Musea
Dankzij de goede relatie tussen
verzamelaar
, kenner en
mecenas
Sal Slijper
en
Louis Wijsenbeek
, directeur van het toenmalig
Gemeentemuseum Den Haag
, kreeg dit museum ruim 300 werken. Het
Kunstmuseum Den Haag
(in 2019 werd de naam veranderd) heeft daarmee de grootste collectie Mondriaans ter wereld, met vrijwel alle bekende werken uit zijn oeuvre van voor 1914 en werken uit zijn latere periode, waaronder zijn laatste, onafgemaakte werk: de
Victory Boogie Woogie
.
Het in
Winterswijk
gevestigde
Villa Mondriaan
, is een museum over de jonge jaren van Piet Mondriaan. De jaren waarin zijn kunstenaarschap werd gevormd, bracht Piet Mondriaan door in de villa waarin nu museum Villa Mondriaan gevestigd is. Met behulp van hedendaagse middelen wordt hier het levensverhaal van Piet Mondriaan verteld. Ook
Museum de Fundatie
in
Zwolle
heeft vroeg werk van Mondriaan in het bezit.
[43]
Tentoonstellingen
Zie voor een (niet compleet) overzicht van de exposities van Mondriaan de pagina
Exposities van Piet Mondriaan
.
Eerbetoon
In
1968
maakte de Spaanse kunstenaar
Domingo Sarrey
een video
animatie
getiteld
Cuadrats (Homenaje a Mondrian)
. De Nederlandse kunstenaar
Carel Blotkamp
maakte een aantal schilderijen die een antwoord zijn op zijn levenslange fascinatie met het werk van Mondriaan. De Britse kunstenaar
Keith Milow
maakte in de periode 2001-2003 een serie schilderijen, die een antwoord zijn op de zogenaamde trans-Atlantische schilderijen (1935-1940) van Mondriaan.
[44]
In het geboortehuis van Mondriaan in Amersfoort is het
Mondriaanhuis
gevestigd, waarin abstracte kunst tentoongesteld wordt. In Winterswijk is ter ere van Mondriaan het
Mondriaanmonument
opgericht. Verder zijn er talloze scholen en straten naar Mondriaan vernoemd, zoals het
Mondriaan Lyceum
en de
Mondriaanstraat
in
Amsterdam Nieuw-West
. Eveneens in
Amsterdam
bevindt zich de naar hem vernoemde
Mondriaantoren
. Van 1991 tot 2000 reed tussen Amsterdam en Keulen een
trein
die naar hem genoemd was.
Trivia
Verder lezen
Over Piet Mondriaan is veel literatuur verschenen. Wie puur in zijn werk is geinteresseerd heeft veel aan de
catalogue raisonne
van Joosten en Welsh die een compleet en zeer uitgebreid overzicht biedt van al zijn werken. Wie meer wil weten over de interpretatie van zijn werken en zijn eigen ideeen over zijn werk kan onder meer terecht bij de boeken van
Carel Blotkamp
.
- Blotkamp, Carel (1987)
Mondriaan in detail
, Utrecht: Veen, Antwerpen: Reflex,
ISBN 90-6322-147-9
.
- Blotkamp, Carel (1994)
Mondriaan. Destructie als kunst
. Zwolle: Waanders,
ISBN 90-6630-485-5
.
- Welsh, Robert P., Joop M. Joosten (1998)
Piet Mondrian. Catalogue raisonne
[2 delen], Blaricum: V+K Publishing,
ISBN 9789066116214
.
- Hanssen, Leon (2015),
De schepping van een aards paradijs. Piet Mondriaan 1919-1933.
Amsterdam: Querido,
ISBN 978-90-214-5810-6
.
- Janssen, Hans (2016),
Piet Mondriaan. Een nieuwe kunst voor een ongekend leven. Een biografie.
Amsterdam: Hollands Diep,
ISBN 9789048833580
.
Externe links
Bronnen
- Bax, Marty (2001)
Mondriaan compleet
, Alphen aan den Rijn: Atrium,
ISBN 90-6113-929-5
.
