Een
veenkolonie
is een
nederzetting
die is ontstaan doordat arbeiders naar een gebied trokken waar
hoogveen
werd afgegraven voor de productie van
turf
.
Met de aanduiding
Veenkolonien
wordt meestal gedoeld op de streek in het oosten van de Nederlandse provincies
Groningen
en
Drenthe
. Hier lag het
Bourtangermoeras
dat vanaf omstreeks 1600 in cultuur werd gebracht. Zie ook het artikel
Groninger Veenkolonien
.
De oudste veenkolonien in dit gebied (
Kropswolde
,
Wildervank
) liggen het dichtst bij de stad
Groningen
. De grootschalige
vervening
in Zuidoost-Drenthe begon pas vanaf 1850, nadat de eerste grote kanalen (Verlengde
Hoogeveense Vaart
en
Oranjekanaal
vanuit het westen en het Scholtenskanaal vanuit het noorden) waren gegraven. Het veen in Zuidoost-Drenthe bevatte een dikke
bolsterlaag
. Deze werd voornamelijk fabrieksmatig verwerkt tot turfstrooisel.
Veenkolonien zijn ook buiten dit gebied te vinden: in Zuid-Drenthe en Noord-Overijssel (
Hoogeveen
,
Dedemsvaart
), in
Friesland
:
Heerenveen
en een tweetal in de
Peel
:
Helenaveen
en
Griendtsveen
. De eerste veenkolonien van Nederland zijn gesticht in de
Langstraat
in West-Brabant, in de
middeleeuwen
onderdeel van het
Graafschap Holland
. Voorbeelden zijn
Roosendaal
en
's Gravenmoer
.
De meeste veenkolonien worden gekenmerkt door hun langgerekte ligging langs een kanaal met
lintbebouwing
, bijvoorbeeld
Valthermond
. In veel gevallen is dat kanaal intussen gedempt zoals bij
Gasselternijveen
en
Gasselternijveenschemond
,
Nieuw-Buinen
,
1e Exloermond
,
2e Exloermond
,
Nieuw-Weerdinge
en
Valthermond
. Er zijn echter ook veenkolonien die niet zijn ontstaan langs een kanaal, maar langs een weg. Dat geldt met name voor een aantal veenkolonien in Drenthe zoals
Zuidlaarderveen
,
Eexterveen
,
Gieterveen
,
Drouwenerveen
,
Buinerveen
en
Exloerveen
.
Het ontgonnen veengebied rond de Friese
Stellingwerven
, het Drentse
Westerveld
en het Groningse
Vredewold
worden ook wel de
veenkolonien
genoemd. Hierdoor kan er verwarring ontstaan rond de benaming
veenkolonien
.
In de veenkolonien bestonden grote sociale verschillen. De hoogste sociale laag bestond uit veenbazen. Deze hadden grote stukken moeras opgekocht en lieten deze door arbeiders ontginnen. Vaak voelden de veenarbeiders zich slecht behandeld waardoor er relletjes en stakingen uitbraken. Boeren maakten de tweede sociale laag uit. Deze kwamen nadat het veen ontgonnen was. Veel veenarbeiders werden na de vervening
landarbeider
. De derde sociale laag bestond uit turfschippers en hun families. Aanvankelijk vervoerden zij over de langgerekte kaarsrechte kanalen
turf
, later ook aardappelen en andere agrarische producten. De onderste sociale laag bestond uit veen- en landarbeiders, scheepsknechten en
scheepsjagers
. De gravers van de kanalen kenden een eigen hierarchie. De vele kilometers werden met de hand gegraven. De man die onderin stond op de bodem van het kanaal stond het laagste in aanzien en verdiende het minst. De middelste man iets meer en de man die boven aan de wal stond had het meeste aanzien en verdiende dienovereenkomstig. Uit de wereld van het kanalen graven komt dan ook de term 'hogerop komen'. Ondanks het zware werk en de vaak primitieve woonomstandigheden lokte het veen avonturiers uit heel Nederland en
Noord-Duitsland
.
De dichter
Koos Schuur
dichtte over het harde bestaan:
- Novemberland
- 'Al wie hier samenkwam uit verre streken,
- het land ontgon en zich een woonplaats schiep,
- was elders uitgestoten, uitgeweken,
- en droeg het hart in haat, tien turven diep.'