De
oosters-orthodoxe kerk
, officieel de
orthodoxe katholieke kerk
genoemd, is een stroming binnen het
christendom
die zichzelf beschouwt als directe voortzetting van de '
ene
, heilige, katholieke en apostolische'
kerk
. De
Griekse
naam 'orthodox' betekent letterlijk 'rechtgelovig', 'het ware geloof behoudend'. Als de oosters-orthodoxe gezindheid bedoeld wordt, die deze Kerk in de
maatschappij
vertegenwoordigt, wordt ook wel 'oosters-orthodoxe kerk' geschreven, zonder beginhoofdletters.
De oosters-orthodoxe kerk verstaat onder 'geloof' niet zozeer het aannemen van een systeem van
dogmatische
of
morele regels
, maar vooral de
biddende
gerichtheid op het
hemelse
. De orthodoxe kerk is in de eerste plaats een
liturgische
en (aan)biddende kerk; de
doctrine
en
ethiek
kunnen alleen binnen de context van deze goddelijke aanbidding worden uitgelegd. De vooraanstaande, orthodoxe
theoloog
George Florovsky
drukte dit als volgt uit: 'Het christendom is een liturgische
religie
: eerst komt de aanbidding, vervolgens de doctrine en ten slotte de
discipline
'.
De orthodoxe kerk kent een groot aantal aangesloten kerken met elk een eigen hoofd. Meestal zijn ze per
land
georganiseerd. De orthodoxe kerk vormt binnen het christendom de groep
chalcedoonse
orthodoxe kerken: kerken die de leer van het
concilie van Chalcedon
volgen. De orthodoxie aanvaardt alleen de dogma's die vastgelegd zijn in
de eerste zeven oecumenische concilies
. Het grote
schisma
in de
11e eeuw
(1054) tussen het oostelijke en het
westelijke
deel van de christenheid van het vroegere
Romeinse Rijk
, leidde tot de scheiding tussen de
orthodoxe
of
Byzantijnse
patriarchaten
en het
patriarchaat van Rome
, de
katholieke
of
Latijnse
Kerk.
Hoewel de term "oosters" nog steeds gebruikelijk is, kan deze benaming in de huidige tijd misleidend zijn, daar de orthodoxe kerk thans ook
bisdommen
telt in
West-Europa
en vrijwel overal ter wereld. Het aantal orthodoxe gelovigen wereldwijd varieert volgens schattingen van 225 tot 300 miljoen. De situatie waarin veel lokale orthodoxe kerken leven, belemmert betrouwbare
statistieken
.
De oorzaak van het
schisma
tussen de kerk van Constantinopel en die van Rome wortelt in de eerste eeuwen na Christus, tegen de bestuurlijke en maatschappelijke achtergrond van het
Romeinse Rijk
en moet gezocht worden in de culturele en theologische verschillen tussen de oostelijke en westelijke wereld, evenals in de toenmalige heersende politieke verhoudingen en een strijd om invloed en macht tussen twee leiders.
Na de vestiging van het
Byzantijnse Rijk
, met Constantinopel als hoofdstad, de meest welvarende stad van beide Romeinse Rijken, was de kerkelijke patriarch van
Constantinopel
van mening dat hij, als leider van het "nieuwe Rome" de
spirituele
leider was van de hele (zijn eigen) kerk. De
paus
,
patriarch
van Rome, zag zichzelf als opvolger van de
apostel
Petrus
en eiste ook het gezag over de oosterse patriarchaten op. Wanneer de paus van Rome beweerde dat hij de opvolger van Petrus was, gebaseerd op
Matteus
16:19, verwezen de patriarchen van het oosten naar Matteus 18:18, waar staat dat de 12 apostelen samen dezelfde macht en
autoriteit
hadden om de zonden van de mensen kwijt te schelden.
Bovendien waren er ook tegenstrijdigheden over de
canonieke
en juridische status van de kerk binnen het Romeinse Rijk. Het wantrouwen werd nog groter door de culturele en nationale verschillen tussen het Griekse oosten en het Latijnse westen.
