John Young Stewart
(
Milton
(
West Dunbartonshire
),
11 juni
1939
), beter bekend als
Jackie Stewart
, en met bijnaam
The Flying Scot
, is een voormalig
Schots
Formule-1
coureur. Hij werd drie keer wereldkampioen (1969, 1971 en 1973). Voorts werd hij ook bekend als tv-commentator in
Groot-Brittannie
en in de
Verenigde Staten
tijdens live-verslaggevingen van Formule 1-wedstrijden, voornamelijk omwille van zijn
Schots
accent. Tussen 1997 en 1999 was hij ook teambaas in het
Stewart Grand Prix
Formula One racing team, samen met zijn zoon
Paul Stewart
.
Op dertienjarige leeftijd won hij een
kleiduivenschietcompetitie
waarna hij een succesvol lid werd van het Schotse kleiduivenschietteam. Hij won zowel de Britse, Welshe als Schotse kampioenschappen alsmede het Europese
Coupe De Nations
. Ook deed hij een - vergeefse - poging naar de
Olympische Zomerspelen van 1960
te worden afgevaardigd.
Jackie kwam al snel in contact met auto's toen hij als leerling-mechanieker werkte in Dumbuck Garage, in Milton, een familiebedrijfje. De Stewarts waren er
Jaguar
-dealers en hadden er een goed draaiende zaak. Jackies vader was motocoureur en z'n broer,
Jimmy
, was ook coureur, die plaatselijk al wat bekendheid kreeg. Hij reed voor
Ecurie Ecosse
en hij deed mee in de Britse Formule-1 Grand Prix in 1953. Het was dus de normaalste zaak van de wereld dat Jackie ook in de motorsport verzeild zou raken, net zoals z'n oudere broer.
Na een zware crash van Jimmy in
Le Mans
, werd autosport door Jackies ouders afgeraden. Maar hij ging wel in op een aanbieding van Barry Filer, een klant in zijn ouders' garage, om te testen in een aantal van zijn wagens in
Oulton Park
. Stewart verblufte alles en iedereen.
Ken Tyrrell
kreeg al snel lucht van Jackie, en nam contact op met Jimmy om te horen of zijn jongere broer interesse had in een try-out voor het Formula Junior-team. Jackie ging erop in en nam de wagen over waar
Bruce McLaren
mee aan het testen was. McLaren was toen al een ervaren Formule 1-coureur en de nieuwe Cooper F3 was een zeer competitieve auto in zijn categorie. Al gauw reed Stewart snellere ronden dan McLaren, waarop McLaren terug in de wagen kroop om nog snellere ronden neer te zetten. Maar opnieuw zette Stewart snellere rondes neer en Tyrrell wilde hem bij het team. Dit was het begin van een prachtige samenwerking die hem naar de absolute wereldtop zou leiden. Maar we spreken van het jaar 1963 en Stewart had nog een lange weg voor zich.
Omdat
Tyrrell
toen nog niet in de Formule-1 zat, begon hij in 1965 bij
BRM
, samen met
Graham Hill
. Zijn eerste contract leverde hem 4.000 pond op. In zijn debuutrace in 1965 in
Zuid-Afrika
pakte hij meteen al punten. Nog voor het einde van het jaar won hij zijn eerste Grand Prix (in
Italie
). In 1966 won hij bijna de
Indianapolis 500
bij zijn eerste deelname, maar 8 ronden voor het einde kreeg hij pech en moest hij, terwijl hij de leiding had, opgeven.
Dankzij Stewart, werd het voor Formule-1 coureurs iets veiliger. In 1966, crashte hij namelijk zwaar in de Grand Prix van Belgie op
Spa-Francorchamps
. Hij slipte in de regen en zat vast in z'n bolide terwijl hij midden in de lekkende brandstof zat. Een vonkje was een ramp geweest. Ook de baancommissarissen hadden geen gereedschap om hem te bevrijden en het was z'n teammaat Hill die hem uit het wrak haalde. Vanaf dan, werd een hoofdschakelaar voor de elektronische apparatuur en een verwijderbaar stuur standaard in de bolides ingebouwd en had hij iedere race een medisch team tot zijn beschikking.
In 1968 stapte hij over naar
Ken Tyrrells
team. Zijn overwinning in de Duitse Grand Prix van dat jaar, dankzij zijn stuurmanskunsten in de regen en de mist, wordt beschouwd als een van zijn mooiste. Hij had een voorsprong van 4 minuten op de nummer twee (
Graham Hill
) en dat was buitengewoon.
Stewart werd wereldkampioen in 1969 in een
Cosworth
Matra MS80
. Ook in 1971 en in 1973 deed hij dit in een
Tyrrell
. In 1972 miste hij verschillende races door
gastritis
, mede door het vele reizen. Stewart reed toen ook in de
Can Am
series met een
Lola
, en een
Ford Capri
in de
touring car
Group 2
European championship, samen met o.a. z'n Formule-1 teamgenoot
Francois Cevert
.
Zijn laatste en toen recordbrekende overwinning was z'n 27ste in de Duitse Grand Prix van 1973 op de
Nurburgring
met een schitterende Tyrrell op 1 en 2. Na de fatale crash van z'n teamgenoot
Francois Cevert
in de kwalificaties voor de laatste GP van het seizoen op Watkins Glen (
Verenigde Staten
) in 1973, stopte hij een race vroeger dan gepland met racen. Zo miste hij zijn 100e Grand Prix.
Seizoen
|
Team
|
Chassis
|
Races
|
Over- winningen
|
Pole Positions
|
Podiums
|
Punten
|
Rang
|
1965
|
BRM
|
BRM P261
|
10
|
1
|
0
|
5
|
33
|
3
|
1966
|
BRM
|
BRM P83
|
8
|
1
|
0
|
1
|
14
|
7
|
1967
|
BRM
|
BRM P115
|
11
|
0
|
0
|
2
|
10
|
9
|
1968
|
Matra International
|
M S10
|
10
|
3
|
0
|
4
|
36
|
2
|
1969
|
Matra International
|
M S80
|
11
|
6
|
2
|
7
|
63
|
1
|
1970
|
Tyrell Racing
|
March 701
|
13
|
1
|
4
|
4
|
25
|
5
|
1971
|
Tyrell Racing
|
Tyrell 003
|
11
|
6
|
6
|
7
|
62
|
1
|
1972
|
Tyrell Racing
|
Tyrell 005
|
11
|
4
|
2
|
5
|
45
|
2
|
1973
|
Tyrell Racing
|
Tyrell 006
|
14
|
5
|
3
|
8
|
71
|
1
|
Bronnen, noten en/of referenties
- ↑
Tot 1990 werden niet alle door een coureur behaalde punten meegenomen in de eindrangschikking voor het WK.
|