Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
De
winterdijk
of
bandijk
is de
dijk
langs een
rivier
die bij hoge
afvoeren
overstroming
van omliggende gebieden voorkomt en de rivier in het
stroomprofiel
houdt. Anders dan de
zomerdijk
is de winterdijk hoog genoeg om bij vrijwel alle waterstanden stand te houden; daarvoor is een
normfrequentie
vastgesteld, die bijvoorbeeld aangeeft dat een bepaalde dijk niet vaker dan eens per duizend jaar mag overstromen.
De winterdijk hoeft alleen water te keren bij hoge afvoeren, bij normale situaties keren de
zomerkades
het water. Bij hoge afvoeren stroomt het water over de zomerkade, waardoor de
uiterwaarden
vollopen.
De winterdijken zijn
primaire waterkeringen
, waarachter de dorpen, steden en
polders
liggen. De belangrijkste functie van de winterdijk is dan ook bescherming van het achterland. Veel van deze dijken zijn verstevigd, verbreed en opgehoogd na de hoge
waterstanden
en dreigende
doorbraken
aan het einde van de 20e eeuw.
De naam
winterdijk
is afgeleid van het feit dat de hoogste waterstanden van een rivier vaak in de winter bereikt worden, waardoor de dijk juist dan nodig is.
De
etymologische
verklaring voor de naam
bandijk
voert terug op
ban(ne)
in de zin van
rechtsgebied
. Dit gaf aan dat de dijk gerechtelijk
geschouwd
werd. Dit woord is al in 1284
geattesteerd
en komt ook in
toponiemen
terug, bijvoorbeeld Maasbandijk en Waalbandijk.
Bochtige rivierdijken zijn geliefd bij automobilisten en
motorrijders
om op zomerse dagen langs te toeren, terwijl aanwonenden, recreanten en fietsers baat hebben bij verkeersluwe dijken. Op veel dijken vereist het rijden alertheid: bij oude
dijkdoorbraken
zijn dijken vaak in scherpe bochten om
kolken
heen gelegd, wat een onverwachte afwisseling geeft met de ruimere bochten bij
meanders
.