Het
kabinet-Drees I
(ook bekend als
Drees II
)
[1]
was het
Nederlandse kabinet
van 15 maart 1951 tot 2 september 1952. Het werd gevormd door de politieke partijen
Katholieke Volkspartij
(KVP),
Partij van de Arbeid
(PvdA),
Christelijk-Historische Unie
(CHU) en de
Volkspartij voor Vrijheid en Democratie
(VVD) na de val van het kabinet
Drees-Van Schaik
op 25 januari 1951. Het
centrum
kabinet-Drees I was een
meerderheidskabinet
dat zowel in de
Eerste Kamer
en
Tweede Kamer
kon rekenen op een ruime meerderheid. Het kabinet-Drees I was een voortzetting van het vorige kabinet
Drees-Van Schaik
en de
rooms-rode coalitie
.
[2]
Maar liefst zeven ambtsbekleders van het kabinet; Beel, Lieftinck, Van den Brink, Rutten, In 't Veld, Albregts en Muntendam waren werkzaam geweest als hoogleraar. Drie bewindslieden van het kabinet zouden later internationale topfuncties vervullen; Stikker
secretaris-generaal van de NAVO
, Mansholt
eurocommissaris
en
voorzitter van de Europese Commissie
, Lieftinck financieel directeur
Wereldbank
en financieel directeur
Internationaal Monetair Fonds
.
Als eerste stap naar een mogelijke Europese eenwording wordt Nederland in 1951 lid van de
Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal
(EGKS). Naast Nederland treden ook
Belgie
,
Luxemburg
,
Frankrijk
,
Italie
en
West-Duitsland
toe.
Het geschilpunt dat leidde tot de val van het vorige kabinet
Drees-Van Schaik
, de positie van
Nieuw-Guinea
in de
Nederlands-Indonesische Unie
, wordt in de 'ijskast' gezet. Het kabinet richt zich met name op het te voeren financieel-economische beleid. Nederlandse militairen nemen in
VN
-verband deel aan de strijd tussen Noord- en Zuid-Korea. De
Korea-crisis
leidt tot een lichte economische recessie.
Het kabinet brengt onder meer een nieuwe
Winkelsluitingswet
en een
Kinderbijslagwet
voor zelfstandigen tot stand. Verder komen er wetten over de bescherming van de burgerbevolking en om de regering bijzondere bevoegdheden te geven in geval van oorlogsdreiging of binnenlandse onrust. Op 2 oktober 1951 vindt in Nederland de eerste officiele tv-uitzending plaats.
Op 15 september 1951 wordt de naam van het
Ministerie van Sociale Zaken
veranderd in
Ministerie van Sociale Zaken
en
Volksgezondheid
.
Op 18 november 1951 overleed minister van Binnenlandse Zaken
Johannes Henricus van Maarseveen
(KVP) op 57?jarige leeftijd. Vicepremier en minister voor Burgerlijke Verdediging en Bescherming Bevolking
Frans Teulings
(KVP) neemt de functie waar tot en met 6 december 1951 als voormalig minister-president
Louis Beel
(KVP), die tot dan werkzaam is als hoogleraar
bestuursrecht
- en
bestuurskunde
op de
Katholieke Universiteit Nijmegen
, wordt beedigd als minister van Binnenlandse Zaken.
Op 1 juli 1952 treedt minister van Financien
Piet Lieftinck
(PvdA) af, nadat hij een hoge functie bij de
Wereldbank
in
Ankara
heeft aanvaard. Minister-president
Willem Drees
(PvdA) neemt de portefeuille waar tot het aantreden van het nieuwe kabinet op 2 september 1952.
Na de val van het
kabinet-Drees-Van Schaik
wordt de
Tweede Kamer
niet ontbonden. Koningin
Juliana
geeft
minister van Buitenlandse Zaken
Dirk Stikker
(VVD) opdracht informatie in te winnen over de mogelijkheden een nieuw kabinet te vormen dat het vertrouwen van de Tweede Kamer kan krijgen en benoemt hem tot
informateur
.
Het uitgangspunt van Stikker en later ook van informateur
Max Steenberghe
(KVP) is de stevige positie van de
PvdA
te verzwakken. De PvdA voelt daar uiteraard niets voor. Daartussendoor hebben minister-president Drees en vicepremier
Josef van Schaik
(KVP) ook nog een poging gewaagd het kabinet te reconstrueren. Deze poging mislukt echter ook, omdat Stikker vindt dat de positie van de
VVD
en
CHU
in een nieuw kabinet versterkt moet worden. Ten slotte weet KVP?leider
Carl Romme
tot een oplossing te komen. De PvdA behoudt het premierschap en
Ministerie van Financien
. De VVD tolereert dat partijgenoot Stikker
minister van Buitenlandse Zaken
mag blijven en geeft daarmee feitelijk gedoogsteun aan het kabinet.
Einde van de
parlementaire
periode.
Bronnen, noten en/of referenties
|