Leopold Anthony Stokowski
(
Londen
,
18 april
1882
?
Nether Wallop
(
Hampshire
),
13 september
1977
) was een Brits
chef-dirigent
, pionier in stereo-opnames, arrangeur van Bachs muziek en societyfiguur.
Leopold Stokowski (uit te spreken als Stokofskie) is een kind van Pools-Ierse ouders. Hij ging op 13-jarige leeftijd muziek studeren aan het
Royal College of Music
in Londen. Hij zong in verschillende (jongens)koren. Al in 1900 werd hij assistent-
organist
van Sir
Henry Walford Davies
in de
Temple Church
. Hij slaagde in 1902 'met lof' op
Queen's College
in
Oxford
, en werd in datzelfde jaar benoemd tot 'Choirmaster at St. James's Church, Piccadilly.'
In 1905 ondernam hij een reis naar
New York
en werd daar organist van de St. Bartholomew's kerk. Vanaf 1909 ging hij meer en meer dirigeren en kreeg werk aangeboden in Parijs en Londen. In datzelfde jaar werd hij benoemd tot de jongste chef-dirigent van het Cincinnati Orchestra die men daar ooit had aangesteld. Hij bleef 25 jaar in
Cincinnati
en bouwde dit toen provinciale orkest om tot een van Amerika's beste ensembles.
Stokowski was ook een groot supporter van muziek van levende of, voor die tijd, onbekende componisten. Hij brak een lans voor
Gustav Mahler
,
Sergej Rachmaninov
,
Arnold Schonberg
,
Alban Berg
en
Jean Sibelius
. Hij dirigeerde de Amerikaans premieres van Mahlers Achtste Symfonie, Schonbergs
Gurre-Lieder
en
Stravinsky
's
Sacre du printemps
.
Zijn grootste roem behaalde hij met het
Philadelphia Orchestra
waarvan hij tussen 1925 en 1938 chef-dirigent was. In die tijd ontstond de roddel dat hij een relatie met
Greta Garbo
zou hebben.
Hij creeerde daar de zogenaamde "Stokowski Sound"; een orkest dat zwoel, groots, verzadigd en virtuoos speelde en als een
orgel
klonk. Opnames uit die tijd laten een vorm van musiceren horen die in de huidige tijd in de concertzaal qua klankkleur niet meer te beluisteren valt.
Aan het eind van de jaren dertig richtte hij het All-American Youth Orchestra op en dirigeerde hij het NBC Symphony Orchestra met
Arturo Toscanini
. Hij trad op in een aantal films waarvan
Fantasia
(1940) van
Disney
de beroemdste is. Voor de film sprak Stokowski, getruceerd, met
Mickey Mouse
en schudde hem de hand. In de uiteindelijke versie van de film is maar een gedeelte van deze conversatie te horen.
Na de
Tweede Wereldoorlog
formeerde Stokowski het New York City Orchestra en het
Hollywood Bowl Orchesta
in
Los Angeles
. Hij ondernam vele tournees naar Europese steden en dirigeerde daar vele orkesten. Vooral in Londen was hij populair en ontstond een cultus rond zijn persoon.
Van 1955 tot 1961 was hij chef-dirigent van het
Houston
Symphony Orchestra en in 1963 maakte hij zijn debuut, met Mahlers
Tweede Symfonie
"Auferstehung", op de Londense "
Proms
"-concerten. Stokowski mislukte als operadirigent. In zijn vroege carriere dirigeerde hij nooit opera, slechts af en toe aria’s of concertante uitvoering van een enkele akte. Hij bewerkte veel delen uit opera’s (bv.
Wagners
’Ring’ en ‘Symfonische syntheses’ uit andere opera’s of instrumenteerde aria’s). Hij kreeg harde kritiek op zijn niet succesvolle uitvoeringen van
Puccini
’s
Turandot
in
1961
in New York en verdedigde zich met het feit dat hij veel te weinig repetitietijd had gekregen.
[1]
De bekende dirigent
Erich Leinsdorf
zag het zo: ‘Stokowski hield bij de opera vast aan het dirigeren zonder
baton
en het mooie zweven van zijn handen door de lucht. Omdat zowel verschillend opgestelde zangers, verschillende posities van koorleden en orkestleden beneden hem daardoor in verwarring raakten ? het was gewoon niet duidelijk genoeg wat een eis is bij opera ? zong men op ‘Chicago Time’ en speelde het orkest op ‘Eastern Standard Time’.’
