Zuiderzee
|
|
|
Locatie
|
Nederland
|
Zee
|
Zuiderzee
|
Oppervlakte
|
5.900 km²
|
|
De
Zuiderzee
was een
binnenzee
in het noordelijk deel van
Nederland
die vanaf ongeveer het begin van de
late middeleeuwen
tot 1932 heeft bestaan. De oorspronkelijke oppervlakte was circa 5.900 km². Met de voltooiing van de
Afsluitdijk
in
1932
werd de Zuiderzee gesplitst in twee afzonderlijke wateren. Het afgesloten deel heet sindsdien
IJsselmeer
(waarvan later het
Markermeer
werd afgesplitst) en het niet-afgesloten deel kreeg de naam
Waddenzee
.
[1]
Later werden de Friese en Groninger wadden ook tot de Waddenzee gerekend.
[2]
De Zuiderzee ontstond in
vroege middeleeuwen
als gevolg van een serie
overstromingen
, waarbij steeds meer land verdween dat het oorspronkelijke binnenmeer ? het
Aelmere
? van de
Noordzee
en de latere Waddenzee gescheiden had gehouden. Uiteindelijk ontstond een rechtstreekse verbinding en werd het binnenmeer een binnenzee.
Ongeveer op de plaats van de Zuiderzee waren er vroeger zoetwatermeren, onder de Romeinen bekend als "Lacus Flevo" (
Flevomeer
) en later als het
Aelmere
.
Archeologische
vondsten wijzen erop dat er reeds in de
prehistorie
sprake moet zijn geweest van menselijke bewoning in delen van het gebied dat overeenkomt met de latere Zuiderzee en de huidige IJsselmeerpolders. Nabij
Schokland
en in Oost-Flevoland zijn diverse sporen gevonden die wijzen op prehistorische menselijke aanwezigheid, al is niet altijd duidelijk of het hier om permanente bewoning ging. Aan de oostzijde van Schokland zijn wel sporen aangetroffen van
grondbewerking
met een eenvoudige
ploeg
, wat duidt op een langer verblijf. Op dezelfde plek zijn scherven van aardewerk uit de
klokbekercultuur
gevonden.
[3]
Er zijn ook
schelpen
aangetroffen, wat erop wijst dat reeds in de
bronstijd
de
kustlijn
geregeld doorbrak en er water uit zee het latere Zuiderzeegebied binnenstroomde.
[4]
Algemeen wordt aangenomen dat het gebied na de
3e eeuw
al zo
venig
en moerassig was geworden dat het vrijwel onbewoonbaar was.
[5]
Er zijn echter nog sporen gevonden van minstens zestien woonconcentraties, acht in de huidige
Wieringermeerpolder
(een hiervan is
Gawijzend
) en acht in het gebied dat nu de
Noordoostpolder
is. Vermoedelijk gaat het hier om
middeleeuwse
dorpen daterend uit de
9e
tot en met de
13e eeuw
.
[6]
[7]
Gedurende de
vroege middeleeuwen
begonnen er grote veranderingen op te treden. Eerst ontstond in de 8e eeuw het
Marsdiep
. Onder invloed van het
middeleeuws klimaatoptimum
(de warme periode van ca. 800-1200) steeg de
zeespiegel
en de Noordzee kon via het Marsdiep steeds verder in het
Aelmere
doordringen. In 838 was er een eerste grote
overstroming
, waarbij volgens twee bronnen een groot aantal plaatsen werd verwoest. Daarna bleef het ruim twee eeuwen betrekkelijk rustig.
Tegen 1100 had het Aelmere zich al flink uitgebreid, vooral naar het zuiden en westen toe. De aanhoudende stormvloeden hadden tot gevolg dat er steeds meer land afbrokkelde.
[8]
Een serie stormen in de loop van de 12e en vooral 13de eeuw, waarbij grote delen van het
veenland
werden weggeslagen scheidde
West-Friesland
en
Friesland
van elkaar. Het begon met de
Julianavloed
in 1164 en de grote
Allerheiligenvloed
van 1170. Na de overstromingsrampen van
1212
,
1214
en 1219 (
eerste Sint Marcellusvloed)
en 1248 brak het zeewater in het Aelmere in, waarbij naar verluidt de duinenrij bij
Callantsoog
werd weggeslagen. De natuurlijke barrieres waren hiermee gebroken en het binnenmeer veranderde in een binnenzee. Na de stormramp van
1282
(waarbij de verbinding tussen
Texel
en het vasteland, het huidige
Noord-Holland
, werd doorbroken) en de desastreuze
Sint-Luciavloed
in 1287, waarbij vele tienduizenden doden vielen, was dit proces helemaal voltooid. Het Marsdiep vormde nu een rechtstreekse verbinding tussen de Noordzee en de nieuwe binnenzee.
