De
voorgeschiedenis van de
vrijmetselarij
kan op twee wijzen worden benaderd.
Enerzijds kan men de voorgeschiedenis van de
operatieve vrijmetselarij
op objectieve en historische wijze gaan beschrijven. Dit komt neer op het ontstaan, bloei en ondergang van middeleeuwse beroepsgilden in Europa. Dit onderzoek wordt hier echter niet verricht.
Anderzijds kan men de voorgeschiedenis van de
speculatieve vrijmetselarij
trachten in kaart te brengen. Dit is een subjectieve en speculatieve poging, begonnen door
James Anderson
in zijn
the Constitution of the Free-Masons
en sedertdien ononderbroken voortgezet, om de oorsprong van de vrijmetselarij te antedateren en te mystificeren.
Op deze wijze wordt een zogenaamde
foundation myth
, oprichtingsmythe gecreeerd, voor intern vrijmetselaarsgebruik. Dergelijke mythes zijn belangrijk bij de ontwikkeling van een solide groepsgevoel en sterk samenhorigheidsideaal in nieuwe en ambitieuze verenigingen, maar kunnen geen aanspraak maken op objectiviteit en historische feitelijkheid. Zo wordt de vrijmetselarij geantedateerd.
Deze antedatering begint met een herinterpretatie van het Bijbelverhaal over
Adam en Eva
. Het
Oude Testament
wordt hierbij kwistig gebruikt en de Bijbelse figuren worden gerecycleerd voor gebruik bij het uitbouwen van een vrijmetselaarsgeschiedenis. De
Ark van Noach
en de
Tempel van Salomo
zijn populaire thema's. Ook de klassieke wereld van
Griekenland
en
Rome
passeren de revue.
Euclides
of
Pythagoras
zijn graag geziene gasten. Maar ook
Mozes
, heidense mysterien, de
Essenen
, Keltische
Druiden
, de
Tempelridders
, de
Priorij van Sion
en de
Rozenkruisers
passeren de revue. De lijst is nagenoeg eindeloos. Van de
Oudheid
tot de
Middeleeuwen
wordt er op los gespeculeerd. Ook
Oliver Cromwell
, de Stuarts,
Francis Bacon
en
Christopher Wren
worden opgenomen in de vrijmetselaarsgeschiedenis. Er zijn dan ook zoveel verschillende ontstaansgeschiedenissen als er vrijmetselaars zijn. En nooit is er ook maar het minste historische bewijs voor alle stellingen.
In de
middeleeuwen
begint de mythische voorgeschiedenis van de speculatieve vrijmetselarij zich te vermengen met de objectieve geschiedenis van de operatieve vrijmetselarij. Een historische continuiteit wordt vooropgesteld. De middeleeuwse gilden van bouwvakkers en metselaars zouden stap voor stap omgevormd zijn tot filosofische clubjes voor de burgerij en de adel. Hierbij wordt verwezen naar gelijkaardige instituties in Frankrijk, zoals de
Compagnonnage
, en Duitsland, zoals de
Steinmetzen
.
Voor deze begrippen zijn er wel degelijk historisch betrouwbare bronnen te vinden van hun bestaan. Voorbeelden van dergelijke historische bronnen zijn bijvoorbeeld:
Het bestaan van deze bronnen staat niet ter discussie. Wat wel hoogst betwijfelbaar is hieruit als vanzelfsprekend af te leiden dat er een stapsgewijze historische evolutie is waar te nemen van operatieve vrijmetselarij naar speculatieve vrijmetselarij. Dergelijke afleidingen zijn van speculatieve aard, niet van historisch-wetenschappelijke aard.
Het Engelse begrip
freemason
of vrijmetselaar duikt historisch gezien voor de eerste keer op in
1396
in documenten van de
kathedraal van Exeter
,
Engeland
. Het is een afkorting van het begrip
freestone mason
, dat in tegenstelling stond tot het begrip
roughstone mason
. Een
ruwe steenmetselaar
is een steenhouwer die werkt met grote en onbewerkte, niet voorverwerkte stenen. Hij deed het grove werk, waarna de
vrije steenmetselaar
zich kan bezighouden met het fijne werk, waarvoor meer kunde nodig was.