[2]
Naast de kritiek die Stokowski kreeg bij de interpretatie van de grote symfonische werken (zo hekelde
Nadia Boulanger
hem omdat hij de laatste maten van Beethovens 9de symfonie herorkestreerde) was hij een interpreet tot op de letter bij nieuwe muziek. Voor de premiere van het orkestwerk
Ameriques
van
Edgar Varese
vroeg en kreeg hij 14 repetities.
[3]
Met het door Stokowski opgerichte American Symphony Orchestra, dat bestond uit streng geselecteerde en freelancende jonge topspelers uit Amerikaanse orkesten, creeerde hij op 26 april
1965
, met hulpdirigenten
David Katz
en
Jose Serebrier
de premiere van de 4de symfonie van
Charles Ives
. Van de
Rockefeller Foundation
had Stokowski het financieel voor elkaar gekregen twee maanden repetitietijd te kunnen nemen. Het was een triomf voor de toen al 82-jarige dirigent.
Op 94-jarige leeftijd tekende Stokowski een 6-jarig contract met
CBS Records
. Slechts een jaar van dat contract kon hij afmaken en in dat laatste jaar nam hij muziek van Tsjaikovski, Brahms, Mendelssohn, Sibelius, Bizet en nog enkele van zijn eigen transcripties van Bach op. Tot een jaar voor zijn dood dirigeerde hij en hiervan bestaan enkele films die op enkele
dvd
's bewaard zijn gebleven.
Net zoals vele
Broadway
en
Hollywood
entertainers, flirtte Stokowksi openlijk met publiciteit, iets wat voor een dirigent in de tijd dat hij ermee begon niet gebruikelijk was. Al in
1912
, op zijn dertigste, toen hij verantwoordelijk was voor het
Cincinnati Symphony Orchestra
, liet hij een portret van hem circuleren voor gebruik in kranten en op posters. Halina Rodzinski (de vrouw van de dirigent Arthur Rodzinski) noemde hem ‘een
showman
op het podium, en een behoorlijke exhibitionist erbuiten'.
[4]
Alles wat hij ondernam was erop gebaseerd om meer en meer publiek te trekken. Zijn eerste grammofoonopname dateert van
1917
en vanaf de jaren
1930
speelde hij een rol in drie speelfilms:
The Big Broadcast
(
1936
) en
A Hundred Men and a Girl
(
1937
), waarin Stokowski persoonlijk tekst aan het script toevoegde: tijdens een uitvoering van
Tsjaikovksi
’s vijfde
symfonie
in
Carnegie Hall
fluistert een man in een loge in het oor van een vrouw ? met daarbij wel een zeer sensuele interpretatie van de muziek -: ‘Well Dear, that’s the Stokowski-Sound!’.
[5]
En
Fantasia
in
1940
.
De controverses rond Stokowski hielpen hem gedeeltelijk aan zijn populariteit en publiciteit. De kritiek die hij kreeg op het ‘gladstrijken’ van passages uit
Strawinsky
’s
Sacre
in
Fantasia
werd weer vergoelijkt door de Engelse muziekcriticus
Donald Francis Tovey
.
[6]
Zijn huwelijken (met rijke, mooie vrouwen:
Evangeline Johnson
,
Olga Samaroff
en
Gloria Vanderbilt
) en openlijke, breeduit gepubliceerde romance met
Greta Garbo
, bouwden zijn reputatie positief op. Om een quasi-Slavische sfeer rond zichzelf op te trekken loog hij over zijn geboorteplaats. Hij claimde dat hij in
1887
in
Krakau
,
Polen
was geboren, dat zijn familie wegens politieke problemen naar
Wenen
was gevlucht en hij daarna in
Londen
terechtkwam. Pas daar werd hij ingeschreven in het geboorteregister.
[7]
Arthur Rodzinski twijfelde sterk aan dit verhaal, ook aan de echtheid van zijn vreemde Engelse taalgebruik. In
1909
, in een interview met een krant in
Cincinnati
, werd zijn ‘duidelijke, nette, goed uitgesproken Engels’ beschreven.
[8]
terwijl hij zich de rest van zijn leven bediende van zijn vreemde quasi-Slavische tongval. Over zijn debuut in Parijs ging het (onbevestigde) gerucht dat zijn vrouw de dirigent van het concert omkocht zodat die voorwendde dat hij ziek was en Stokowski zijn plaats in kon nemen.
[9]
Op het moment dat Stokowski het podium van ieder willekeurig orkest betrad en het concert of de repetitie begon, nam dat orkest bijna automatisch de klankkleur aan die Stokowski wilde horen. Hij zei niets, deed niets - hij dirigeerde nooit met een dirigeerstok - maar keek alleen en projecteerde de klankkleur die hij horen wilde op het orkest.