[9]
Inmiddels was ook het
Amsteldiep
ontstaan. Het eiland
Griend
was door de stormvloed van 1287 helemaal onder water verdwenen, wat voor nog meer watertoevoer vanuit noordelijke richting zorgde.
Er zijn echter diverse aanwijzingen dat de Zuiderzee al voor de Sint Luciavloed een echte binnenzee was geworden, misschien zelfs al in de 12e eeuw. Zo werden bij de
Amstel
in het midden van de 13e eeuw al dijken aangelegd, wat nodig zou zijn bij eb en vloed.
[10]
Dat er zoveel van het oorspronkelijke veenland werd weggeslagen, waardoor steeds meer water het Aelmere bereikte en er zo uiteindelijk een binnenzee kon ontstaan, kwam waarschijnlijk ook deels door menselijke activiteiten; er werd in die tijd steeds meer veen afgegraven en verbrand om
zout
te winnen en
turf
te stoken ("
darinkdelven
"). Doordat het afgegraven land (inclusief de
maaivelden
) daardoor steeds lager kwam te liggen en door de
kwel
kreeg het water van buitenaf er nog sneller vat op.
[11]
[12]
De oudst bekende vermelding van de ontstane binnenzee, onder de naam
Sudersee
, duikt op in een Duitse bron uit 1340.
[noten 1]
Deze aanduiding verwees in het bijzonder naar de zuidelijke ligging op de route die de
Ommelandvaarders
aflegden.
[13]
Zij lag zuidelijk ten opzichte van respectievelijk de
Oostzee
en de noordelijke Noordzee.
[noten 2]
Tot voltooiing van de Afsluitdijk werd ook het gedeelte van de
Waddenzee
ten westen van het
Borndiep
als Zuiderzee betiteld. De Visserijwet van 1908 gebruikte hier voor het eerst de term Waddenzee. Een ministerieel besluit bekrachtigde in 1932 de naamsverandering van dit gebied.
[14]
De eigenlijke Zuiderzee viel, nadat deze eenmaal was ontstaan, uiteen in twee delen, die in een waterstaatkundige studie uit 1905 worden gekenschetst als het diepere "Friese Bekken" aan de noordkant en de minder diepe "Kom" ten zuiden daarvan. De delen werden van elkaar gescheiden door een trechtervormige opening tussen
Enkhuizen
en
Stavoren
. Het Friese Bekken was maximaal 8 tot 9 meter diep. De bodem ervan bestond in het oosten uit
zand
en in het westen (waar de
Wieringermeer
ligt) uit
klei
. In het Friese Bekken stond verder een sterke
zeestroom
afkomstig vanuit de Noordzee, die richting het zuiden steeds meer afzwakte. De Kom was maar 2 tot 4 meter diep en had een vlakke bodem die overwegend uit modder bestond. Bij een harde zuidwestenwind viel het
IJ
bij Amsterdam, op dat moment een zeearm, soms helemaal droog, terwijl het water aan de kust bij Overijssel enorm werd opgestuwd.
[15]
Er lagen enkele
zandbanken
voor de kust van
Het Gooi
, de
Veluwe
en
Overijssel
. Bomen die hier eerder hadden gegroeid verdwenen nu als gevolg van het zoute zeewater in combinatie met de getijden.
Door de open verbinding met de Noordzee was er in de Zuiderzee
getijdenwerking
, al werd die sterk getemperd doordat het water vanuit de Noordzee eerst tussen de
Waddeneilanden
door moest stromen; in de Kom was het verschil tussen
eb
en
vloed
daardoor nauwelijks twintig centimeter. Het waterniveau werd aanzienlijk meer beinvloed door
op-
en
afwaaiingen
, waardoor soms hele stukken van de Zuiderzee droogvielen.
Er werd al in de 18e en 19e eeuw verschil gemaakt tussen "de eigenlijke Zuiderzee", het Friese Bekken en het mondingsgebied, maar het is onduidelijk waar men de grens tussen de beide laatste legde. De
visserijwet
van 1908 hanteerde de lijn van Enkhuizen tot Stavoren als grens voor het gebied van de Zuiderzee-visserij; soms legde men deze grens ook noordelijker. De aquatische milieus in beide gebieden verschilden duidelijk; zo had de Zuiderzeeboezem helemaal geen
geulen
of droogvallende
platen
. Vanwege de geringe diepte en de geisoleerde positie waren in de Zuiderzee bovendien de temperatuurverschillen tussen zomer en winter vrij groot; in de zomer kon het water 25°C worden, in de winter was het rond het vriespunt. Doordat er vanuit het noorden
zout water
werd aangevoerd terwijl onder andere de
Vecht
,
Eem
,
IJssel
en
Zwartewater
juist
zoet water
aanvoerden, was de Zuiderzee een overgangsgebied tussen zout en zoet water, al werd ze gaandeweg wel steeds zouter. Bij hoge rivierstanden werd er veel zoet water aangevoerd, bij een sterke westen- of noordwestenwind werd het water zout.
