Wetten
zijn geschreven rechtsregels. Elke wet is onderdeel van het
recht
, maar het recht is breder dan enkel wetten. Ook de
rechtspraak
(
jurisprudentie
), de
rechtsleer
,
verdragen
en
gewoonten
zijn
rechtsbronnen
. De aankondiging van een wet wordt soms een
edict
genoemd.
Het generieke begrip
wet
kan twee betekenissen hebben:
- wet in formele zin
- een wet in formele zin is een (gezamenlijk) besluit, genomen en kenbaar gemaakt volgens de daartoe vastgelegde procedure door een bevoegd orgaan, de
formele wetgever
genoemd.
- wet in materiele zin
- een wet in materiele zin is een
algemeen verbindend voorschrift
voor de rechtsonderhorige(n) en van toepassing op een specifieke territoriale eenheid.
Wetten kunnen zowel materieel als formeel zijn, maar dit hoeft niet. Het onderscheid is tweeledig:
- het territorialiteitsprincipe en de daarmee gepaard gaande bevoegdheid;
- in de formele zin is het een besluit, een genomen beslissing; en in de materiele zin is het een geldend voorschrift opgelegd aan personen.
Hoewel dit onderscheid eerder theoretisch lijkt, zijn er in de alledaagse praktijk toch duidelijke verschillen.
Het strafrecht is een wet in formele zin, tevens wet in materiele zin (zowel in Belgie door het
Strafwetboek
als in Nederland door het
Wetboek van Strafrecht
). De wet is opgesteld en kenbaar gemaakt door de formele wetgever en houdt voorschriften in, die o.a. voor iedereen gelden die zich binnen op het grondgebied bevindt.
Een voorbeeld dat het onderscheid tussen formele en materiele wet illustreert en dat zowel in Nederland als in Belgie toepasbaar is, is de toestemmingswet voor het huwelijk van een lid van het Koninklijk Huis. Het parlement beslist over deze vraag en neemt die beslissing door het uitvaardigen van een wet, die door de minister van binnenlandse zaken wordt bekendgemaakt. Dat is een formele wet maar geen materiele wet, omdat ze geen betrekking op iedereen heeft. Een AMvB (
Algemene Maatregel van Bestuur
) is een regel opgelegd door de regering zonder medewerking van de Staten-Generaal, dus dit is geen wet in formele zin. Als deze algemeen verbindend is kan het echter wel een wet in materiele zin zijn.
De formele wetgever is het bevoegde orgaan dat wetten mag opstellen en goedkeuren, ook als bij de kenbaarmaking andere organen moeten optreden. De bevoegdheid tot het vaststellen van wetten in materiele zin volgt altijd uit een wet in formele zin.
- In Nederland is de formele wetgever samengesteld uit de
regering
(De regering wordt gevormd door de Koning en de ministers; art. 42 Grondwet) en de
Staten-Generaal
(de
Tweede Kamer
en
Eerste Kamer
) - volgens de procedure van art. 81 (en volgende) van de
Grondwet
.
[1]
De beide kamers van de Staten Generaal nemen de wet aan, waarna die door de koning wordt bekrachtigd, en afgekondigd.
- In Belgie is de formele (federale) wetgever de Koning, de
Kamer van volksvertegenwoordigers
en de Senaat (volgens art.36 Belgische Grondwet). Het federale
Parlement
(de Kamer van volksvertegenwoordigers en de
Senaat
) neemt de wetten aan, waarbij het initiatiefrecht zowel bij de regering als bij de parlementsleden ligt. Om een wet rechtsgeldig te kunnen maken moeten de wetten ondertekend en afgekondigd (gepubliceerd) worden door de Koning (onder de verantwoordelijkheid van zijn regering) zoals bepaald door art 74 (en volgende) over de wetgevende macht en art 85 (en volgende) over de bevoegdheden van de koning.
[2]
Het principe dat op federaal niveau wordt gebruikt is ook van toepassing op de
regionale- en gemeenschapsparlementen en op de lagere overheden
(provinciaal en gemeentelijk niveau).
Waar de bevoegdheid tot het opstellen in de formele zin en het uitvaardigen van wetten in materiele zin, direct wordt toegekend aan een zeker orgaan heet dat
attributie
. Wanneer de aldus verkregen wetgevende bevoegdheid door dat orgaan weer (gedeeltelijk) wordt overgedragen aan een ander (lager) orgaan heet dat
delegatie
. Dit laatste is alleen toegestaan wanneer de formele wet waaraan de wetgevende bevoegdheid wordt ontleend, dat uitdrukkelijk toestaat.