De confrontatie tussen Oost en West duurde, met tijdelijke pauzes en periodes van vrede, van midden
9e eeuw
tot 1054. De rechtstreekse aanleiding tot het schisma was de toevoeging door de
westerse
kerk van het
Filioque
aan de
geloofsbelijdenis of het Credo van Nicea-Constantinopel
. Aangezien deze toevoeging niet door een oecumenisch concilie was aanvaard, kon de Oosterse Kerk deze onmogelijk accepteren. Het Oosten beschouwde het Filioque als
theologisch
onjuist. Een
legaat van de paus van Rome
excommuniceerde
de Kerk van Constantinopel en alle andere orthodoxe kerken, die de toevoeging van het Filioque niet aanvaardden.
Paus Leo IX
excommuniceerde de patriarch van Constantinopel, en
Michael I van Constantinopel
deed op zijn beurt de paus in de ban.
Na de scheiding tussen het patriarchaat van Rome en de oosterse patriarchaten namen de al bestaande verschillen tussen hen verder toe in aantal. Niet enkel voor wat betreft de liturgische praktijk in de eredienst, maar evenzeer ging dit op voor de canonieke en de dogmatische verschillen. De roomse paus organiseerde en financierde zware militaire expedities, door kerkelijke kringen later
kruistochten
genoemd, waardoor de relaties verder verslechterden tussen de orthodoxie en de Latijnse kerk. Toen de roomse paus in 1202 de aanvoerders van de
Vierde Kruistocht
als opdracht meegaf Constantinopel in te nemen, en de stad door een barbaars handelend leger geplunderd en bijna volledig verwoest werd, was de breuk een feit.
De orthodoxe kerk definieert zichzelf als trouw aan het onveranderlijk apostolisch geloof. Haar apostolische 'originaliteit' en 'katholiciteit' garandeert haar verticale volheid van de 'Goddelijke waarheid'. De 'door God bestemde redding van alle volkeren' wil ze nastreven door horizontale verspreiding van die waarheid over de wereld.
De orthodoxe kerk definieert zichzelf eveneens als trouw aan de kerkelijke hierarchische structuur. De dogmatische beslissingen genomen door de eerste zeven oecumenische concilies drukken volgens de Kerk de eeuwigdurende waarheid van de Heilige Geest uit.
Deze laatste wordt beschouwd als de 'Gever van de onfeilbaarheid' aan de 'Kerk van Christus', terwijl het verenigde orthodoxe episcopaat als het kanaal voor het doorgeven van deze onfeilbaarheid geldt. Nochtans wordt geen enkele individuele bisschop noch het episcopaat in zijn geheel ‘’automatisch’’ als onfeilbaar beschouwd. In overeenstemming met de orthodoxe theologie is het hoofd van de orthodoxe kerk haar eigen stichter ? Jezus Christus. De hoogste autoriteit in de zichtbare kerk komt aan geen enkele patriarch of bisschop toe, maar alleen aan het oecumenisch concilie van alle bisschoppen. De beslissingen van een oecumenisch concilie zijn bindend voor de gehele kerk. Geen enkele
autocefale
kerk kan een beslissing van een oecumenisch concilie veranderen. De lokale kerken kunnen
dogma
's, morele regels,
liturgie
of heilige
canons
die door een oecumenisch concilie werden opgelegd niet veranderen.
Zoals hierboven reeds vermeld erkent de orthodoxe kerk uitsluitend de beslissingen van
de zeven eerste oecumenische concilies
(inclusief het Concilie van Nicea in 787).
De orthodoxe kerk ziet de zichtbare eenheid als een wonder van vrijwillige eenstemmigheid van alle gelovigen in de geest van vrijheid. De verificatie van getrouwheid gaat door een proces van aanvaarding; dit is door vrije aanvaarding (of verwerping) van ieder lid van de kerk, ongeacht zijn hierarchische status. Volgens de kerk is het alleen de getuigenis van de Heilige Geest in iedere bisschop, priester of leek die de innerlijke overtuiging schenkt dat een bepaald concilie waarlijk door God is bezield en daarmee oecumenisch waardig en aanvaardbaar is.
Het derde kenmerk van de orthodoxe kerk is haar gedecentraliseerde structuur. Zij heeft geen geografisch of administratief centrum in deze wereld, maar beschouwt als centrum het Hemelse Jeruzalem en in het bijzonder de Heilige Drie-eenheid.
De orthodoxe kerk bestaat uit administratief onafhankelijke autocefale en autonome lokale kerken. Ondanks deze administratieve decentralisatie beschouwt de kerk zich als een geestelijk 'Lichaam van Christus'.
