Eritrese Onafhankelijkheidsoorlog
|
|
|
Datum
|
1 september
1961
-
29 mei
1991
|
Locatie
|
Eritrea
|
Resultaat
|
Eritrese onafhankelijkheid
|
Strijdende partijen
|
|
Leiders en commandanten
|
|
Verliezen
|
60.000 soldaten, 90.000 burgers
|
75.-500.000 Ethiopiers, 5.000 Cubanen
|
|
De
Eritrese Onafhankelijkheidsoorlog
was een oorlog waarin Eritrese opstandelingen, vooral verenigd in het
Eritrean Liberation Front
(ELF) en vanaf 1971 in het
Eritrean People's Liberation Front
(EPLF), vochten tegen het leger van
Ethiopie
. De strijd duurde van 1961 tot 1991 en leidde ertoe dat
Eritrea
na een referendum losgemaakt werd uit Ethiopie en een onafhankelijke staat werd. Tijdens deze oorlog vochten het ELF en het EPLF bovendien twee oorlogen tegen elkaar uit, de
Eritrese Burgeroorlogen
.
Op zijn beurt kan de Eritrese Onafhankelijkheidsoorlog gezien worden als onderdeel van de
Ethiopische Burgeroorlog
, waarin tussen 1974 en 1991 diverse bewegingen vochten tegen de Ethiopische regering.
In 1950 besloten de
Verenigde Naties
dat Eritrea deel van een federatie met Ethiopie zou worden. Op 2 december van dat jaar ging de federatie van start. Eritrea kreeg een eigen parlement en ambtenarenapparaat. Tevens verkregen afgevaardigden van Eritrea het lidmaatschap van het parlement van Ethiopie. In 1961 werd de federatie door keizer
Haile Selassie
van Ethiopie weer ontbonden. Velen in Eritrea waren het hiermee oneens en er volgden vele protesten, vooral van studenten. Op 1 september 1961 brak de Eritrese Onafhankelijkheidsoorlog uit. In 1962 werd het Eritrese parlement afgeschaft en werd Eritrea door de keizer tot de veertiende provincie van Ethiopie gemaakt.
Het verloop van de oorlog kenmerkte zich door een wisselend front. In 1977 hadden de Eritreers bijna het hele land in handen, maar zij werden in de havenstad
Massawa
teruggedreven door de enorme onverwachtse steun van de
Sovjet-Unie
aan het Ethiopische leger. De Eritrese strijders, die in de havenstad Massawa aangekomen waren, werden vanaf de kust door oorlogsschepen van de Sovjets beschoten waardoor ze gedwongen waren tot een "strategische terugtrekking".
In 1971 splitste het Eritrean People's Liberation Front zich af van het ELF en zou al snel de strijd tegen de Ethiopiers aanvoeren. Tot 1974, en opnieuw tussen 1980 en 1981, vochten beide groepen een bittere onderlinge strijd uit. In 1974 werd de Ethiopische keizer Haile Selassie afgezet en vervangen door
Mengistu Haile Mariam
, die nu met logistieke steun van de
Sovjet-Unie
de oorlog voortzette.
Cuba
zou ook aan de zijde van Ethiopie mee gaan vechten.
Aan het eind van de jaren tachtig trok de Sovjet-Unie haar steun aan Ethiopie in. Dit leidde ertoe dat de kracht en het moreel van de Ethiopische troepen sterk afnam. Tevens werden zij geconfronteerd met opstanden elders in het land. De Eritreers kregen in die periode het hele land in handen, behalve de hoofdstad
Asmara
. Deze stond middels een luchtbrug in verbinding met Ethiopie.
In 1991 eindigde de burgeroorlog met een overwinning van de Eritrese rebellen, die gesteund werden door Ethiopische strijdgroepen. In 1993 stemde een ruime meerderheid van de bevolking voor onafhankelijkheid. Sindsdien is
Isaias Afewerki
president van Eritrea. Ook hielp de EPLF de huidige Ethiopische regering aan de macht te komen, door met hun materieel de Ethiopische rebellen naar de hoofdstad
Addis Abeba
te leiden.
In 1998 brak er een
nieuw conflict
uit met Ethiopie, over het verloop van de onderlinge grens.