[16]
[17]
De plaatselijke bevolking legde primitieve
dijken
aan om hun woningen en later hun
landbouwgrond
te beschermen. De
Diemerzeedijk
dateert reeds uit de 13e eeuw. Rond 1300 werden in
West-Friesland
de
Westfriese Omringdijk
en in
Waterland
de
Waterlandse Zeedijk
aangelegd.
[17]
In het noordwesten werden de dijken al van
zeegras
gemaakt, in het oosten (bijv. Schokland) was het water daarvoor toen nog te zoet. Teruggevonden
terpen
op Schokland die wel van zeegras zijn moeten dan ook pas van de middeleeuwen dateren. Op sommige plekken (zoals
Wieringen
) is om de dijken te bouwen behalve zeegras ook
keileem
gebruikt.
[18]
De bewoners, die de overstromingsrampen hadden overleefd op het omliggende land, maakten er het beste van en werden actief in de handel. Vanaf het ontstaan van de Zuiderzee was de visserij er zeer belangrijk. In de eeuwen daarna speelde de binnenzee een rol bij de handel over zee en er vonden enkele belangrijke
zeeslagen
plaats. Verder vonden er geregeld overstromingen plaats.
Handelsschepen
bevoeren de
zee
.
Havensteden
? met name
Kampen
,
Stavoren
,
Elburg
en
Harderwijk
, die deelnamen aan de
Oostzeehandel
? behoorden afwisselend wel en niet tot de
Hanze
.
[19]
Uit bewaard gebleven
tolregisters
van de
Sont
blijkt dat in 1497 schepen uit vrijwel alle aan de Zuiderzee gelegen plaatsen deze doorgang passeerden.
[20]
Aan het eind van de middeleeuwen werd er gevist op
steur
en
zalm
die via de Zuiderzee op weg waren naar de rivieren. Deze vissoorten werden echter mettertijd schaarser.
[21]
Naarmate de bevolking toenam werd de vraag naar vis groter. Er werd veel gevist op kleinere vissen, zoals
pietermannen
,
fint
,
baarzen
,
spiering
en
brasem
.
[22]
Steeds meer zoetwatervissen trokken vanwege de verzilting vanuit de Kom naar de kust van
Friesland
en
Overijssel
. Veel Hollandse vissers, die vaak een
kuil
gebruikten, gingen vervolgens ook die kant op en er ontstond concurrentie met de andere vissers, wat uitliep op conflicten. Uit het zouter geworden deel van de Zuiderzee verdween weliswaar de zoetwatervis, maar
ansjovis
en
haring
kwamen juist meer voor.
[23]
Na de
Slag op de Zuiderzee
(1573) werd de haringvloot van Enkhuizen de grootste van die van het gewest Holland, gevolgd door
De Rijp
.
[24]
In de periode na de late middeleeuwen werd het aanvankelijk nog zoete Zuiderzeewater steeds
brakker
. De hoeveelheid zout water werd langzamerhand groter dan die van het zoete water uit de rivieren. Aan het eind van de 15e en tijdens een groot deel van de 16e eeuw (de periode van de
Kleine IJstijd
) traden er bovendien klimaatveranderingen op, waardoor er vanaf ca. 1480 vooral in het zuidwestelijke deel van de Kom nog meer
verzilting
optrad. Hierbij speelde ook de verminderde aanvoer van zoet water vanuit de
IJssel
een rol.
In de loop der eeuwen vonden er in Nederland en
Vlaanderen
diverse grote
stormvloeden
plaats, met grote overstromingen in onder meer het Zuiderzeegebied tot gevolg. In de periode 1570-80 ontstond daardoor het
Kinselmeer
bij
Durgerdam
.
[6]
. Omstreeks 1674 werd bij
Muiden
de
Groote Zeesluis
aangelegd. De
Allerheiligenvloed
van 1675 trof voornamelijk het noordwesten van Nederland. Bij de
Kerstvloed
van 1717, waarbij onder meer Amsterdam, Zwolle en Haarlem werden getroffen, vielen meer dan tienduizend doden.
In 1345 zeilde graaf
Willem IV van Holland
met een vloot vol krijgslieden vanuit Enkhuizen de Zuiderzee over naar
Gaasterland
, om aldaar de
slag bij Warns
tegen de Friezen uit te vechten.
[25]
Tijdens de
Tachtigjarige Oorlog
fungeerde de Zuiderzee als een belangrijk knooppunt. Tijdens de
inname van Den Briel
in 1572 door de
Watergeuzen
vluchtten veel vissers vanuit de monding van de
Maas
naar de havens aan de Zuiderzee, met name naar
Enkhuizen
.
[26]
In oktober
1573
vond de
slag op de Zuiderzee
plaats, nadat de Watergeuzen de Zuiderzee hadden geblokkeerd zodat de Spanjaarden vanuit
Amsterdam
geen gebruik meer konden maken van deze doorvaartroute.