- Bois, Yve-Alain
et al.
(1994)
Piet Mondriaan. 1872-1944
, Zwolle: Waanders,
ISBN 90-400-9720-8
.
- Deicher, Susanne (1994)
Piet Mondriaan. 1872-1944. Composities op het lege vlak
, Koln: Taschen,
ISBN 3-8228-0628-5
.
- Janssen, Hans (2002)
mondrian 1892-1914. The Path to Abstraction
, Zwolle: Waanders,
ISBN 90-400-8708-3
.
Noten
- ↑
a
b
De Valk Lexicon kunstenaars Laren-Blaricum
(25 augustus 2007)
- ↑
B.H. Spaanstra-Polak,
"Mondriaan, Pieter Cornelis (1872-1944)"
(18 januari 2007)
- ↑
Deicher (1994): p. 7.
- ↑
Mondriaanhuis (Biografie Mondriaan)
(26 augustus 2007)
- ↑
Bois (1994): p. 21.
- ↑
Bois (e.a.; 1994;
ISBN 90-400-9720-8
): p. 21-22.
- ↑
a
b
c
Bois (1994): p. 22.
- ↑
a
b
Bax (2001): p. 8.
- ↑
Deicher (1994): p. 8.
- ↑
Mondriaanhuis (Biografie Mondriaan)
(30 augustus 2007)
- ↑
R. Welsh e.a.(1994): p. 44
- ↑
Bax (2001): p. 8-9.
- ↑
Deicher (1994): p. 10.
- ↑
Deicher (1994): p. 12-13.
- ↑
Bax (2001): p. 9-10.
- ↑
Bois (1994): p. 23-24.
- ↑
Deicher (1994): p. 15.
- ↑
Deicher (1994): p. 17.
- ↑
Bax (2001): p. 10.
Zie ook
De Amsterdamse woningen van Piet Mondriaan
(5 november 2007).
- ↑
Deicher (1994): p. 19.
- ↑
Deicher (1994): p. 16, 18.
- ↑
a
b
Bax (2001): p. 11.
- ↑
Deicher (1994): p. 16, 19, 20, 22.
- ↑
Deicher (1994): p. 24.
- ↑
De Moderne Kunstkring 1911
(geraadpleegd 31 december 2007).
- ↑
Deicher (1994): p. 25, 28.
- ↑
Deicher (1994): p. 31, 32.
- ↑
Bax (2001): p. 11-13.
- ↑
Bax (2001): p. 13.
- ↑
Els Hoek (redactie; 2000).
Theo van Doesburg. Oeuvrecatalogus.
Bussum: Uitgeverij Thot (
ISBN 90-6868-255-5
): cat.nr. T6, p. 548.
- ↑
Bax (2001): p. 14.
- ↑
Bax (2001): p. 13-14.
- ↑
Bax (2001): p. 14-15.
- ↑
De Stijl
, 2e jaargang, nummer 1 (november 1918): p. 2-3. Zie
Digital Dada Library
.
- ↑
Bax (2001): p. 15.
- ↑
a
b
Bax (2001): p. 17.
- ↑
Bax (2001): p. 16.
- ↑
Bax (2001): p. 18.
- ↑
Bax (2001): p. 15, 17.
- ↑
Bax (2001): p. 19.
- ↑
Bax (2001): p. 20.
- ↑
'Eerste filmbeelden Mondriaan '
(NOS Journaal, 28 augustus 2008 5:22, bezocht: idem)
- ↑
Zoekresultaten "Mondriaan, Museum de Fundatie"
in Collectie Nederland: Musea, Monumenten en Archeologie
- ↑
Keith Milow, Mondrian Series
.
- ↑
(
en
)
David Morgan-Mar
,
DM's Esoteric Programming Languages - Piet
(
27 september 2018
). Geraadpleegd op
25 januari 2022
.
- ↑
(
en
)
Guido van Rossum
,
An Open Source App: Rietveld Code Review Tool - App Engine - Google Cloud Platform
(mei 2008). Gearchiveerd op
17 oktober 2015
. Geraadpleegd op
25 januari 2022
.
|