In
1495
wordt het begrip opgenomen in de rijksstatuten van koning
Hendrik VI van Engeland
en in
1537
wordt het begrip gebruikt in
Londen
door een steenhouwersgilde, die haar leden als zodanig bestempelt. In de
Middeleeuwen
bestonden er in Europa een groot aantal van dergelijke
gilden
, waarin personen die hetzelfde beroep uitoefenden, zich verenigden. Deze verenigingen hadden meervoudige functies. Zo bestonden er dus ook gilden van ambachtslieden die in de bouwnijverheid actief waren. Deze waren steeds christelijk van oorsprong en ontwikkelden op termijn eigen vormen en gebruiken. Enkel personen die beroepsmatig met de bouwnijverheid te maken hadden waren lid van deze verenigingen. Zoveel is zeker. Dergelijke gilden worden als
operatieve loges
aangeduid.
Op
24 juni
1717
verenigen zich vier
vrijmetselaarsloges
in
Londen
,
Engeland
, tot de
Grand Lodge of London
. Dit gebeurde in het Londense gasthuis
the Goose and Gridiron
. In de aanloop naar 1717 moeten er dus in Londen verenigingen actief geweest zijn die een gelijkaardige inhoudelijke en vormelijke werking hadden, die later bekend zou worden onder de noemer
vrijmetselarij
, en die de nood voelden om de krachten te bundelen. Hieruit is af te leiden dat de wortels van deze verenigingen in het laatste kwart van de 17e eeuw, en het eerste kwart van de 18e te situeren zijn. Zoveel is ook zeker. Dergelijke loges worden als
speculatieve loges
aangeduid.
Of er een organisch of historisch verband bestaat tussen operatieve loges en speculatieve loges, waarbij de speculatieve vrijmetselarij is geevolueerd naar operatieve vrijmetselarij is het onderwerp van grote discussie en onzekerheid. Deze discussies ontberen steeds betrouwbare en napluisbare historische bronnen en stukken, en worden steeds met geheimzinnige mystiek omhuld. Momenteel wint de these, dat de speculatieve vrijmetselarij een totaal nieuw fenomeen is, dat hoogstens vormelijk maar in geen geval inhoudelijk, schatplichtig is aan de operatieve vrijmetselarij, binnen en buiten de vrijmetselarij veel terrein.
Wat in elk geval met historische zekerheid kan geschetst worden is de historische ontwikkeling van de speculatieve vrijmetselarij sedert 1717.
Instrumenteel in het samenbrengen van vier Londense loges in een grootloge was
John Theophilus Desaguliers
(La Rochelle, Frankrijk 13 maart 1683 ? Londen, Engeland 29 februari 1744). Hij was een leerling van
Isaac Newton
en lid van de
Royal Society
. Als lid van een van de vrijmetselaarsloges nam hij het voortouw. Hij gaf in
1721
opdracht aan een ander lid,
James Anderson
(Aberdeen, Schotland 1679 - Londen, Engeland 1739), een protestantse predikant, om statuten te maken voor deze koepelvereniging van loges. Hij werd geholpen door John Theophilus Desaguliers en
George Payne
.
Dit historisch document staat bekend onder de naam
the Constitution of the Free-Masons
en werd voor het eerst gepubliceerd in
1723
. Dit document bevatte een fictieve geschiedenis van de vrijmetselarij voor 1717, een aantal fundamentele regels,
Charges
genoemd, een aantal organisatorische bepalingen,
Regulations
genoemd, en werd afgesloten met een aantal liederen. Dit document is toonaangevend tot op de dag van vandaag.
Voor de samenstelling ervan gebruikte Anderson enerzijds historische documenten die stammen uit de tijd van de operatieve loges,
verlichtingsideeen
die in die tijd populair waren in brede kringen van wetenschappers en intellectuelen en eigen inzichten en ideeen. Vanaf het jaar van publicatie begint de grootloge in de openbaarheid te treden met haar activiteit.
De eerste loges kenden slechts twee
graden
van
inwijding
, of ledencategorieen, namelijk
leerling
en
gezel
. Pas vanaf
1725
wordt hier een volwaardige derde graad aan toegevoegd, de
meestergraad
. Deze werd pas geofficialiseerd in
1738
bij een revisie van de Constituties van Anderson.
