Met
voedselvergiftiging
wordt meestal een toestand van ziekte aangeduid, veroorzaakt door het consumeren van eten, waarin zich een ziekmakende (
giftige
) stof bevindt. Het eten van
bewust
door anderen vergiftigd voedsel of het eten van bekend giftige producten is geen voedselvergiftiging in deze zin.
Bij een
bacteriele
voedselvergiftiging worden de verschijnselen niet veroorzaakt door de bacterie zelf, maar door de door bacterien geproduceerde gifstoffen (
toxines
). Deze kunnen nog in het voedsel aanwezig zijn, ook al zijn de bacterien zelf gedood (bijvoorbeeld door koken). Indien de verschijnselen door de bacterien zelf worden veroorzaakt, spreekt men van een
voedselinfectie
. Voorbeelden van bacteriele voedselvergiftiging zijn:
In de meeste gevallen staat een bacteriele voedselvergiftiging los van
bederf
, het product ziet er nog gewoon uit en ruikt normaal.
Andere typen voedselvergiftiging worden veroorzaakt door natuurlijke toxines die in het eten zijn gekomen vanuit
schimmels
, algen of planten.
Veel schimmels produceren toxines (
mycotoxines
) die in het product doordringen en dus aanwezig kunnen zijn, zonder dat de schimmel zichtbaar is. Een voorbeeld zijn
aflatoxines
in
pinda
's.
Algen
kunnen bij warm weer onstuimig gaan groeien (
algenbloei
) en sommige soorten maken dan toxines. Deze kunnen door schelpdieren (in
Nederland
meestal
mosselen
) worden opgenomen. Bij het eten van dergelijke
schelpdieren
ontstaan vergiftigingsverschijnselen. Voorbeelden zijn diarroische en
paralytische schelpdiervergiftiging
. Diverse planten vormen ook toxines, die in sommige gevallen ook tot vergiftigingsverschijnselen kunnen leiden.
In de meeste gevallen treden de verschijnselen binnen enkele uren op, soms na een dag of zelfs pas na enkele dagen, terwijl sommige mycotoxines niet acuut giftig zijn, maar pas op heel lange termijn werken. Het begint meestal met
misselijkheid
en
overgeven
; later gevolgd door
diarree
, die kan varieren van brijig tot waterdun, al dan niet met bloedbijmenging.
Botulisme
en paralytische
schelpdiervergiftiging
gaan daarentegen gepaard met verlammingsverschijnselen. Afhankelijk van de oorzaak, kunnen de verschijnselen dus sterk uiteenlopen.
Behandeling hangt geheel af van de oorzaak. Vaak gaat een voedselvergiftiging na twee tot drie dagen vanzelf over. Het kan ook zes tot tien dagen duren. Wel is het aan te raden om de
huisarts
in te lichten (zeker als het langer dan enkele dagen duurt) of, zeker bij
verlamming
of bloederige
diarree
, direct de
spoedeisende hulp
in te schakelen.
Geheel voorkomen is onmogelijk, omdat vaak de toxines niet te zien of te
proeven
zijn. Goede
hygiene
in acht nemen, restanten van voedsel goed koud bewaren (invriezen of maximaal 2 dagen in de
koelkast
) zijn altijd aanraders. De temperatuur van een koelkast dient altijd onder de 7°C en beter nog lager dan 4°C te zijn. Deze richtlijnen gelden niet alleen voor de
koelkast
thuis, maar ook voor de
koelruimte
van de winkels en leveranciers.
Het risico op voedselvergiftiging is vrij groot bij het ont
dooien
van voedsel op
kamertemperatuur
. Ontdooi eten dan ook altijd in de
koelkast
of in de
magnetron
en bak of kook het zo snel mogelijk na het ontdooien. Ontdooid voedsel mag ook nooit opnieuw ingevroren worden.
Let bij het gebruik van rauwe eieren op de versheid, vooral bij gebruik voor koude gerechten zoals
tiramisu
of
mayonaise
.