Stokowski vond dat een orkest gedreven, romantisch, orgelend, zwoel, gepassioneerd en precies moest spelen. Door zijn jarenlange relatie met het Philadelphia Orchestra kreeg dit orkest Stokowski's ideaal zo ingehamerd dat nu daarvan nog iets te horen is. Het werd bekend als "The Philadelphia Sound".
Een van de geheimen waarmee Stokowski succes had, en wat leidde tot die warme klankkleur, was het principe van "vrij strijken". Hiermee wordt bedoeld dat iedere strijker in het orkest aangemoedigd wordt zijn stok op en neer te bewegen zoals dat hem het prettigst uitkomt. Daarmee werd het op en neer strijken - in tegenstelling tot alle andere orkesten - ongelijk. Omdat Stokowski de theorie aanhing dat strijkers die hun stok naar beneden bewogen kracht verloren (en in kracht toenamen als zij naar boven gestreken werden) ontstond een meer gelijkmatig en zwoel geluid. De Amerikanen noemden dit "lush".
Een tweede theorie was het experimenteren met orkestopstellingen.
Omdat een fluitist of een hoboist - van nature zacht klinkende instrumenten - soms tegen 60 strijkers in moesten blazen, ging wat betreft Stokowski kleur verloren.
Nikolaj Rimski-Korsakov
had dat al in zijn boek over orkestratie behandeld.
Stokowski vond dit van de pauken ook. Hierbij streefde hij een meer open geluid na in plaats van het veelgehoorde doffe geroffel.
De dragers, het fundament van het orkest, waren voor Stokowski cello's en contrabassen. In plaats van rechts plaatste hij ze bij voorkeur achter alle instrumenten op de plek waar nu het slagwerk acteert. Feitelijk is dit de oude zogeheten Duitse opstelling die de
Wiener Philharmoniker
nog steeds heeft.
Een voorbeeld van een orkestopstelling die deze problemen van verdwijnend of gesluierd geluid moesten voorkomen was als volgt:
- eerste violen links
- altviolen voor de dirigent
- tweede violen rechts
- hout- koperblazers rechts
- paukenist schuin rechts, op de plaats van de contrabassen
- zware koperblazers (
tuba
en
trombones
) linksachter
- celli op een rij midden achter
- contrabassen
op een rij helemaal achteraan, op de plaats van het slagwerk
Van deze theorie zijn een aantal praktijken overgebleven. Het
Chicago Symphony Orchestra
speelt nog steeds met de contrabassen tegen de achtermuur. Opnames van Stokowski's arrangementen worden opgenomen volgens de principes van vrij strijken en enkele van zijn leerlingen - de dirigenten
Matthias Bamert
en Jose Serebrier -
passen de technieken nog steeds toe.
De wijsheid van Stokowski’s benoeming in
Philadelphia
werd openlijk en langdurig in twijfel getrokken. Hij werd als te weinig ervaren ingeschat want het orkest was (toen al) een van de meest geraffineerde orkesten van de
Verenigde Staten
en was het troetelkind van Europese dirigenten als
Richard Strauss
en
Felix Weingartner
, die er regelmatig te gast waren.
[10]
Maar toen de successen van de '
Philadelphians’
zich onder Stokowksi opstapelden, verstomde alle kritiek. In
1914
dirigeerde hij de premiere van
Mahlers
8ste symfonie (in Philadelphia en New York) met een koor van 950 zangers en een orkest van 110 musici. Deze gebeurtenis kreeg wereldwijd aandacht in de kranten en Stokowski werd in een klap gezien als een gids voor moderne muziek. Andere Amerikaanse premieres gedurende de eerste jaren waren werken van Strawinsky, Arnold Schonberg (
Gurre-Lieder
),
Edgar Varese
,
Cowell
, Kirchner, Riegger, Ruggles en
Heitor Villa-Lobos
.
[11]
De bijval voor het orkest was universeel. De Russische pianist en componist
Sergej Rachmaninov
prefereerde het orkest boven alle andere.
[12]
Wat hem, en vele anderen, greep was de absolute sonoriteit van het orkest. Het werd beschreven alsof het een zijdeglans produceerde en dit werd de ‘Stokowski Sound’. Stokowski zelf ontkende dat hij de sound maakte en dat het orkest het deed want ‘daar komt het geluid toch vandaan?’.