In 1734 werd
The Constitution of the Free-Masons
herdrukt en uitgegeven in de
Verenigde Staten
. Dit gebeurde in
Pennsylvania
door
Benjamin Franklin
.
De vrijmetselarij en haar ideeen verspreidt zich over Londen, de rest van
Engeland
en
Wales
,
Groot-Brittannie
en
Ierland
. Loges naar Brits voorbeeld en onder Brits gezag ontstonden in eerste instantie in al deze gebieden. Al snel begonnen zich ook de loges in deze gebieden te verenigen tot een aparte grootloge. Er ontstonden om historische redenen afzonderlijke maconnieke grootmachten in Ierland en Schotland, de
Grand Lodge of Ireland
in
1725
en de
Grand Lodge of Scotland
in
1736
. De Grand Lodge of London groeide ondertussen uit tot de
Grand Lodge of England
. Samen verspreidden de drie grootloges de vrijmetselarij over de Britse kolonies en het Europese continent.
Ondertussen had de katholieke kerk lucht gekregen van het ontstaan en de groei van de vrijmetselarij. Deze baseerden zich op een filosofie van het vrije denken vanuit een positie van religieuze en politieke onbevooroordeeldheid, en verkondigden een theistisch godsbeeld. Daarvoor werden ze voor het eerst veroordeeld wegens religieus
indifferentisme
in
1738
door
Paus Clemens XII
in zijn bulle
In Eminenti
. Het zou, op een korte periode vlak na het
Tweede Vaticaans Concilie
na, nooit meer goed komen tussen beiden.
Maar niet alle loges in London, Engeland en Wales scharen zich onder de Grand Lodge of England. Verschillende loges blijven onafhankelijk, uit onvrede met een al te grote hervormingsdrang die van boven werd opgelegd. Andere loges vormden zelfstandige, concurrerende grootloges, zoals de
Grand Lodge of all England held at York
, maar zonder groot succes. Na verloop van tijd verdwenen zij.
De onvrede onder bepaalde vrijmetselaars bleef echter bestaan. Deze werden als
Old Masons
bestempeld. Ook leden van de Schotse en Ierse grootloge deelden deze opvatting en de contacten met de Grand Lodge of London werden minder intensief. Op 17 juli
1751
leidde dit tot de oprichting van een concurrerende grootmacht,
The Most Ancient and Honourable Society of Free and Accepted Masons
was geboren. Vijf onafhankelijke loges die onder sterke Ierse invloed stonden ontmoetten elkaar in het Londense gasthuis
Turk's Head Tavern
en richtten de grootloge op. Zij namen afstand van de recente innovaties die de Britse vrijmetselarij steeds verder van de maconnieke wortels brachten. Tevens werd er bijzondere aandacht geschonken aan een bijzondere, vierde graad, de
Royal Arch
of
Koninklijk Gewelf
. Eigen constituties werden uitgegeven, onder de naam
Ahiman Rezon
en samengesteld door
Laurence Dermott
. In het alledaagse woordgebruik werd deze grootloge ook
The Ancient Grand Lodge
of
The Antients
genoemd, terwijl de Grand Lodge of London ook wel
The Moderns
werden genoemd. Deze begrippen werden veelvuldig gebruikt.
De twee grootmachten bestreden elkaar op maconniek vlak. Deze intense strijd werd ook wel het ‘grote maconnieke schisma’ genoemd en duurde 62 jaar. In
1809
werd een commissie in het leven geroepen om beide partijen te verzoenen. In
1813
slaagden deze verzoeningsgesprekken, en beide grootmachten besloten samen te smelten tot een grootmacht, de
United Grand Lodge of England
op 27 december
1813
. Dit gebeurde op basis van een document,
The Articles of Union
genoemd, dat bestaat uit 23 artikelen, die de gemeenschappelijke basisinzichten m.b.t. vrijmetselarij vastlegden. De beperking van de symbolische basisgraden tot drie werd overgenomen van de Moderns, terwijl de vernieuwingen in de riten werd teruggedraaid. De graad van het Koninklijk Gewelf werd een aparte, hogere graad.
Ondertussen ontwikkelt de vrijmetselarij zich verder, en verspreid ze haar leer gestaag over de ganse aardbol. Andere, maar
gelijkaardige systemen
ontwikkeling zich vanuit en naast de vrijmetselarij in het laatste kwart van de achttiende eeuw.