Aanvankelijk waren de havensteden aan de oostkust van de Zuiderzee belangrijker geweest dan die aan de westzijde. In de 16e en 17e eeuw, het tijdperk van de
Nederlandse kolonien
, werden echter de steden aan de westelijke oever van de Zuiderzee ? zoals Amsterdam,
Hoorn
,
Enkhuizen
en
Medemblik
? steeds belangrijker. Dit kwam onder meer omdat vanuit deze plaatsen het gemakkelijkst kon worden uitgevaren naar de Noordzee en van daaruit naar gebieden elders in de wereld. Hier werden ook
handelskamers
opgericht waarin de administratie van de scheepvaart werd bijgehouden. In de
Gouden Eeuw
voeren veel
VOC
-schepen door de Zuiderzee naar de
Oost-Indische Huizen
in Enkhuizen, Hoorn en Amsterdam; hun route liep eerst langs
Texel
en door het Marsdiep en vervolgens zuidwaarts.
[27]
De positie van de Zuiderzeesteden aan de oostwal ? zoals
Kampen
,
Stavoren
en
Harderwijk
? werd in deze periode juist zwakker, onder meer doordat er steeds meer
zandbanken
kwamen en zij daardoor moeilijker bereikbaar werden. Door middel van
baggeren
probeerden de bewoners van de oostelijk gelegen steden hun
vaargeulen
open te houden, maar veel succes hadden zij hierin niet.
[28]
Doordat de toegang tot het
IJ
steeds meer verzandde, moesten Hollandse schepen die naar
Oost-Indie
voeren vaak lange tijd voor de ondiepte
Pampus
blijven wachten. Om hieraan een eind te maken werd in de 18e eeuw veel gebruikgemaakt van
scheepskamelen
.
Tussen de
napoleontische tijd
en het midden van de
19e eeuw
werd de visserij op de Zuiderzee nog belangrijker dan voorheen. In
Volendam
,
Marken
,
Huizen
,
Bunschoten-Spakenburg
,
Harderwijk
,
Urk
en
Vollenhove
werd vanaf de eerste helft van de 19e eeuw steeds meer gevist, in Enkhuizen en Hoorn groeiden de vissersvloten niet meer.
[29]
Uiteindelijk bleek de visserij van de Zuiderzee voor Nederland belangrijker dan die van de
Noordzee
. In de periode 1825-1836 werd er in de Zuiderzee vooral veel
haring gevangen
, na 1820 ook steeds meer ansjovis. In 1850 was het aantal grote schepen dat de Zuiderzee bevoer met ca. 60% gegroeid ten opzichte van een halve eeuw daarvoor. Gedurende de eerste veertig jaar daarna verdubbelde het aantal schepen nog eens. Een deel van de gevangen vis kon nu ook naar
Duitsland
en
Frankrijk
worden geexporteerd, dankzij nieuwe vervoersmogelijkheden en het gebruik van ijs voor koeling.
[30]
In deze periode verschenen ook de eerste echte belangenverenigingen voor de Zuiderzeevissers.
[noten 3]
Waarschijnlijk bestond er voor 1868 op Urk al een vereniging genaamd
Hulp en Steun
voor de vissers aldaar.
[31]
Rond
1900
was de Zuiderzeevisserij op haar hoogtepunt. Er werd actief gevist met zo'n 3000
platbodems
, meest
botters
. op
haring
,
ansjovis
,
paling
,
bot
en
garnalen
. Op Wieringen en in Friesland werd ook gevist met
aken
.
[32]
Om in en rondom
De Knar
garnalen te vangen gebruikten de
Volendammers
kwakken
("garrenkwakken"). Wanneer de zee bevroren was werd een speciale techniek ingezet, het
botkloppen
. Belangrijke havenplaatsen waren onder meer Amsterdam, Elburg en Enkhuizen. Tussen 1902 en 1912 zakte de vangst echter enorm in. In deze periode werd de
Vereeniging tot Bevordering van de Belangen der Zuiderzee-Visscherij
opgericht, die onder meer lobbyde voor een wettelijk verbod op het vissen met kuilen, een belangrijke oorzaak van oneerlijke concurrentie.
[33]
Om de doorgang voor de schepen verder te vereenvoudigen werd onder
Willem I
begonnen met de aanleg van het
Goudriaankanaal
, een kanaal dat vanaf
Durgerdam
door
Waterland
en
Marken
zou moeten lopen. Toen in 1824 het
Noordhollandsch Kanaal
en ten slotte in 1875 het
Noordzeekanaal
werden geopend, waren de problemen echter al op alternatieve wijze opgelost.
[34]
Met de voltooiing van het Noordzeekanaal was het strategisch belang van de Zuiderzee voor Amsterdam vrijwel verdwenen.