Zowel in Belgie als in Nederland stelt de grondwet dat het opstellen van wetten het voorrecht is van de wetgevende macht, en dat hoogste wetgevende orgaan het parlement is. In beide landen is het uitvaardigen een taak van de uitvoerende macht. Er is buiten het territorium van Belgie en Nederland nog geen supra-nationale eenheid met wetgevende bevoegdheid. Het
Europees Parlement
vaardigt echter wel richtlijnen uit die door de nationale wetgever in (formele en materiele) wetgeving moet worden omgezet, krachtens de door Belgie en Nederland ondertekende verdragen.
Verdeling der machten en getrapte bevoegdheden
[
bewerken
|
brontekst bewerken
]
In Belgie en Nederland hanteert men het principe van de
scheiding der machten
: er is een wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht. De wetgevende en uitvoerende macht is geografisch getrapt georganiseerd.
- overzicht
van de organisatie van de machten in Belgie.
De machtenverdeling in Nederland:
- Wetgevende macht: Eerste en Tweede kamer (Staten-Generaal) en de regering (Koning + ministers)
- Uitvoerende macht: Regering
- Rechterlijke macht: Onafhankelijke rechter
Een eigenlijke wet dient te worden vastgesteld en uitgevaardigd door een legitieme overheid, een autoriteit die daartoe gerechtigd is. Bijvoorbeeld door een democratisch gekozen parlement in een parlementaire democratie, of een absolutistisch vorst in een absolute monarchie. Een wet die door een illegitieme overheid werd uitgevaardigd, dat wil zeggen niet in overeenstemming met de heersende regels voor het invoeren en wijzigen van wetten, bijvoorbeeld door geweld, revolutie, enz., is een oneigenlijke wet.
Een wet geldt territoriaal, voor een gebied waarover de autoriteit die een wet uitvaardigt gezag uitoefent; personeel, voor bepaalde groepen van personen die onder het gezag van de autoriteit die een wet uitvaardigt vallen.
Meestal regelt een hogere rechtsnorm volgens welke procedure een wet tot stand komt. In Belgie en Nederland is dit de Belgische, respectievelijk de Nederlandse
Grondwet
. In een democratische rechtsstaat komt een wet tot stand door samenwerking van de wetgevende en uitvoerende macht. Nieuwe wetten of wetswijzigingen kunnen tot stand komen op voorstel van de wetgevende of de uitvoerende macht. Belangrijk is dat de voorgestelde wet steeds door de wetgevende overheid wordt goedgekeurd, met een meerderheid die vereist is hiervoor.
Na goedkeuring moet een wet nog worden afgekondigd. Dit gebeurt door de uitvoerende macht. Een wet is slechts afdwingbaar nadat deze werd openbaar gemaakt in een publicatieblad dat hiertoe werd ingericht door de overheid. Het beginsel
elke burger wordt geacht de wet te kennen
houdt niet in dat alle burgers zouden te weten wat er in alle wetten staat maar het is de
juridische fictie
dat na de reguliere afkondiging van de wet eenieder geacht wordt daarvan kennis te hebben kunnen nemen. Onbekendheid met het bestaan of de inhoud van de wet vormt dus nooit een verontschuldiging voor overtreding van die wet en kan in geval van strafbepalingen dus ook niet leiden tot straffeloosheid.
Tenzij de wet zelf voorziet in een specifieke regeling, heeft de wet na publicatie onmiddellijke gelding en blijft van kracht totdat hij ofwel formeel wordt afgeschaft, ofwel materieel wordt vervangen door een andere regeling. Wetten verliezen niet hun rechtskracht door langdurig ontbreken van toepassing.
Soms kunnen wetten conflicterende normen inhouden, bijvoorbeeld wanneer de ene wet iets verbiedt dat door een andere wet geboden wordt. Welke norm dient nu gevolgd te worden? Hier is op twee manieren een oplossing mogelijk. Bij expliciete
derogatie
wordt door een derde wettelijke bepaling bepaald welke wet voorrang heeft. Een andere mogelijkheid is te bepalen welke wet voorrang heeft aan de hand van hun onderlinge rangorde: een hogere wet van een hoger orgaan gaat boven die van een lager orgaan (
superioriteitsregel
), een specifieke wet boven een algemene (
specialiteitsregel
) en een jongere wet boven een oudere (
posterioriteitsregel
). Dit worden ook wel de drie conflictregels genoemd.