De interne organisatorische eenheid van de orthodoxie wordt uitgedrukt in het geloof (het sacramentele leven in gebed en eucharistische communio). Iedere gelovige of priester van welke lokale kerk of nationaliteit dan ook dient zich dan ook thuis te voelen in elke orthodoxe kerk op aarde.
De orthodoxe theologie baseert zich op Gods openbaring. Deze openbaring kan men deelachtig worden door geregenereerde rede en niet door pietisme of theoretisering of overdreven rationalisme. De 'wetenschappelijke methode' van de orthodoxe theologie zou door het volgende vers uit de kerkhymnen kunnen worden uitgedrukt: “Moge mijn hart vrees en nederigheid omvatten, zodat ik niet door hoogmoed van U afval, O Gij genadevolle.”
Volgens de orthodoxe leer is rijkdom van Gods kennis enkel toegankelijk langs de synergie tussen de genade van de Heilige Geest en het vrije geweten van de gelovige. Dit betekent echter niet dat de orthodoxie het menselijk verstand en de filosofie verwerpt. Ze erkent hun belang, maar stelt dat deze alleen menselijke manifestaties zijn en daarmee van relatieve waarde zijn.
Volgens de orthodoxen werd het begrijpen van Gods kennis mogelijk door de leer van de
kerkvaders
die voor de orthodoxe gelovigen gezaghebbend is. Maar ook het gebedsleven en de persoonlijke
ascese
spelen een grote rol. Ascese, mysticisme en spirituele beproeving zijn onmisbare elementen van de orthodoxie.
Orthodoxe theologie is volgens de orthodoxe kerk het levende antwoord op de manifestatie van de Heilige Geest, uitgedrukt in liturgie, gebed, heiliging en elk levensaspect. Het is de grond waarin de gelovigen kunnen groeien om “in staat te zijn met alle heiligen te vatten wat de lengte en de breedte en diepte en hoogte is van Christus ? die alle kennis te boven gaat ? en om de volheid te bereiken die de volheid van God zelf is.” (Efez. 3:18-19).
De orthodoxe kerk kent een groot aantal kerken met elk een eigen hoofd; meestal zijn ze nationaal georganiseerd. Het ontstaan van deze nationale kerken kan uit specifieke culturele, geografische, politieke en historische omstandigheden worden verklaard.
Zoals hierboven reeds vermeld beschouwen alle orthodoxe gelovigen zich als leden van de ene en dezelfde kerk, de Heilige Orthodoxe Kerk, ook wanneer zij organisatorisch en
jurisdictioneel
, kerkrechtelijk niet onder de kerk uit hun land van herkomst staan. Deze culturele, linguistische, geografische en geschiedkundige verscheidenheid, die tot het zelfbegrip van de orthodoxie behoort (zie hierboven), deelt de kerk niet op in meerdere van elkaar gescheiden of verschillende orthodoxe kerken. Zij zijn allemaal met elkaar verbonden door hetzelfde geloof (Heilige Schrift, oud-kerkelijke geloofsbekentenissen, kerkelijke overleveringen, oecumenische concilies), hetzelfde godsdienstig leven, dezelfde kerkrechtelijke bepalingen en dezelfde kerkordening.
Hun totaal aantal gelovigen wordt geschat op 225 tot 300 miljoen gelovigen.
[1]
Deze kerken worden niet centraal geleid zoals de
Rooms-Katholieke Kerk
. Ze kennen geen equivalent voor de hoogste autoriteit, met name de paus. In principe zijn alle
bisschoppen
gelijk, in de praktijk zijn er bepaalde gradaties.
De
oecumenisch patriarch van Constantinopel
is de
ereprimaat
van de gehele Oosters-Orthodoxe Kerk. Hij fungeert als voorzitter en heeft als
primus inter pares
(eerste onder gelijken) een moreel leiderschap, maar geen autoriteit.
Men maakt een onderscheid tussen
autocefale
en
autonome
kerken:
- De autocefale kerken of kerken met een eigen hoofd worden bestuurd door een patriarch,
metropoliet
of een
aartsbisschop
. Zij bestaan uit:
Vrij ingewikkeld is de situatie binnen de
Oekraiens-Orthodoxe Kerk
.
- De autonome kerken zijn semi-zelfstandig: zij hebben hun eigen organisatorische structuur, maar hangen voor de benoeming van bisschoppen af van een patriarchaat.