[35]
Een keerzijde waren nog altijd de vrij frequente
overstromingen
, waarbij niet zelden veel slachtoffers vielen. Met name het eiland
Schokland
werd geregeld getroffen door het woeste zeewater. Er werden hier telkens stukken land weggeslagen waardoor het eiland gaandeweg kleiner werd. Tijdens de
stormvloed van 1825
waarbij het
Kinselmeer
werd vergroot raakte Schokland geheel overspoeld. Er vielen 13 doden en veel gebouwen werden verwoest. Niet lang daarna werd Schokland geheel ontruimd.
[36]
In 1825 waren dijkdoorbraken, die delen van Friesland, Zuidwest-Drente en Noordwest-Overijssel onder water zette.
[37]
Het plan om de Zuiderzee helemaal of gedeeltelijk in te polderen was al in de
zeventiende eeuw
geopperd door
Hendrik Stevin
, die voorstelde om de
zeestraten
tussen Noord-Holland, de
Waddeneilanden
en
Groningen
met dijken af te sluiten en de overgebleven waterplas droog te malen, waardoor de veiligheid zou toenemen en er veel
landbouwgrond
zou worden gewonnen. Ook de Waddeneilanden zouden hierdoor met elkaar en met het vasteland worden verbonden.
[38]
Technisch gezien was dit toen echter allemaal nog verre van uitvoerbaar.
[39]
In de loop van de
negentiende eeuw
, toen de
technologie
snel vooruitging, kreeg dit plan een concretere vorm.
[40]
Voor de internationale handelsvaart was de Zuiderzee toen al niet meer zo belangrijk. Inpoldering paste ook in het vooruitgangsgeloof van het tijdperk van de
industriele revolutie
. Het project zou veel nieuwe landbouwgrond opleveren en zou de immer bedreigde
kustlijn
met ruim 250 kilometer inkorten en zo de kans op overstromingen sterk reduceren. Dat laatste was van groot belang, temeer daar Nederland steeds dichter bevolkt raakte.
In 1848 waren
Jakob Kloppenburg
en
Pieter Faddegon
de eersten die met een concreet plan voor droogmaking kwamen. Een jaar later kwam waterstaatsingenieur
B.P.G. van Diggelen
met een soortgelijk plan.
[38]
Ook waterbouwkundig ingenieur
Thomas Joannes Stieltjes sr.
kwam in 1867 met een uitwerking van het voorstel om een nieuwe Nederlandse provincie te creeren door een deel van de Zuiderzee droog te malen.
[41]
In 1875 besloot minister van Binnenlandse Zaken
Jan Heemskerk
dat het plan tot droogleggen door de staat moest worden gerealiseerd.
[42]
In
1886
richtten enkele notabelen onder wie
Age Buma
de
Zuiderzeevereniging
op, die moest gaan onderzoeken of drooglegging haalbaar was. Ir.
Cornelis Lely
trad in
1886
als ingenieur bij deze vereniging in dienst. Hij ontwierp in
1891
het eerste plan voor de
afsluiting
van de Zuiderzee. In
1892
adviseerde een
staatscommissie
om tot uitvoering van het Plan-Lely over te gaan.
[43]
Tegen de plannen voor inpoldering werd heftig geprotesteerd door de vissers uit onder meer Enkhuizen, Hoorn,
Stavoren
, Urk en Volendam, die hun bron van inkomsten door deze plannen zagen verdwijnen. Dit was een belangrijke reden waarom er nog enige tijd werd geaarzeld.
[43]
In
1913
, toen Lely inmiddels voor de derde maal
minister
van
Waterstaat
was, werd de inpoldering niettemin opgenomen in het regeringsprogramma, ondanks de aanhoudende protesten vanuit de visserijsector.
Uiteindelijk werd na de
stormvloed van 1916
, waarbij meer dan vijftig doden vielen en grote delen van Nederland onder water kwamen te staan, definitief besloten de Zuiderzee af te sluiten. Belangrijkste beweegreden was de landbouwproductie en de export.
[44]
Dat dit om veiligheidsredenen zou zijn besloten is een mythe.
[44]
Twee jaar later ging het
parlement
akkoord, waarna de
Zuiderzeewet
werd aangenomen.
In juni
1920
werd het eerste deel van de
Zuiderzeewerken
aanbesteed: de aanleg van de 2,5 kilometer lange
Amsteldiepdijk
van
Noord-Holland
naar het
eiland
Wieringen
. Vier jaar later was deze dijk voltooid.
[45]
Bij dat project werd nuttige ervaring opgedaan die later van pas kwam bij de aanleg van de
Afsluitdijk
.
De volgende
waterkering
die moest worden aangelegd liep van
Den Oever
tot het Friese dorp
Zurich
, en dit werd de Afsluitdijk.
[46]
Met de aanleg hiervan werd in januari
1927
begonnen.
