De concertzaal van societeit
Tivoli
was tot 1955 de thuisbasis van het USO.
Het USO concerteerde van 1979 tot de opheffing in het
Muziekcentrum Vredenburg
.
Het
Utrechts Symfonie Orkest
is een voormalig
symfonieorkest
dat van
1894
tot
1985
in
Utrecht
heeft bestaan. Tot
1946
droeg het de naam
Utrechts Stedelijk Orkest
.
Richard Hol
leidde de 'stadsconcerten' van 1862 tot 1904
Het orkest werd in 1894 opgericht en kwam voort uit het Muziekkorps van de Utrechtsche Schutterij, dat ongeveer een eeuw eerder ontstaan was, en het Collegium Musicum Ultrajectinum, dat sedert 1631 concerten verzorgde. Beide ensembles werkten in de negentiende eeuw al samen. Concerten van het Muziek College, de 'stadsconcerten', werden vanaf 1847 gegeven in het nieuwe
Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen
aan de
Mariaplaats
. De dirigenten
Johann Hermann Kufferath
, werkzaam tussen 1830 en 1862, en
Richard Hol
(1862-1904) bouwden met succes aan een bloeiend concertleven in de Domstad. Onder hun bewind kwamen belangrijke solisten als
Joseph Joachim
,
Clara Schumann
en
Henryk Wieniawski
naar Utrecht, terwijl
Robert Schumann
en
Johannes Brahms
er eigen werk dirigeerden.
De schutterij concerteerde sinds 1872 in haar nieuwe zaal
Tivoli
. Het artistieke niveau steeg toen in 1892
Wouter Hutschenruyter
tot dirigent werd benoemd. Twee jaar later fuseerden beide ensembles tot het Utrechtsch Stedelijk Orkest (USO). Hutschenruyter werd de eerste dirigent.
Onder Hutschenruyters leiding groeide het orkest spoedig in omvang en aanzien. De dirigent ontplooide een duidelijke visie op het concertleven in Utrecht. Er werden 'volksconcerten' gegeven, die brede lagen van de bevolking met de klassieke muziek in aanraking moesten brengen. Daarnaast waren er concerten met baanbrekende nieuwe muziek, onder meer van
Richard Strauss
,
Gustav Mahler
en
Max Reger
. Het orkest werkte in 1903 mee aan de eerste uitvoering in Nederland van Mahlers
Derde Symfonie
door de Arnhemsche Orchestvereeniging (nu
Het Gelders Orkest
) en in 1906 zelfs bij de wereldpremiere van Mahlers
Zesde Symfonie
in
Essen
.
Naast het USO bleef de Schutterij aanvankelijk nog eigen concerten verzorgen. Die werden vanaf 1907 door een blazersensemble uit het USO overgenomen.
Jan van Gilse
, dirigent van 1917 tot 1922.
Evert Cornelis
, dirigent van 1922 tot 1931.
In 1917 werd de componist
Jan van Gilse
de nieuwe dirigent van het orkest. Hij had zijn opleiding in Duitsland genoten en was een kundig en betrokken dirigent. Hij kwam echter al snel in aanvaring met collega-componist
Willem Pijper
, die als
recensent
van het
Utrechts Dagblad
een felle campagne tegen de nieuwe dirigent ontketende. Van Gilse zou een te pro-Duitse muzikale koers varen, terwijl Pijper juist Fransgezind was geworden. De diepere achtergrond was een langdurig meningsverschil over de bespeling van zaal
Tivoli
, waarvan het bestuur een belangrijke rol speelde bij het USO. Van Gilse verweet dit bestuur een belangentegenstelling, omdat het tegelijk de zeggenschap had over de zaal (in de rol van verhuurder) en het orkest (als huurder). Willem Pijper had hierin ondubbelzinnig de kant van het Tivoli-bestuur gekozen.
De strijd liep zo hoog op, dat Van Gilse in 1922 teleurgesteld zijn ontslag indiende en zelfs geen afscheidsconcert meer dirigeerde. Zijn opvolger als chef-dirigent werd
Evert Cornelis
, die - eveneens door een conflict - drie jaar eerder zijn baan als tweede dirigent van het
Concertgebouworkest
had verloren. De veelzijdige programmering die hij daar had nagestreefd, kon hij nu voluit ontwikkelen. Onder zijn leiding werd in Utrecht veel muziek van moderne componisten van de Franse school gespeeld. Daarnaast introduceerde hij werk van onder meer
Igor Stravinsky
,
Arthur Honegger
,
Bela Bartok
,
Zoltan Kodaly
en
Arnold Schonberg
in Utrecht.