De voornaamste zijn de
Russisch-Orthodoxe Kerk in het Buitenland
(
New York
), de Orthodoxe Kerk in Amerika (
Washington
) en die van
Finland
(
Kuopio
),
Estland
(
Tallinn
),
Letland
(
Riga
) en
Moldavie
(
Chisinau
).
Er zijn ook grote groepen orthodoxe christenen die in de
diaspora
leven: in West-Europa,
Noord
- en
Zuid-Amerika
,
Australie
,
Alaska
,
China
en
Japan
(
Tokio
). Daarnaast zijn er een aantal voornamelijk Griekse en Russische ‘missiekerken’ in
Afrika
,
Indonesie
,
Korea
enzovoorts.
Drie principes bepalen de verhoudingen tussen de verschillende orthodoxe kerken:
1. Het Principe van Gelijkheid
.
Alle orthodoxe kerken zijn onder elkaar gelijk. Het
Oecumenisch patriarchaat van Constantinopel
kan initiatieven nemen in aangelegenheden die de gezamenlijke, gehele orthodoxie aangaan.
2. Het Principe van de Zelfstandigheid
.
Alle orthodoxe kerken zijn in hun eigen gebied zelfstandig. Zij regelen het kerkelijk leven en de vieren de eredienst meestal in de landstaal. Ze heten daarom ook autocefale of autonome kerken. Ze dragen de titel patriarchaat,
metropolie
,
aartsbisdom
of autonome kerk.
3. Het boven alles uitgaande Principe van de Koinonia
.
Dit impliceert de eenheid van de conciliaire en synodale gemeenschap. De eenheid van de Kerk wordt bewaard door het gemeenschappelijke geloof, dezelfde eredienst, het gemeenschappelijk canoniek recht, dezelfde kerkelijke ordening, dezelfde dienstverlening (diakonia), dezelfde verkondiging (martyria) en het gemeenschappelijk dogma. Dit mondt uit in de canonieke gemeenschap van alle orthodoxe kerken.
De lokale orthodoxe kerken werden, als gevolg van historische omstandigheden en politieke processen, dikwijls de behoeders van de nationale cultuur en identiteit. Dit gebeurde vooral wanneer een land als staatkundige entiteit ophield te bestaan en alle instituties waren weggevallen. Als voorbeeld hiervan kan de
Ottomaanse
overheersing op de
Balkan
van de
15e
tot de
19e eeuw
worden genoemd. In deze periode raakten kerk en nationaal bewustzijn gaandeweg met elkaar vervlochten, waardoor nationale kerken ontstonden.
Terwijl de
veranderlijke feesten
(zoals
Pasen
en
Pinksteren
) in alle orthodoxe kerken volgens de
juliaanse kalender
worden gevierd (behalve in Finland en enkele parochies in Tsjechie en Slowakije), heeft een aantal kerken in de jaren 20 van de 20e eeuw voor de vaste feesten (zoals
Kerstmis
en de doop van Christus) de zogenaamde neo-juliaanse kalender ingevoerd, die tot het jaar 2800 overeenkomt met de westerse
gregoriaanse kalender
, maar hier 13 dagen op achterloopt. Andere kerken houden geheel vast aan de juliaanse kalender, ook voor deze feesten, zodat bijvoorbeeld Kerstmis in Griekenland op 25 december, maar in Rusland, Oekraine en Servie alleen op 7 januari
[2]
(=de "oude" 25 december) wordt gevierd. De hervormde kalender heeft in sommige landen tot veel discussie geleid en tot de afscheiding van de
oud-kalendaristen
; de meeste orthodoxe kerken zijn echter in
communio
met elkaar ongeacht hun kalenderkeuze.
De orthodoxe kerk heeft ? meer dan alle andere christelijke kerken ? in haar geschiedenis vervolgingen gekend.
[3]
Dit heeft een diepe stempel op deze kerk gedrukt. Daarnaast heeft ze altijd in een min of meer problematische verhouding gestaan tot de wereldlijke, keizerlijke machthebbers, hetgeen soms tot caesero-papistische tendensen geleid heeft. Deze tendensen werden niet alleen gevoed door de kerk, maar ook door monarchistisch-religieuze aanspraken van de Byzantijnse keizers en Russische
grootvorsten
en
tsaren
. Er zijn evenwel ook botsingen geweest tussen kerk en wereldlijke machthebbers, zoals het conflict tussen
Ivan IV
en het hoofd van de Russisch-Orthodoxe Kerk, metropoliet
Filip
.