Tijdens de
Olympische Zomerspelen 1928
in
Amsterdam
werd de Zuiderzee nog gebruikt voor het
zeilen
.
[47]
In augustus
1930
werd de
Wieringermeerpolder
drooggelegd als enige Zuiderzeepolder. Dit gebeurde nog voor de afsluiting van de zee, omdat er veel vraag was naar landbouwgrond. Op
28 mei
1932
werd de
Vlieter
gesloten, waarmee de Afsluitdijk helemaal klaar was. Na het gereedkomen van de Afsluitdijk werd het water dat binnendijks was komen te liggen omgedoopt tot
IJsselmeer
, naar de rivier de
IJssel
, die erin uitmondt.
De afsluiting had grote gevolgen voor zowel de visserij als de
natuur
. Na de voltooiing van de Afsluitdijk veranderde de voormalige binnenzee in een meer. Het voorheen zoute water werd geleidelijk aan steeds zoeter door het water dat de IJssel aanvoerde. De
spuisluizen
in de Afsluitdijk zorgden er verder voor dat overtollig en zout water naar de Waddenzee verdween.
[48]
Binnen 1,5 jaar was het water al helemaal verzoet. Dit betekende de nekslag voor de duizenden vissers die eerder op de Zuiderzee hun boterham verdienden. De haring, bot en ansjovis hielden nog slechts enkele jaren stand. De
bruinvis
en de
gewone zeehond
waren al eerder verdwenen. Alleen de paling,
snoekbaars
en
spiering
konden standhouden in het zoete water. Veel vissers konden niet langer van de visserij rondkomen en vroegen in het kader van de
Zuiderzeesteunwet
[49]
een
uitkering
aan. Anderen werden bijvoorbeeld pluimveehouder of boer. De Urker vissersvloot verlegde het werkgebied naar de Noordzee. Naast vissers werden ook
vishandelaren
,
zeilmakers
en
scheepsbouwers
werkloos. Omstreeks 1939 was er weer sprake van een biologisch evenwicht.
[50]
Tussen
1936
en
1968
werd gewerkt aan het droogmalen van de IJsselmeerpolders (
Noordoostpolder
,
Oostelijk Flevoland
en
Zuidelijk Flevoland
, gezamenlijk de huidige provincie
Flevoland
). Aanvankelijk waren er plannen om nog meer land in te polderen, die uiteindelijk niet zijn gerealiseerd.
[noten 4]
Het huidige IJsselmeer is ongeveer half zo groot als de oorspronkelijke zee. Het andere deel van de voormalige Zuiderzee is door
droogmakerijen
land geworden. In het oostelijk en zuidoostelijke deel zijn drie
polders
aangelegd. Deze vormen gezamenlijk de huidige provincie
Flevoland
. Het IJsselmeer is met de aanleg van de
Houtribdijk
in
1976
opgesplitst in twee delen. Het zuidelijke gedeelte wordt sindsdien
Markermeer
genoemd, naar het voormalige eiland
Marken
dat hierin ligt.
Paling
was lange tijd een belangrijke bron van inkomsten voor de
IJsselmeervissers
, maar door
overbevissing
is de palingstand sterk teruggelopen. Daarom geldt sinds 2011 een vangstverbod. Door het uitzetten van glasaal wordt getracht de palingstand weer op peil te brengen.
Het huidige IJsselmeer, de
randmeren
en
Flevoland
bieden woon-, werk- en recreatiemogelijkheden en er is "
nieuwe natuur
" ontstaan zoals de
Oostvaardersplassen
in
Zuidelijk Flevoland
en de
Harderhoek
in
Oostelijk Flevoland
.
De voormalige kustlijn van de Zuiderzee kan nog gevolgd worden via de 400 kilometer lange
Zuiderzeefietsroute
. In Enkhuizen bevindt zich het
Zuiderzeemuseum
, waar naast voorwerpen uit de geschiedenis van de Zuiderzeecultuur ook een museumdorp is gebouwd met huizen uit diverse plaatsen rond de Zuiderzee.
Van de vijf eilanden die ten zuiden van de latere Afsluitdijk in de Zuiderzee lagen bestaat alleen het voor
Amsterdam
liggende
Pampus
nog als een echt eiland. Ten noorden daarvan ligt
Marken
, dat sinds de aanleg van een dam in 1957 feitelijk een
schiereiland
is.
Wieringen
is door de
Wieringermeerpolder
onderdeel geworden van het vasteland.
[noten 5]
Schokland en Urk zijn ten slotte opgegaan in de
Noordoostpolder
.
[noten 6]
In sommige bronnen
wordt er ook nog over het eiland
Villa
gesproken in de Zuiderzee. Door de steeds grotere wordende Zuiderzee werd
Nagele
eerst een eiland voordat het helemaal opging in de Zuiderzee.
