Hoefbeslag

Hoefbeslag _ABFDe Kelten en Romeinen gebruikten ruim tweeduizend jaar geleden al hoefijzers voor hun paarden en het basisprincipe is nog steeds hetzelfde. Ook tegenwoordig wordt hoefbeslag toegepast om de draagrand te beschermen tegen afslijten, brokkelen en scheuren, en om een goede gang en stand mogelijk te maken en uitglijden te voorkomen door stiften, ook wel kalkoenen genoemd, in het ijzer te draaien.

Naar aanleiding van veterinair advies kunnen tegenwoordig zelfs orthopedische correcties worden toegepast. Maar we weten inmiddels dat hoefbeslag ook een aantal nadelen heeft. Het belemmert in beperkte mate het hoefmechanisme. De hoefnagels beschadigen de hoornwand en de hoef droogt gemakkelijker uit. Het hoefijzer vermindertde natuurlijke schokbreking. Paarden met hoefijzers, maar zonder stiften, glijden juist eerder uit, zeker op gladde oppervlakken en gras. En doordat er steeds in de voorste hoefhelft genageld wordt, slijt de draagrand in het toongedeelte nauwelijks en in het verzenengedeelte juist wel.

Hierdoor verandert na enkele weken de hoefvorm en dus ook de stand van de hoef. Weeg de voor- en nadelen goed tegen elkaar af en gebruik liever geen hoefbeslag als het niet noodzakelijk is. Bij normaal gebruik op zachte bodem is hoefbeslag achter bijvoorbeeld niet nodig. Het paard moet sowieso een keer in de zes tot acht weken beslagen of bekapt worden, afhankelijk van de snelheid van de hoorngroei en aan de slijtage van het beslag.

Meer weten over hoefbeslag? Volg dan de cursus Paard&Welzijn of koop het boek!