De hedendaagse situatie van de orthodoxe kerk in de wereld is gekoppeld aan problemen ten gevolge van sociale en politieke veranderingen na de beide wereldoorlogen en na tal van revoluties. Deze problemen doen zich voor op politiek, economisch en zelfs canoniek vlak. Het orthodoxe geloof is echter, na de periode van het
iconoclasme
in de
8e
en 9e eeuw, gevrijwaard gebleven van grote dogmatische problemen en geschillen.
Historische omstandigheden hebben een succesvolle missionering door de orthodoxe kerk lange tijd niet toegestaan. In vergelijking met de rooms-katholieke
missionaire activiteiten
en protestantse
christelijke zending
was missionering bijna volledig onbekend.
De meest bekende missie was die door de
Russisch-Orthodoxe Kerk
van
Russisch-Amerika
onder de
Aleoeten
en de
Yupik
.
De grootste missionering van de
20e eeuw
vond plaats in de
Verenigde Staten
en
Canada
via orthodoxe emigranten en vluchtelingen.
In Afrika is de orthodoxe kerk spontaan gegroeid in
Oeganda
,
Kenia
, en
Congo-Kinshasa
onder de jurisdictie van het
Grieks-orthodox patriarchaat van Alexandrie
(patriarch
Theodorus II van Alexandrie
). In
Azie
is er de Autonome Orthodoxe Kerk van Japan onder bescherming van het patriarchaat van Moskou.
Binnen de orthodoxe kerk is
diaconie
niet geinstitutionaliseerd zoals in sommige andere kerken. Deze omstandigheid heeft dienstbaarheid aan de naaste evenwel nooit in de weg gestaan: de geschiedenis laat talloze voorbeelden zien van vorsten en kloosters die de nood van armen en hulpbehoevenden hebben gelenigd. Sinds 1991 trekt de overheid in post-communistische landen zich steeds meer terug uit de verzorgingsstaat en komen er vanuit de kerk steeds meer initiatieven voor naastenzorg. Men richt zich voornamelijk op verstandelijk gehandicapten, psychiatrie, verslaafden, prostituees en dak- en thuislozen. Vaak verlenen vanuit kloosters monniken en monialen deze zorg, maar er zijn ook vrijwilligers uit parochies actief.
De oosters-orthodoxe en de
rooms-katholieke kerk
hebben overwegend dezelfde geloofsleer. Als verschilpunten kunnen summier vermeld worden:
- De universele jurisdictie en onfeilbaarheid van de
paus
wordt door de orthodoxen niet erkend. De pauselijke
suprematie
wordt niet aanvaard, omdat deze tegen de conciliaire structuur van de kerk is.
- Bisschoppen zijn enkel opvolgers van de apostelen en niet van Christus. Vandaar dat de laat-middeleeuwse bewering van de paus van Rome dat hij de plaatsvervanger van Christus zou zijn voor de orthodoxen onaanvaardbaar is. Tijdens het eerste
millennium
van de onverdeelde kerk werd hij canoniek enkel als de opvolger van de apostel
Petrus
erkend, zijnde de eerste onder de gelijken. Voornoemde bewering verdeelt de Hemelse en de aardse kerk in twee entiteiten. Christus staat voor de orthodoxen aan het hoofd van beide.
- Een historisch strijdpunt met de westerse kerken is de theologische kwestie over het ontstaan van de
Heilige Geest
; in het Westen heeft men in de achtste eeuw aan de
geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel
het zogenaamde
Filioque
toegevoegd: vanaf dat moment leerde de Rooms-Katholieke Kerk dat de Heilige Geest niet alleen uit de Vader, maar ook uit de Zoon voortkomt.
- De Orthodoxe Kerk verwerpt de leer van het
Vagevuur
, de
doop
met enkel besprenkeling (dus alleen volledige onderdompeling), het niet toestaan van een
scheiding
tussen man en vrouw (in de Orthodoxe Kerk tot twee keer toe toegestaan) en het gebruik van ongezuurd brood bij de liturgie. De
Onbevlekte Ontvangenis van Maria
en de
Hemelvaart van Maria
zijn geen dogma's in de orthodoxe kerk.
