Isaac da Costa
(
Amsterdam
,
14 januari
1798
?
28 april
1860
) was een
Amsterdams
dichter
en
historicus
.
Da Costa kwam uit een welgesteld
joods
bankiersgezin. Hij volgde de
Latijnse school
en werd op vijftienjarige leeftijd lid van het Israelitisch genootschap 'Concordia Crescimus'.
Zijn leraar
Hebreeuws
, Mozes Lemans, bracht hem in contact met
Willem Bilderdijk
, wiens leerling hij werd. Hij schreef liederen en politieke poezie; zo heeft hij ook geschreven voor
Nederlandsche Stemmen
, een tijdschrift van het
Reveil
. Zelf meende hij dat zijn levensroeping het bestuderen van theologie, letterkunde en geschiedenis was. Hij promoveerde in Leiden in 1818 in de
rechten
en in 1821 in de
letteren
.
Da Costa was vurig in het belijden van zijn godsdienst. Eerst was hij
orthodox
-
joods
, maar later is hij een
orthodox-protestants
christen geworden. Dat maakte hij pas in 1822, na de dood van zijn ouders, bekend om hen daarmee niet te kwetsen. Hij vormde later met een groepje vrienden het Nederlandse Reveil, een beweging die de samenleving wilde terugbrengen onder de heerschappij van
Christus
. Hiermee openden hij en zijn vrienden een nieuwe wereld voor de jongeren van toen. Onder zijn medestanders telde hij onder meer de bestuurder en reiziger
Johannes Haefkens
, maar ook mensen als
Willem de Clercq
. Een belangrijke tegenstander was de
katholieke
historicus, dichter en
apologeet
Joachim le Sage ten Broek
, die hem in een openbare brief opriep zijn heil te zoeken bij de kerk van Rome. Da Costa is ook bekend geworden door zijn discussie (ook op papier) met
H.F. Kohlbrugge
over diens preek over
Romeinen
7:14.
Da Costa hield zich in toenemende mate bezig met speculaties over het einde der tijden. Met zijn vriend
Capadose
kwam hij zo onder invloed van de katholiek-apostolische beweging in Groot-Brittannie en de vrije gemeente van de presbyteriaan
Edward Irving
.
[1]
Tijdens de studietijd van
Jacob van Lennep
, tussen 1821 en 1828, had hij met hem ook heftige discussies. Het ging dan zowel over haarkloverijen betreffende uitleg van bijbelteksten als over meer fundamentele zaken. Over de welbespraaktheid van Da Costa zei Van Lennep:
dat zij den hoorder overreedt, door hem te bedwelmen, te verpletteren
. De discussies werden altijd gewonnen door Da Costa. Van Lennep voelde zich bij Da Costa
als in een tovercirkel, waarin hij (DaCosta) al met wie hem spreekt besloten houdt
. Hoewel Van Lennep zich in discussies met Da Costa slachtoffer voelde ging hij toch naar de voorlezingen die Da Costa in Amsterdam gaf aan volgelingen. Na 1828 ging Van Lennep alleen nog schriftelijk in discussie met Da Costa. Dit resulteerde soms in replieken van wel twintig kantjes van Da Costa. De brieven van Van Lennep aan Da Costa zijn niet bewaard gebleven.
[2]
Tegen de tijdgeest (Da Costa en de Verlichting)
[
bewerken
|
brontekst bewerken
]
Da Costa was een
conservatief
. Zijn bekendste werk is de (geruchtmakende) brochure
Bezwaren tegen den geest der Eeuw
(1823). In een voor- en nawoord en tien hoofdstukken over diverse onderwerpen bepleit hij een dominantie van het (protestantse) christendom in het openbare leven en betreurt hij de dominantie van de
Verlichting
. Hij keert zich onder andere tegen het mensenverstand, gecontrasteerd met de
openbaring
van de
bijbel
, als scheidsrechter in geschillen; tegen de
constitutionele monarchie
, de ideeen van
volkssoevereiniteit
en
regering door en voor de bevolking
. Waar de Verlichters in de geschiedenis vooruitgang zien, daar ziet Da Costa achteruitgang.
Da Costa had
Biedermeier
-trekjes, dat wil zeggen dat hij een sentimentele, geresigneerde en zacht melancholische stijl had. Zijn liederen en poezie stonden voor eenvoud, absoluutheid en waarheid. Hij debuteerde in 1813 met het gedicht
Lof der dichtkunst
. Ook heeft hij werk van
Aischylos
vertaald. Zijn verzamelde poezie werd uitgegeven door de dominee-dichter
J.P. Hasebroek
onder de titel
Komplete dichtwerken van Is. da Costa
(3 dln. 1861-1863).
Da Costiaan
heeft in zijn tijd in Nederland als
scheldwoord
gegolden; zijn kritiek op de libertijnse tijdgeest werd als
obscurantistisch
ervaren en riep weerstand op in kringen die de Verlichting steunden.
Op 5 juli 1821 trouwde Da Costa met zijn
nicht
Hanna Belmonte
. Zes dagen later werd het huwelijk ingezegend in de
synagoge
. Samen gingen ze op 20 oktober 1822 over naar het christendom door zich te laten dopen in de
Pieterskerk
te Leiden.
Het echtpaar kreeg negen kinderen, van wie slechts drie de volwassen leeftijd bereikten.
Bronnen, noten en/of referenties
- Externe links
- Bronnen
- Mathijsen, Marita
(2018).
Jacob van Lennep, een bezielde schavuit
. Balans, Amsterdam, pp. 592.
ISBN 978 94 600 3850 1
. NUR 321.
- Noten
|