Ondertussen ontstonden op het Amerikaanse en Europese continent afzonderlijke grootmachten. Alhoewel de eerste loges werden opgericht vanuit Engeland, Ierland of Schotland, ontstond de drang tot nationale of regionale vereniging.
Zo ontstond in
Frankrijk
op 24 juni
1738
de eerste
Grande Loge de France
.
Zo ontstond in
Pruisen
op 13 september
1740
de
Große Konigliche Mutterloge 'zu den drei Weltkugeln'
, een van de vijf grootloges die samen de
Vereinigte Großlogen von Deutschland
vormen.
Zo ontstond in
Nederland
op 26 december
1756
de
Grote Loge der Zeven Verenigde Nederlanden
, de historische voorganger van het
Grootoosten der Nederlanden
.
Zo ontstonden ook in de
Verenigde Staten
reeds zeer vroeg onafhankelijke grootloges. De
Grand Lodge of Virginia
werd als eerste opgericht door vier plaatselijke loges, en internationaal erkend in
1778
. Deze vrijmetselaarsloges stonden echter enkel open voor blanken. Historisch ontstond er in de Verenigde Staten in
1784
dan ook een parallel circuit voor vrijmetselaars van Afrikaanse origine,
Prince Hall-vrijmetselarij
genoemd. Deze opsplitsing bestaat tot op vandaag.
De onafhankelijkheid van deze grootmachten werd aanvankelijk gecontesteerd vanuit de Britse eilanden. Na verloop van tijd werden ze echter erkend door de Britse grootmachten en pleegden vriendschappelijke betrekkingen met elkaar.
In
1773
verdwijnt de
Grande Loge de France
. Uit haar resten ontstaat de
Grand Orient de France
.
Op 5 januari
1855
vond een Universeel Vrijmetselaarscongres plaats te
Parijs
,
Frankrijk
.
In
1875
vond een Internationaal Convent van Opperraden van de
Aloude en Aangenomen Schotse Ritus
plaats te
Lausanne
,
Zwitserland
.
In
1875
besloot de Grand Orient de France het kernbegrip
Opperbouwmeester van het Heelal
te vervangen door het
Creatieve Beginsel
. Een nieuwe ritus werd geschapen, waarin elke referentie naar de opperbouwmeester werd geschrapt. Dit gebeurde onder atheistische invloeden. In
1877
besloot de G.O.F. niet langer de opname van atheisten te verheimelijken, en deed dit in alle openheid. Ook erkende ze in dat jaar de
gemengde vrijmetselaarsloges
, van mannen als vrouwen, als gelijkwaardig. Tevens was het gebruikelijk dat er zware discussies werden gevoerd binnen de loges over politieke en religieuze onderwerpen. Dit leidde ertoe dat de
United Grand Lodge of England
de banden met de Grand Orient de France verbrak in
1877
. De U.G.L.E. deed dit omdat zij dergelijke praktijken radicaal in strijd vond met de basisregels van de vrijmetselarij.
Deze scheuring binnen de internationale vrijmetselarij bestaat tot op vandaag en worden geduid met de begrippen
regulariteit
en
irregulariteit
. De regulaire vrijmetselarij houdt vast aan de historische statuten en voorschriften van de vrijmetselarij, terwijl de irreguliere vrijmetselarij een grote inhoudelijke evolutie heeft meegemaakt. De meeste vrijmetselaarsloges behoren tot de reguliere vrijmetselarij. Deze is toonaangevend in op de Britse eilanden, de
Verenigde Staten
, en voormalige kolonies en gebiedsdelen die Angelsaksisch cultureel gedomineerd waren, zoals
Canada
,
Australie
,
Nieuw-Zeeland
, Zuidelijk-Afrika en grote delen van Oost-Afrika, de Scandinavische landen,
Nederland
en de Germaanse en Slavische landen op het Europese continent. Een minderheid behoort tot de irreguliere vrijmetselarij, die vooral sterk staat in de Romaanse landen van Zuid-Europa en Centraal- en Zuid-Amerika, en bepaalde Afrikaanse gebieden.
