Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Marie Freifrau von Ebner-Eschenbach
, geboren
Freiin Dubsky
(
Troubky-Zdislavice
,
Moravie
,
13 september
1830
-
Wenen
,
12 maart
1916
), was een
Oostenrijks
schrijfster, vooral bekend om haar psychologisch getinte romans en vertellingen.
Ebner-Eschenbach was de dochter van Franz Baron Dubsky, vanaf 1843 graaf Dubsky, en zijn tweede vrouw baronesse Marie von Vockel, die kort na haar geboorte stierf. Ze groeide afwisselend op in Wenen en op het familieslot Zdislawitz in haar geboortedorp, waar ze als kind veel las en zich ontwikkelde in haar vaders bibliotheek. Van een
gouvernante
leerde ze meerdere talen spreken. In 1848 huwde ze de natuurkundige
Moritz von Ebner-Eschenbach
, die haar stimuleerde om te gaan schrijven.
Na eerste pogingen op het gebied van de lyriek en drama, wijdde ze zich geheel aan de verhalende literatuur. Ze schreef vooral romans en verhalen waarin sociale conflicten aan de orde komen, die ze in een conservatief-patriarchale zin probeert op te lossen. Karakteristiek voor haar werk is de roman
Bo?ena
(1876), die handelt over de tegenstelling tussen stad en land, rijke burgerij en verarmde adel. Haar sympathie gaat uit naar de adel. Snel rijk geworden handelaren en fabrikanten worden door haar als hebzuchtig, harteloos en eerzuchtig uitgebeeld.
Van haar vertellingen is
Krambambuli
het meest bekend, dat meermaals verfilmd werd. Tegenwoordig worden met name ook haar memoires,
Kinderjahre
(1906), literair goed gewaardeerd. Ook schreef ze bundels met
aforismen
.
Ebner-Eschenbach was een fervent verzamelaarster van bijzondere horloges. Haar collectie bevindt zich thans in het klokkenmuseum in Wenen. Ze werd onderscheiden met het
Keizerlijk-Koninklijk Oostenrijks-Hongaars Ereteken voor Kunst en Wetenschap
. In 1916 overleed ze te Wenen, 85 jaar oud. Haar lichaam werd bijgezet in een familie-
mausoleum
bij het familieslot in Troubky-Zdislavice.
- Hirzepinzchen. Ein Marchen.
- Aus Franzensbad. 6 Episteln von keinem Propheten.
1858
- Maria Stuart in Schottland. Schauspiel in funf Aufzugen.
1860
- Das Veilchen. Lustspiel in einem Aufzug.
1861
- Marie Roland. Trauerspiel in 5 Aufzugen.
1867
- Doktor Ritter. Dramatisches Gedicht in einem Aufzug.
1869
- Die Prinzessin von Banalien. Ein Marchen.
1872
- Das Waldfraulein.
1873
- Bo?ena. Erzahlung.
1876
- Die Freiherren von Gemperlein.
1878
- Lotti, die Uhrmacherin.
In:
Deutsche Rundschau.
1880
- Aphorismen.
1880
- Dorf- und Schloßgeschichten.
1883 (daarin o.a.
Krambambuli
en
Die Resel
)
- Zwei Comtessen.
1885 (vertelling)
- Neue Dorf- und Schloßgeschichten.
1886
- Das Gemeindekind.
1887 (roman)
- Unsuhnbar. Erzahlung.
1890
- Drei Novellen.
1892
- Glaubenslos? Erzahlung.
1893
- Das Schadliche. Die Totenwacht. Zwei Erzahlungen.
1894
- Rittmeister Brand. Bertram Vogelweid. Zwei Erzahlungen.
1896
- Alte Schule.
1897
- Aus Spatherbsttagen. Erzahlungen.
1901.
- Agave.
1903 (roman).
- Die unbesiegbare Macht. Zwei Erzahlungen.
1905
- Meine Kinderjahre. Biographische Skizzen.
1906
- Altweibersommer.
1909
- A. Bachrach e.a.:
Encyclopedie van de wereldliteratuur
. Bussum, 1980-1984.
ISBN 90-228-4330-0