[3]
In Nederland kan men voor het toepassen van de superioriteitsregel deze rangorde (de zogenoemde
normenhierarchie
) aanhouden:
- een ieder verbindende bepalingen uit internationale verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties
- het Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden
- de Grondwet
- wet in formele zin
- algemene maatregel van bestuur
- ministeriele regeling
- provinciale verordening
- gemeentelijke verordening, waterschapsverordening en verordening van een productschap, hoofdbedrijfschap of een bedrijfschap
De laagste vorm is de beleidsregel, vaak uitwerkingen van de regelgeving.
Een wet in formele zin is een wet die wordt vastgesteld door de Staten-Generaal en de uitvoerende macht. Zie ook
Kamerstuk
. Het wetgevingsproces is nagenoeg continu, wetten worden steeds gewijzigd. Voor een tekst van de wet met alle verwerkte wijzigingen heeft men de
geconsolideerde
versie nodig, in Nederland gepubliceerd in
wetten.overheid.nl
. Ook worden voor veel wetten papieren edities bijgehouden, bekend waren de edities van
Schuurman & Jordens
.
[4]
Een wet in formele zin sensu stricto wordt goedgekeurd door het parlement, enkel in de
Kamer van volksvertegenwoordigers
ofwel samen met de
Senaat
(= de federale wetgevende macht) , door de Koning bekrachtigd, en door de zittende regering (de federale uitvoerende macht) gepubliceerd in het
Belgisch Staatsblad
.
Voorbeelden van
Belgische
wetten zijn te vinden in de
lijst van Belgische wetten
, bijvoorbeeld:
Voorbeelden van
Nederlandse wetten
zijn te vinden in
Voorbeelden van Nederlandse wetten
.
Voorbeelden van een Benelux-wet:
Voorbeelden van
Europese
wetten zijn:
Belangrijk qua uitwerking is het onderscheid tussen een
richtlijn
(resultaatsgebonden) en een
verordening
(verbindend in al haar onderdelen), beide uitgevaardigd door de Europese instellingen volgens de verdragsrechtelijk vastgestelde procedures (o.a.
medebeslissingsprocedure
,
samenwerkingsprocedure
en
adviesprocedure
).
Voorbeelden van
Amerikaanse
wetten zijn:
Naast
seculiere
wetten bestaan er ook
kerkelijke wetten
. In een seculiere samenleving (waarin kerk en staat van elkaar gescheiden zijn), gaan de seculiere wetten echter altijd boven die van de kerk.
Thomas van Aquino
was de eerste
theoloog
die onderscheid maakte tussen het goddelijke en menselijke recht, tussen geestelijk en wereldse macht. Zie ook:
rechtsfilosofie
.
De meeste
religies
definieren hun eigen morele wetten. Voorbeelden hiervan zijn:
Een bedrijf of instelling kan eigen regels hebben voor bijvoorbeeld personeel, vrijwilligers en gasten/klanten/bewoners/patienten/gedetineerden/bezoekers. Op scholen en in schoolklassen gelden vaak regels die op een zichtbare plaats zijn opgehangen. Ook kunnen de bewoners van een huis regels afspreken, of ouders regels stellen voor een gezin; ook hier kunnen er ook regels zijn voor bezoekers.
De sterkste en meest bindende vorm van huisregels zijn
policies
en
SOP
s. Dit zijn interne richtlijnen waarmee een bedrijf zijn personeel verplicht bepaalde zaken volgens een vaste procedure af te handelen. Het personeel is hiertoe in principe verplicht uit hoofde van hun arbeidsovereenkomst; het is een uitwerking van het recht van de werkgever tot het geven van instructies. Dergelijke richtlijnen worden vastgelegd en door het bestuur goedgekeurd. Policies zijn vaak directe uitwerkingen van wettelijke voorschriften (bijvoorbeeld een verbod op diefstal, marktmisbruik, seksuele intimidatie, etc.), terwijl een SOP meer het karakter van een praktische werkinstructie heeft (bijvoorbeeld de afhandeling van een klacht). Daaruit volgt dat overtreding van een policy meestal ernstiger gevolgen voor de werknemer heeft dan overtreding van een SOP. Verder kan een manager op meer informele wijze regels in een team stellen, ook dit is een uitwerking van het instructierecht.