Gedurende de Franse tijd was Nederland korte tijd onderverdeeld in
departementen
, zoals die tot op heden ook in
Frankrijk
bestaan. Een van deze departementen, het
Departement du Zuyderzee
of Zuiderzeedepartement ? grofweg overeenkomend met de huidige provincies Noord-Holland en
Utrecht
?, was vernoemd naar de Zuiderzee.
- Literatuur
- Blok, D.P.
et al. (red),
Algemene Geschiedenis der Nederlanden 10 Nieuwste Tijd
, Fibula-Van Dishoeck, Haarlem
- K.W.J.M. Bossaers
,
Zuiderzeevissers. Geschiedenis van de belangenorganisaties van de vissers op de Zuiderzee en IJsselmeer
, De Walburg Pers, 1987
- K. Boonenburg
,
De Zuiderzee
, Allert de Lange N.V., 1956
- Ph.M. Bosscher
,
G.D. van der Heide
,
D. Vlis
wn
V.E.E. Vroom
(red.),
Het hart van Nederland. Steden en dorpen rond de Zuiderzee
, 2e dr., Bussum 1973
- Jan Bremer
,
'Van Zuiderzee tot Waddenzee'
, in:
De Zijper Historie Bladen
(1996) nr. 2, p. 14-16
- Adriana Brunsting
en
Margot H. Boetes
,
Typisch Hollands: Zuiderzeetradities op verschillende manieren bekeken
, uitg. in samenw. met het Zuiderzeemuseum, naar aanleiding van de tentoonstelling ‘Zuiderzeecultuur’, Zutphen 1993*
B.P.G. van Diggelen
,
De Zuiderzee, de Friesche wadden en de Lauwerszee, hare bedijking en droogmaking
, Zwolle 1849
- G. v.d. Heide
,
De Zuiderzee; van land tot water en van water tot land
, Haren, Knoop & Niemeijer. 1974
- Jan Van Houtte
Economische geschiedenis van de lage landen 800-1800
, Unieboek b.v., 1979
- Piet Kelder
,
Landschappen rondom de Zuiderzee
, Enkhuizen, Het Peperhuis, 1984
- G. Lenselink
en
R. Koopstra
, 'Ontwikkelingen in het Zuiderzeegebied, van Meer Flevo, via de Almere-lagune, tot Zuiderzee', in:
M. Rappol
en
C.M. Soonius
(red.),
In de bodem van Noord-Holland
, Amsterdam 1994, p. 129-140
- M.F. Morzer Bruijns
en
R.J. Benthem
(1979),
Spectrum Atlas van de Nederlandse landschappen
,
Uitgeverij Het Spectrum
,
ISBN 90-274-9804-0
- Jan Neefjes
en
Hans Bleumink
,
Cultuurhistorische IJsselmeerbiografie. Synthese met ruimtelijke karakteristieken als bouwstenen voor ontwikkeling
, Amersfoort 2017
- Ben de Pater
, 'Conflicting images of the Zuider Zee around 1900: Nation-building and the struggle against water', in:
Journal of Historical Geography
37 (2011), p. 82-94
- Yftinus T.Popta
,
Christer L. Westerdahl
en
Brad G. Duncan
, 'Maritime Culture in the Netherlands: Accessing the late medieval maritime cultural landscapes of the north-eastern Zuiderzee', in:
International Journal of Nautical Archaeology
48 (2019), p. 172-188
- Jan Romein
&
Annie Romein-Verschoor
,
De lage landen bij de zee
, Querido, 6e druk, 1976
- Rooijendijk, Cordula
,
Waterwolven: een geschiedenis van stormvloeden, dijkenbouwers en droogmakers
,
Uitgeverij Atlas
, 2009
- Meindert Schroor
,
Aukje Mennens
&
Peter Boer
,
Cultuurhistorische IJsselmeerbiografie Friesland
, Amersfoort, RCE 2010
- Tom Sintobin
(red.),
"Getemd maar rusteloos". De Zuiderzee verbeeld. Een multidisciplinair onderzoek
, Hilversum, Verloren, 2008
- Jac.P. Thijsse
,
Langs de Zuiderzee
, Zaandam 1914
- Erik Walsmit
,
Hans Kloosterboer
,
Nils Persson
,
Rinus Ostermann
,
Spiegel van de Zuiderzee. Geschiedenis en cartobibliografie van de Zuiderzee en het Hollands Waddengebied
, Houten 2009
- R.P. Zijp
,
Dirk Damsma
,
Paul C. van Royen
en
Mieke Scharlo
(red.),
Barre tijden. Crisis en sociale politiek rondom de Zuiderzee, 1650-1850
, Enkhuizen/Zutphen 1989
- Noten
- ↑
Een akte in het Groningse stadsarchief uit 1272 met een vermelding van de
Sudersee
is vermoedelijk vervalst.
