Waarom ik specifiek zo uitkeek naar een album van Beth Gibbons, terwijl ik
Out of Season
niet eens heb gehoord, ik weet het niet precies, behalve dat ik Portishead een warm hart toedraag. Maar ja, Beak> heb ik ook nooit geprobeerd, ik geef het toe (al ga ik echt lekker op die eerste Quakers). Ik heb het al eerder gezegd: ik kan me niet van de indruk onttrekken dat
Lives Outgrown
een nieuwe Portishead had moeten zijn. Gibbons solo is net te stuurloos: soms te behaagziek en soms te nodeloos dwars. Ze wil bewust niet als Portishead klinken, schijnt ze gezegd te hebben, en dan is 'Rewind' vervolgens heel erg 'Magic Doors'-achtig (en misschien ook daarom wel mijn favoriete nummer op de plaat).
Zoals
davevr
ook al zegt: de arrangementen zijn vaak te dichtgeplamuurd en dan wordt het hit and miss. 'Floating on a Moment' begint bijvoorbeeld interessant met die roestige gitaarlijn, misschien ook wel omdat ik er heel erg 'Mysterons' in hoor, maar dan komt er ook nog dat belachelijke kinderkoor bij en moet er in het outro ook nog eens een fluit bij; het is allemaal net té en tegen de grens van kitsch aan, terwijl Gibbons vooral iets heel authentieks neer probeert te zetten.
Dat is waar het vaker misgaat bij mij, zie ook de laatste platen van Damon Albarn en Kacey Musgraves: er is zo'n houding van 'luister naar mij, ik leg hier emotie in, dus jij moet het mooi gaan vinden'. (Even tussendoor: ik heb ooit iemand een liedje na vijf seconden horen afbreken omdat hij te emotioneel werd van het zingen over zijn ex; nou en, dacht ik, ben ik nu verplicht om die eerste vijf seconden mooi te vinden, of dat je er gewoon mee ophoudt?) Dan mis ik toch de onderkoeling, puntige composities, de hooks, beats, samples, scratches (eerste platen) en de krautrock (
Third
) van Portishead, als tegengewicht.