Huisregels betreffen meestal regels voor klanten of bezoekers. Een bibliotheek is een voorbeeld van een organisatie met zeer uitgebreide huisregels, dit ter bescherming van de boekencollectie. Men kan denken aan verboden op eten, drinken, zakken, tassen en dassen, lawaai, agressief gedrag en gebruik van telefoons. Maar men kan ook denken aan andere plaatsen met veel bezoekers, zoals discotheken, scholen, overheidsinstellingen, stations, casino´s. Deze huisregels zijn gebaseerd op het gebruiksrecht van de gebruiker (eigenaar of huurder) van een pand: hij of zij heeft naar goeddunken het recht om personen binnen te laten of de toegang te weigeren. Niet-naleving kan dan ook leiden tot verwijdering, eventueel met een huisverbod voor een bepaalde periode.
Flats met meerdere huurunits met gedeelde faciliteiten (voornamelijk onder een enkele eigenaar, bijvoorbeeld sociale woningbouw) hebben vaak ook huisregels teneinde het leven voor alle huurders aangenaam te houden. Men kan denken aan het schoonhouden van gezamenlijke ruimtes, onderling gedrag, limitering van lawaai. Niet-naleving is dan in principe een schending van de huurovereenkomst en kan in het uiterste geval leiden tot beeindiging van de huur. Het probleem bij dit soort huisregels is dat ze slechts tussen de verhuurder en diens eigen huurders afdwingbaar zijn. Wanneer een huurder een klacht heeft over gedrag van een huurder van een andere verhuurder of een bewoner die zelf eigenaar is, kan hier in principe vrij weinig tegen worden ondernomen. Hooguit kan de verhuurder of eigenaar hier in de VVE op worden aangesproken.
Mores
zijn ongeschreven regels en hebben daarnaast meer het karakter van gewoontes hebben. Overtreding van een mos leidt dan ook niet tot sancties; hooguit tot gefronste wenkbrauwen. Een soortgelijk karakter hebben informele regels binnen een huis of gezin.
- Het
Latijnse
woord voor wet is
lex
.
- Het
Griekse
woord voor
wet
is
nomos
. Hiervan is een woord als
anomie
afgeleid.
- Het
Hebreeuwse
woord voor wet in joods-religieuze betekenis is
thora
. Men onderscheidt Tora sjehBichtav (Schriftelijke Tora, de eerste vijf boeken van de christelijke Bijbel) en Tora sjehBa'al peh (Mondelinge Torah) en in zaken van halachische aard heeft die laatste voorrang. De
Sjoelchan Aroech
is een van de meest belangrijke codificaties van de Mondelinge Torah. Het Joodse recht heet
Halacha
en beheerst zowel geloofszaken als seculiere zaken.
- Het Arabische woord voor
wet
in islamitisch-religieuze betekenis is
sharia
, dat ook vaak onvertaald wordt gebruikt. De wetgeving in de meeste islamitische landen is overigens zowel op Romeins of
westers
recht als op islamitisch recht (sharia) gebaseerd.
- In het
katholicisme
heet de wet
canon
, en is de rechtspraktijk het
canonieke recht
.
- Het
Engelse
woord voor wet is
law
, hoewel dat woord ook nog andere afwijkende betekenissen heeft, hetgeen de juiste nuance in een Engelse tekst soms moeilijk te bepalen maakt:
- het
recht
,
- een tak van het recht (vgl. erfrecht, strafrecht, enz.),
- een wet,
- de jurisprudentie,
- of in colloquial Engels de
rechter
en de
politie
.
- In de
Anglo-Amerikaanse
rechtswereld is de rechtspraktijk net iets anders, er wordt heel veel beroep gedaan op
jurisprudentie
die inzichten geeft in het rechtersrecht. Dat jurisprudentie bestaat er naast het wettenrecht (
statute law
, of formeel recht), en heeft er minstens dezelfde waarde. Dit in tegenstelling tot het
romanistisch-germanistische recht
, dat zijn oorsprong vindt in het Romeinse
gemeen recht
en de daarop geinspireerde Code Napoleon (het Napoleontische recht) dat in grote delen van West-Europa geldt.
Bronnen, noten en/of referenties
|