In
1894
vond een Internationaal Vrijmetselaarscongres plaats te
Antwerpen
,
Belgie
. In
1895
vond een dergelijk congres plaats te
Milaan
,
Italie
. In
1896
vond een dergelijk congres plaats te
Den Haag
,
Nederland
. In
1900
vond een Internationaal Vrijmetselaarscongres plaats te Parijs, Frankrijk. In
1904
vond een dergelijk congres plaats te
Brussel
, Belgie. In
1907
vond de I. Internationale Vrijmetselaarsmanifestatie plaats te
Schlucht
,
Zwitserland
. Tevens vond er een Internationaal Convent van Opperraden van de
Aloude en Aangenomen Schotse Ritus
plaats te Brussel, Belgie. In
1908
vond een II. Internationale Vrijmetselaarsmanifestatie plaats te
Bazel
, Zwitserland In
1910
was Brussel opnieuw gastheer voor een dergelijk congres en vond een III. Internationale Vrijmetselaarsmanifestatie plaats te
Baden-Baden
,
Duitsland
. In
1911
vonden de IV. Internationale Vrijmetselaarsmanifestatie plaats te Parijs, Frankrijk, en een Internationaal Vrijmetselaarscongres te
Rome
, Italie. In
1912
vond er een V. Internationale Vrijmetselaarsmanifestatie plaats te
Luxemburg
,
Luxemburg
. In
1913
vond de VI. Internationale Vrijmetselaarsmanifestatie plaats te Den Haag, Nederland. In
1917
vond een Internationaal Vrijmetselaarscongres plaats te Parijs, Frankrijk.
De vrijmetselarij heeft echter niet altijd en overal ongehinderd haar ideeen kunnen verspreiden. De
Katholieke Kerk
was en is een van de belangrijkste opposanten van de vrijmetselarij. Vanaf het prille begin tot zeer recentelijk is zij haar standpunt blijven verkondigen. Het lidmaatschap van de
Katholieke Kerk
en de vrijmetselarij zijn dan ook absoluut onverzoenbaar, aldus de Kerk. De Kerk stelt dat het bezit van de volle waarheid niet verzoenbaar is met de onbevangen en onbevooroordeelde houding van een vrijmetselarij, die op zoek is naar waarheid. Maar ook vanuit andere, orthodox-protestantse groepen kwam er verzet en kritiek op de vrijmetselarij. Ook sommige vormen van de
islam
zijn tegen de vrijmetselarij.
De
theosofe
H.P.
Blavatsky
citeert in haar boek 'Isis Unveiled' een brief van vrijmetselaar Charles Sotheran, waarin staat dat de katholieke orde van
jezuieten
zelf vrijmetselaarsloges heeft opgericht ten einde de ware vrijmetselarij tegen te werken: "The
Baron Hundt
,
Chevalier Ramsay
, Tschoudy, Zinnendorf(..) worked under instructions from the General of the Jesuits. The nest where these high degrees were hatched, and no Masonic rite is free from their baleful influence more or less, was the
Jesuit College of Clermont
at Paris."
[1]
De bekendste opposant van de vrijmetselarij was de radicaal-atheistische Fransman Marie-Joseph-Gabriel-Antoine Jogand-Pages. Die publiceerde in 1885 onder de naam
Leo Taxil
in enkele antimaconnieke boeken. Daarin betichtte hij de vrijmetselarij van
satanisme
, en trachtte de Katholieke Kerk mee te slepen in de controverse. In
1897
bekende hij echter publiekelijk zijn leugens. Zijn geschriften werden wijd verspreid.
In
1896
vond een Internationaal Anti-Vrijmetselaarscongres plaats te
Trente
,
Tirol
.
In landen met een katholiek cultuurprofiel, die zich in de 20e eeuw ontwikkelden tot
autoritaire regimes
, werd de vrijmetselarij hard bestreden door de overheid. Deze vormden een tandem met de Katholieke Kerk, en de vrijmetselarij moest clandestien verder werken. In deze landen ontwikkelde de vrijmetselarij zich tezelfdertijd tot radicaal atheistische groeperingen. Cuba vormde hierop een uitzondering: veel van haar leiders, waaronder
Jose Marti
en
Raul Castro
, waren of zijn vrijmetselaar waardoor de vrijmetselarij er altijd heeft kunnen bestaan.