[13]
Het vreemde was dat Stokowski op de een of andere manier ook deze sound aan andere orkesten onttrok. Gastdirecties van Stokowski in de
jaren dertig
worden door de toenmalige dirigent van het
Baltimore
Symphony Orchestra Herman Adler beschreven alsof ‘…er iets tijdens de repetitie gebeurde. Plotseling was daar die rijke klank. Het was niet uit te leggen, het orkest kende het niet maar toch was het er: mysterieus en miraculeus.’
[14]
De sound was gebaseerd op twee componenten: de cultivering van het vrij bewegen van de strijkstok (‘free bowing’) voor strijkinstrumenten en het herarrangeren van de zitpositie van de musici in het orkest. Aan de andere kant was Stokowski zodanig met de orkestleden aan het werk dat hij hen voortdurend inprentte ‘…ieder van jullie moet een dichter zijn en tegelijkertijd een groots speler van je instrument, en door middel van je dichterlijke kwaliteiten kan je elke soort muziek uniek voortbrengen.’ En: ‘…sta jezelf niet toe, als zo vaak in deze wereld, een standaardspeler te worden, zodat je allemaal hetzelfde vindt en doet. […] wees anders, geen twee violen zijn dezelfde, geen twee strijkstokken, geen twee handen, geen twee zenuwstelsels, geen twee emotionele karakters. Wees verschillend!’
[15]
De bewegingen van Stokowski op het podium waren de theatrale en improviserende bewegingen die hij wilde bereiken. Hij wilde de musici en het publiek dirigeren. Hij sloeg de maat niet op een traditionele manier en na
1929
gebruikte hij geen
baton
meer. Staand, majestueus, voor het orkest streelde hij de lucht met zijn handen in lange, golvende bewegingen. Hij exploiteerde zijn
presence
op het podium als een Hollywood-ster. Zowel tijdens concerten in Philadelphia’s ‘Academy of Music’ (Philadelphia’s concertzaal) als New Yorks Carnegie Hall, liet hij alle grote verlichting tijdens het concert doven. De musici hadden op hun lessenaar een klein lampje en een flinke spot scheen van boven op Stokowski’s handen en op zijn mooi gekapte haar.
[16]
Als organist was Stokowski een groot bewonderaar van
Johann Sebastian Bach
. Door zijn bemoeienis met diens muziek heeft hij Bach voor velen toegankelijker gemaakt. Stokowski's ondersteuning van Bach in de 20e eeuw wordt wel vergeleken met de ondersteuning die
Felix Mendelssohn Bartholdy
voor de
Matthaus Passion
in de 19e eeuw tentoonspreidde.
Stokowski bewerkte orgelmuziek, vioolpartita's, koraalpreludes en delen uit de orkestsuites voor groot orkest. Door deze praktijken werd hij door het conservatieve deel van de klassieke muziekliefhebbers al snel als charlatan bestempeld. Toch opende deze bewerkingen, Stokowski noemde ze transcripties, voor velen de eerste kennismaking met de muziek van Bach.
Iedereen kent wel de bewerking van Bachs Aria over de G-snaar uit de Derde Orkestsuite (BWV 1068), "Schafe konnen sicher weiden" uit Cantate #208 (Was mir behagt) of de
Toccata et Fuga in d-moll (BWV 565)
.