- Kenmerkend is het gebruik van de vele iconen, naast
fresco's
en mozaieken, in de Oosters-Orthodoxe Kerk. In de Kerk van het Westen hebben afbeeldingen van Christus, Maria en heiligen een functie in het religieuze onderricht en in het devotieleven, als hulpmiddel om de meditatie en het gebed geconcentreerder en intenser te maken. In de kerken van het Oosten vervullen ze samen met de overige kunstwerken, zoals voornoemde mozaieken en fresco's, ook in de liturgie een functie die gelijkwaardig is aan het luisteren naar de
Heilige Schrift
.
"Zoals de waarheid van het geloof zich aan de oren openbaart, zo openbaart zij zich aan de ogen via de icoon"
(Heilige
Basilius
, kerkvader uit de
4e eeuw
).
- De liturgie is anders en wordt als onveranderlijk beschouwd. De mensen staan in plaats van te zitten. Tussen altaar en gelovigen bevindt zich een iconenwand of
iconostase
. Deze vormt de scheiding tussen de altaarruimte en het schip van de kerk.
- In westerse kerken, met hun duidelijke lengteas, worden de gebeurtenissen afgebeeld in hun chronologische volgorde, van west naar oost. Zij vormen als het ware 'een boek aan de wand'. In de grote Byzantijnse kerken zijn de afbeeldingen vanwege de liturgische functie gerangschikt in een cirkel in de koepel.
- De twaalf grote kerkelijke feestdagen, afgebeeld in de koepel, staan voor een zich steeds herhalende cyclus in de kosmos. De feestdagen komen in het Oosten deels overeen met die in het Westen, maar er zijn ook verschillen in belangrijkheid. Dat zijn: de
Geboorte van de Moeder Gods
(8 september), de
Kruisverheffing
(14 september), de
Opdracht van de Moeder Gods in de Tempel
(21 november), Kerstmis (25 december), de
Openbaring
(6 januari),
Presentatie van onze Heer en God en Verlosser in de Tempel
(2 februari), de
Verkondiging aan de Moeder Gods
(25 maart),
Palmzondag
,
Pasen
,
Pinksteren
, de
Transfiguratie
(6 augustus) en het
Ontslapen van de Moeder Gods
(15 augustus). Opvallend is de belangrijke rol van de gedachtenis aan Maria in het verlossingswerk van haar zoon en het ontbreken van
Witte Donderdag
en
Goede Vrijdag
in de rij van die oosterse twaalf belangrijkste hoogfeesten.
- De oosterse spiritualiteit is sterk beinvloed door het monnikendom. Het
Jezusgebed
is een kort gebed dat door de monniken, maar ook door veel leken, voortdurend herhaald wordt bij alle bezigheden.
- Priesters (en de lagere clerus) kunnen en mogen gehuwd zijn. Hun priesterwijding bevestigt hun gehuwde of celibataire levensstaat (vergelijkbaar met de
diakens
in de katholieke kerk). Bisschoppen worden altijd uit monniken gekozen en zijn altijd ongehuwd.
- De orthodoxe gelovigen slaan het
kruis
andersom. Bij katholieken begint men het slaan van het kruis van boven naar beneden en vervolgens van links naar rechts, terwijl de orthodoxen van boven naar beneden en vervolgens van rechts naar links hun kruis slaan. Ook is het verschil in het slaan van een kruis dat de orthodoxen daarbij hun duim, wijs- en middelvinger tegen elkaar aandrukken.
- Een aantal kerken gebruikt de juliaanse kalender.
- De Rooms-Katholieke Kerk en de protestantse kerken hebben een meer naar buiten gekeerd karakter dan de orthodoxe kerk, die het accent meer legt op mystiek, spiritualiteit en inkeer. Uit deze omstandigheid is de traditionele opvatting voortgekomen dat het rooms-katholicisme en het protestantisme "dynamischer" zouden zijn en de oosterse orthodoxie "statischer".
Naast de oosters-orthodoxe kerk zijn er de
orientaals-orthodoxe kerken
en de
oosters-katholieke kerken
. Deze laatste zijn de zogenoemde uniaten of geunieerde kerken: zij erkennen het gezag van de paus van Rome, maar behouden de uiterlijke kenmerken (
liturgie
, geen
celibaatsplicht
enzovoorts) van de oosterse kerken.