[2]
In vele
totalitaire regimes
werd de vrijmetselarij verboden en hardhandig aangepakt. De loges werden opgeheven en standvastige vrijmetselaars werden systematisch vermoord. In het
nationaalsocialistische
Duitsland
(1933-1945), het
communistische
Rusland
en haar Europese en Aziatische vazalstaten, en
maoistisch
China
verdween de vrijmetselarij aldus van de kaart. In dit verband bezette de
Gestapo
tijdens de
Tweede Wereldoorlog
de lokalen van het
Grootoosten
gelegen aan de Lakenstraat te
Brussel
. Het organiseerde er in februari 1941 een grote anti-maconnieke tentoonstelling met als titel
La verite sur la franc-maconnerie. Le roi, l'eglise, l'armee
uitgaande van de "Ligue anti-maconnique Belge "L'Epuration". Een van de eerste acties na de
Spaanse Burgeroorlog
(1936-1939) en de
staatsgreep
door
militair dictator
Francisco Franco
was de oprichting van de
Bijzondere rechtbank voor de repressie van de vrijmetselarij en het communisme
[3]
die tot zijn opheffing in 1964 meer dan 60.000 processen gevoerd heeft, het merendeel tegen vrijmetselaars.
[4]
De
internationale vrijmetselarij
vormt een bonte verzameling van de meest diverse loges, obedienties, riten en graden, waarbij iedereen zijn eigen onafhankelijkheid met hand en tand blijft verdedigen.
De wederzijdse erkenning door reguliere grootmachten zorgde ervoor dat er steeds onderlinge vriendschappelijke contacten bestonden. Maar contact met irreguliere grootmachten was minder vanzelfsprekend. Toch zijn er enkele pogingen geweest om tot internationale samenwerking te komen over de regulariteitsgrenzen heen.
Sedert de negentiende eeuw hebben er regelmatig internationale congressen van vrijmetselaars plaatsgevonden, over de ganse wereld.
Zo heeft de Zwitserse vrijmetselaar
Edouard Quartier-la-Tente
, die grootmeester was van de Zwitserse Grootloge Alpinia, getracht een
Internationales Buro fur Freimaurerische Beziehungen
op te richten. Dit gebeurde in
1902
naar aanleiding van een internationaal vrijmetselaarscongres te
Geneve
. Hij ondervond de nodige tegenwerkingen en moest zijn arbeid staken bij het uitbreken van de
Eerste Wereldoorlog
. Na de oorlog werden de werkzaamheden verdergezet. Hieruit ontstond op een vrijmetselaarscongres te
Wenen
op 19 oktober
1921
de
Association Maconnieke Internationale
. Twaalf obedienties sloten zich aan, de Grootoostens van Nederland, Belgie, Frankrijk, Italie, Portugal en Turkije, en de Grootloges van New York, Frankrijk, Oostenrijk, Spanje, Bulgarije en Zwitserland. Andere obedienties traden toe, de Grootloges van Luxemburg, Joegoslavie, Chili, Columbia, Venezuela en de
Filipijnen
en de irreguliere Duitse grootloge
Zur aufgehenden Sonne Orient Nurenburg
.
Omdat de statuten onder invloed van de
Grand Orient de France
waren tot stand gekomen en elke referentie naar de
Opperbouwmeester van het Heelal
werd weggelaten, verlieten na korte tijd het
Grootoosten der Nederlanden
en de
Grand Lodge of New York
de vereniging in
1924
.
Een andere poging om tot internationale samenwerking te komen was de oprichting van de
Universala Framasona Ligo
, naar aanleiding van een
Esperanto
-congres dat te
Boulogne
werd gehouden op 8 september
1905
. Individuele vrijmetselaars uit Frankrijk, Duitsland en Zwitserland traden toe. Regelmatig werden er internationale congressen georganiseerd om de internationale contacten te verbeteren. In
1927
kreeg de
Universele Vrijmetselaarsliga
de wind in de zeilen, toen vrijmetselaars uit 12 landen en vertegenwoordigers van 16 grootloges deelnamen aan een congres te
Bazel
. Op het congres te
Wenen
in
1928
waren vertegenwoordigers van 30 grootloges en meer dan 700 aanwezigen. De congressen vonden plaats tot en met
1939
. Het succes begon de georganiseerde vrijmetselarij op te vallen. Met het opkomen van
totalitaire
bewegingen en het uitbreken van de
Tweede Wereldoorlog
kwam dit initiatief tot een einde.