De volgende transcripties van Bachs muziek zijn door Stokowski voor groot (strijk-)orkest bewerkt:
[17]
- Uit
Cantate BWV 4
: No.4: "Jesus Christus, Gottes Sohn"
- Uit
Cantate BWV 147
: No.10: "Jesu bleibet meine Freude"
- Arioso uit Cantate BWV 156
- Uit
Cantate BWV 208
: No.9: "Schafe konnen sicher weiden"
- Koraalprelude "Aus der Tiefe rufe ich" BWV 745
- Koraalprelude "Christ lag in Todesbanden" BWV 718
- Koraalprelude "Ein' feste Burg ist unser Gott" BWV 720
- Koraalprelude "Ich ruf' zu Dir, Herr Jesu Christ" BWV 639
- Koraalprelude "Nun komm der Heiden Heiland" BWV 599
- Koraalprelude "Wachet auf! ruft uns die Stimme" BWV 645
- Koraalprelude "Wir glauben all an einen Gott" BWV 680
- Uit
Weihnachtsoratorium BWV 248
: #10: Sinfonia: Pastorale
- Uit
Engelse Suite
#2 in a-mineur BWV 807: Bourree
- Uit Engelse Suite #3 in g-mineur BWV 808: Sarabande
- Fantasia en Fuga in g-mineur BWV 542
- Uit
klavecimbeloncert
#5 in f-mineur BWV 1056: 2de deel: Largo
- Uit
"Johannes-Passion" BWV 245
: #58: "Es ist vollbracht"
- "Komm, sußer Tod" uit BWV 478
- "Little Fugue" in g-mineur BWV 578
- Uit
"Matthaus-Passion" BWV 244
: #63: "O Haupt voll Blut und Wunden"
- "Mein Jesu, was fur Seelenweh" BWV 487
- Uit
Partita voor viool
BWV 1004 in d-mineur: 5de deel: Chaconne
- Passacaglia en Fuga in c-mineur BWV 582
- Prelude en Fuga in g-mineur BWV 542: "Grosse Fugue"
- Prelude en Fuga
#3 in e-mineur BWV 555
- Uit
Sonata voor viool en klavecimbel
#4 in c-mineur BWV 1017: 2de deel: Siciliano
- Uit
Suite
#3 in D-majeur BWV 1068: 2de deel: Aria
- Toccata en Fuga in d-mineur BWV 565
- Toccata, Adagio en Fuga in C-majeur BWV 564: Adagio
- Uit triosonate voor piano #1 in E, BWV 525: 1ste deel mineur
- Uit
viool partita
BWV 1002 in b-mineur: 5de deel: Sarabande
- Uit viool partita BWV 1003 in a-mineur: Andante sostenuto
- Uit viool partita BWV 1006 in E-majeur: 1ste deel: Preludio
- Uit "
Das wohltemperierte Klavier
": #2: Prelude en Fuga in c-mineur BWV 847
- Uit "Das wohltemperierte Klavier": #8: Prelude in e-mineur BWV 853
- Uit "Das wohltemperierte Klavier": #24: Prelude in b-mineur BWV 869
Tijdens de productie van de film Fantasia sprak Mickey met Stokowski. Deze scene werd er later uitgeknipt.
- Mickey: "Hello, mr. Stokowski, what do you do for a living?" (Mickey spreekt de naam uit als "Sto-cows-ki")
- Stokowski: "Well Mickey, I conduct an orchestra."
- Mickey: "An orchestra?! What's an orchestra mr. Stokowski?"
- Stokowski: "An orchestra plays music and let's you hear all kind of instruments."
- Mickey: "What's an instrument mr. Stokowski?"
- Stokowski: "A horn, a violin and even your voice Mickey!"
- Mickey: "So I'm making music right now. Let me hear some other voices then mr. Stokowski.."
Het orkest zet in.
Bronnen, noten en/of referenties
- ↑
Stokowski schreef dit in een brief aan de
New York Times
op 19 december 1961.
- ↑
Erich Leinsdorf,
Cadenza, A Musical Career
(Boston, Houghton, Mifflin, 1976) pag. 114-5.
- ↑
Louise Varese,
Varese, A Looking-Glass Diary
(New York: W. W. Norton, 1972) pag. 245
- ↑
Halina Rodzinski,
Our Two Lives
(New York, Charles Scribner’s Sons, 1976, pag. 109.
- ↑
Oliver Daniel,
Stokowski: A Counterpart of View
(New York: Dodd Mean, 1982), pag. 384.
- ↑
geciteerd in Abram Chasins,
Leopold Stokwski: A Profile
(New York: Da Capo Press, 1979) pag. 268.
- ↑
Oliver Daniel,
Stokowski, A Counterpart of View
(New York: Dodd Mean, 1982), pag. 7.
- ↑
N.P.S., ‘Music’, Cincinnati Times Star (17 november 1909), pag. 4.
- ↑
Elliott W. Galkin,
A History of Orchestral Conducting in Theory and Pratice
(New York, Pendragon Press, 1988) pag. 705.
- ↑
Galkin, pag. 706.
- ↑
Een complete lijst met de concerten die Stokowski gaf met het Philadelphia Orchestra is te vinden in
A Counterpoint of View
(1982) door Oliver Daniel.
- ↑
Associated Press (12 januari 1929), geciteerd in Daniels boek
A Counterpoint of View
.
- ↑
Daniel,
A Counterpoint of View
, pag. 294.
- ↑
Galkin,
A History of Orchestral Conducting in Theory and Pratice
, pag. 707.
- ↑
Interview door Gordon Stafford, maart 1939, geciteerd in Daniel.
- ↑
Galkin,
A History of Orchestral Conducting in Theory and Pratice
, pag. 714.
- ↑
Ze zijn niet allemaal gepubliceerd.
|