Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Zuid-Duitse Vorstenoorlog
|
Datum
|
1458
-
1463
|
Locatie
|
Zuid-Duitsland
|
Verdrag
|
Vrede van Praag
|
Strijdende partijen
|
Ansbach
Kulmbach
Mainz
Eichstadt
Palts-Zweibrucken
Wurttemberg-Stuttgard
Baden
Metz
Spiers
Augsburg
|
Beieren-Landshut
De Palts
Bohemen
Palts-Mosbach
Bamberg
Wurzburg
|
|
Leiders en commandanten
|
|
De
Zuid-Duitse Vorstenoorlog
(
Duits
:
Suddeutscher Furstenkrieg
) was een serie gewapende conflicten die zich tussen
1458
en
1463
in grote delen van Zuid-Duitsland afspeelden. De oorlog werd uitgevochten tussen wisselende coalities van vorsten en steden die zich groepeerden in een keizerlijke en een anti-keizerlijke partij. Markgraaf
Albrecht Achilles
van
Brandenburg-Ansbach
en
Kulmbach
was het belangrijkste lid van het keizerlijke kamp. Zijn grootste tegenstanders waren hertog
Lodewijk de Rijke
van
Beieren-Landshut
en keurvorst
Frederik I
van de
Palts
.
De oorlog was het gevolg van de pogingen van markgraaf Albrecht Achilles om zijn invloed in Franken en Beieren uit te breiden. Met name hertog Lodewijk van Beieren-Landshut zag dit als een directe bedreiging. Door Lodewijks bondgenootschap met keurvorst Frederik I van de Palts breidde het conflict zich naar het westen uit. De
Mainzer Stiftsfehde
(1461-1463), een strijd over de aartsbisschoppelijke zetel van Mainz, verliep parallel met de laatste fase van de oorlog.
Na de overwinningen van Frederik I en Lodewijk in de veldslagen bij
Seckenheim
en
Giengen
was de oorlog beslist. Frederik I dwong zijn tegenstanders tot de betaling van hoge losgelden en gebiedsafstand. De strijd met markgraaf Albrecht Achilles kwam pas tot stand na lange onderhandelingen. Uiteindelijk werd in 1463 de
vrede van Praag
gesloten, waarin Lodewijk de Rijke afzag van zijn veroveringen. Zijn onafhankelijkheid tegenover de markgraaf had hij echter behouden.