Ook na de Tweede Wereldoorlog zijn er verschillende pogingen geweest om te komen tot gestructureerde internationale samenwerking. Ook deze waren slechts gedeeltelijk succesvol. Steeds was de reden van mislukking te vinden in conflicten m.b.t.
regulariteit
.
Sedert
1947
bestaat de
Confederacion Masonica Interamericana
(C.M.I.). Dit is een samenwerkingsverband van Latijns-Amerikaanse obedienties van vrijmetselaarsloges.
Zo werd in
1954
de
Conventie van Luxemburg
in het leven geroepen door obedienties uit Nederland (
Grootoosten der Nederlanden
), Luxemburg (Grande Loge de Luxembourg), Duitsland (
Vereinigte Großlogen von Deutschland
), Oostenrijk en Zwitserland in een poging de vrijmetselaarsapartheid tussen regulieren en irregulieren te overbruggen. In
1955
traden het
Grootoosten van Italie
en de
Grande Loge de France
toe. Er werd van de irreguliere leden vereist dat men binnen de vijf jaar na toetreding de oude landmerken overnam in de interne werking. De Britse en Amerikaanse vrijmetselarij oefende zware druk uit op de reguliere obedienties zich van het project te distantieren, wat zij dan ook deden en wat het einde van de conventie betekende.
In
1961
werd te
Straatsburg
het
Centre of Liaison and Information of Masonic Powers Signatories of Strasbourg Appeal
opgericht, afgekort C.L.I.P.S.A.S., als internationale wereldwijde organisatie van irreguliere obedienties van vrijmetselaarsloges. Het Doel was de onderlinge samenwerking te coordineren en optimaliseren. Dit gebeurde op initiatief van de
Grand Orient de France
en het
Grootoosten van Belgie
met de bedoeling, broeders en zusters vrijmetselaars te verzamelen die de absolute gewetensvrijheid als hoogste goed hebben. Deze samenwerking binnen de irreguliere vrijmetselarij bestaat tot op vandaag, maar moest afrekenen met een afsplitsing in
1996
.
Omdat C.L.I.P.S.A.S. af te rekenen had met financieel wanbeheer en een te grote aanwezigheid van dogmatisme, in de ogen van liberale obedienties, splitsen zich deze af en vormden in
1998
het
Secretariat International Maconnique des Puissances Adogmatiques
, S.I.M.P.A. afgekort. Hier wordt een sterke nadruk op vrijzinnigheid gelegd.
Naast S.I.M.P.A. werd ook het
Centre de Liaison International de la Franc-Maconnerie Feminine
, afgekort C.L.I.M.A.F., opgericht voor de vrouwelijke vrijmetselaars.
Ook in
1961
werd de
International Masonic Union Catena
opgericht als internationale wereldwijde organisatie van
gemengde
irreguliere obedienties van vrijmetselaarsloges. Doel is ook hier de onderlinge samenwerking te coordineren en optimaliseren. Catena zag het levenslicht in juli 1961 en is ontstaan op initiatief van de
Nederlandse Grootloge der Gemengde Vrijmetselarij
. Deze vereniging is vrij klein en bestaat tot op vandaag.
Op 23 maart
2002
vonden
Les Rencontres Maconniques Universelles
plaats, waar vertegenwoordigers van 38 obedienties aan deelnamen. Op 6 september
2002
werd de
Espace Maconnique Europeen
,
Europese Vrijmetselaarsruimte
opgericht door 28 obedienties, onder Franse impuls.
- (
en
)
D. Knoop en G.P. Jones,
The genesis of freemasonry
,
1947
- P.J. Van Loo,
Inleiding tot de geschiedenis van de vrijmetselarij
,
1948
- (
fr
)
E. Saunier
,
Dictionnaire thematique illustre de la franc-maconnerie
, Editions du Rocher, 1993
- (
fr
)
Eric Hennaut
,
La Loge. Du temple au musee
, Editions Archives d'architecture moderne, 2002, Brussel
- R. Commers, "Tussen de zichtbare en de onzichtbare wereld. Over vrijmetselaarsfilosofie en Mozart.", 2008, Acco, Leuven
Bronnen, noten en/of referenties