- ↑
In
Denemarken
wordt voor de zuidelijke Noordzee (naast de naam
Nordsøen
) ook nog steeds de naam
Vesterhavet
(Westerzee) gebruikt.
- ↑
Iets eerder waren dergelijke verenigingen al opgericht voor de vissers aan de Noordzeekust. De visserij op de Noordzee werd echter
gesubsidieerd
omdat het vissen daar vanwege de hogere
export
uiteindelijk meer kapitaalvoordeel opleverde, in tegenstelling tot het vissen op de Zuiderzee.
- ↑
Zo werd in
1976
nog dwars door het IJsselmeer de
Houtribdijk
aangelegd in verband met de geplande inpoldering van de
Markerwaard
, die al deel had uitgemaakt van het Plan-Lely. Deze polder is er nooit gekomen om financiele redenen en toenemend verzet tegen verdere aantasting van het gebied rond de voormalige Zuiderzee.
- ↑
Er zijn plannen geweest om het oorspronkelijke eiland weer los van het land te maken door middel van de aanleg van het
Wieringerrandmeer
tussen het
Amstelmeer
en het IJsselmeer. Dit project werd in 2010 afgeblazen (
Stekker uit Wieringerrandmeer
, www.rtvnh.nl
).
- ↑
Urk is nog wel een zelfstandige
Nederlandse gemeente
.
- Referenties
- ↑
Algemeen Handelsblad 23-09-1932
- ↑
Schroor, Meindert, Dijken in Fryslan ? Verkenning en overzicht (Leeuwarden: Bureau Varenius 2018) blz. 43
- ↑
van der Heide, G., p. 32-37
- ↑
van der Heide, G., p. 38-39
- ↑
van der Heide, G., p. 45-46
- ↑
a
b
M.F. Morzer Bruijns en R.J. Benthem, p. 242
- ↑
van der Heide, G., p. 51-52
- ↑
Bossaers, p. 15
- ↑
https://web.archive.org/web/20130716194149/http://www.atem.nl/CIV/NED/NH001.HTM
- ↑
Friedrich Arends, R. Westerhoff (1835)
Natuurkundige geschiedenis van de kusten der Noordzee
, p. 141
- ↑
Romein, J. en A., p. 22
- ↑
van der Heide, G., p. 61
- ↑
http://www.regiocanons.nl/overijssel/land-van-vollenhove/land-van-vollenhove/de-zee
- ↑
Bremer,
Van Zuiderzee tot Waddenzee
- ↑
Rooijendijk, p. 260
- ↑
van der Heide, G., p. 8-9
- ↑
a
b
Bossaers, p. 15-16
- ↑
van der Heide, G., p. 57-58
- ↑
van der Heide, G., p. 68-72
- ↑
Boonenburg, p.29
- ↑
Boonenburg, p.37
- ↑
Blok, D.P. et al., p. 133-134
- ↑
Houtte, J.v., p. 212.
- ↑
Haringvisserij en De Rijp
, houtenhuis.nl
- ↑
Boonenburg, p.30
- ↑
Houtte, J.v., p. 132.
- ↑
Boonenburg, p.32
- ↑
van der Heide, G., p. 91-96
- ↑
Blok, D.P. et al
, p. 214-216
- ↑
Bossaers, p. 28
- ↑
Bossaert, p. 36
- ↑
Bossaers, p. 20
- ↑
Bossaert, p. 67-70
- ↑
M.F. Morzer Bruijns en R.J. Benthem, p. 243
- ↑
Boonenburg, p. 35
- ↑
https://web.archive.org/web/20140714025458/http://www.schokland.nl/pageid=108/Stormvloed_van_1825.html
- ↑
Meppel en omgeving waren een grote waterspiegel - 125 jaar geleden blies een storm de Zuiderzeedijken omver
,
Provinciale Drentsche en Asser Courant, 7 februari 1950.
- ↑
a
b
Bossaers, p. 31
- ↑
http://www.absolutefacts.nl/friesland/zuiderzeeplan.htm
- ↑
dare.uva,nl,
Afsluiting en inpoldering van de Zuiderzee
- ↑
T.J. Stieltjes
(September 1867).
De droogmaking van een gedeelte der zuiderzee
.
De Economist
16
(2): 271?286.
DOI
:
10.1007/BF02288530
.
- ↑
Rooijendijk, p. 268
- ↑
a
b
http://www.absolutefacts.nl/geschiedenis/data/zuiderzee.htm
- ↑
a
b
Met evenveel smaak als spijt beschrijft Auke van der Woud de wording van het Nederlandse landschap
, de Volkskrant, 4 december 2020
- ↑
Boonenburg, p.100
- ↑
M.F. Morzer Bruijns en R.J. Benthe, p. 243-244
- ↑
Official reports.
- ↑
M.F. Morzer Bruijns en R.J. Benthe, p. 244
- ↑
Zuiderzeesteunwet
- ↑
Bossaers, p. 171
|