Op 21 november 1923 werd een concert van het Utrechts Stedelijk Orkest rechtstreeks uitgezonden door de
Nederlandsche Seintoestellen Fabriek
. Het was de eerste maal dat een concert van een symfonieorkest op de Nederlandse radio te beluisteren was; het Concertgebouworkest volgde een half jaar later.
Na Cornelis' overlijden in 1931 namen
Albert van Raalte
en
Eduard van Beinum
het dirigentschap enige tijd waar. De sollicitatie van
Paul van Kempen
liep op niets uit en in 1932 nam
Henri van Goudoever
de leiding op zich. Voortbouwend op Cornelis' arbeid maakte hij vooral veel werk van de educatieve taken van het orkest en voerde hij met succes werken uit van de toen nog weinig gespeelde
Anton Bruckner
. Tussen het orkest en Van Goudoever, die zich steeds meer in
esoterie
verloor, klikte het echter niet. 60 orkestleden zegden in het voorjaar van februari 1937 het vertrouwen in hem op, zodat hij na een bezinningsperiode van drie maanden afscheid nam. Daarna werden twee dirigenten benoemd:
Carl Schuricht
en
Willem van Otterloo
. De laatstgenoemde, al sinds 1932 cellist bij het orkest, was in 1934 tot tweede dirigent benoemd. In 1939 vertrok Schuricht en werd Van Otterloo de enige chef-dirigent.
Onder Van Otterloo kwam het orkest de moeilijke
oorlogsperiode
door. Om opheffing van het orkest en
Arbeitseinsatz
van de musici te voorkomen, werd opgetreden voor een Duitse
propagandazender
. Daardoor mocht Van Otterloo, hoewel hij niet Duitsgezind was, na de
zuivering
pas in 1946 terugkeren als chef-dirigent.
Na de
bevrijding
veranderde de grondslag van het USO. Het was niet langer een louter door de stad Utrecht gesubsidieerd orkest, maar kreeg ook een
provinciale
taak. Om die te onderstrepen werd de naam gewijzigd in Utrechts Symfonie Orkest (1946), zodat de intussen ingeburgerde afkorting USO gehandhaafd kon blijven. De oude concertzaal Tivoli aan de Kruisstraat werd in 1955 vervangen door een houten gebouw met dezelfde naam in park
Lepelenburg
.
Van Otterloo vertrok in 1949 naar het
Residentie Orkest
. Onder het lange dirigentschap van
Paul Hupperts
(1949-1978) werd het USO een van de gewaardeerde provinciale orkesten in Nederland. Daartegenover stond dat de grote naam die het USO in de eerste decennia van zijn bestaan had opgebouwd, niet langer waargemaakt kon worden. Waar andere orkesten in Nederland (vooral het
Concertgebouworkest
en het
Residentie Orkest
) in de jaren vijftig door lucratieve platencontracten internationale faam opbouwden, bleef het USO in dit opzicht aan de zijlijn. Alleen op het budgetlabel
Musical Masterpiece Society
verschenen in die periode opnamen van het orkest. Naast Hupperts werden die gedirigeerd door onder meer
Walter Goehr
,
Henk Spruit
en
Ignace Neumark
.
Het gebouw Tivoli in park Lepelenburg voldeed steeds minder als concertzaal. In het kader van de grootschalige stadsvernieuwing in het Utrechtse centrum kreeg de architect
Herman Hertzberger
de opdracht voor het ontwerp van een nieuw concertgebouw. Het
Muziekcentrum Vredenburg
werd in 1979 geopend. Het was het laatste grote wapenfeit van het orkest.
De bezuinigingsdoelstelling van de toenmalige
minister van Cultuur
Elco Brinkman
leidde in 1985 tot het einde van het USO. Het afscheidsconcert gaf nog een
premiere
die tot veel discussie leidde: Hubert Soudant dirigeerde de 'voltooide' versie door
William Carragan
van de
9e symfonie van Bruckner
. Het orkest werd opgeheven en samengevoegd met het
Amsterdams Philharmonisch Orkest
en het
Nederlands Kamerorkest
tot het nieuwe
Nederlands Philharmonisch Orkest
. Thuisbasis van het nieuwe orkest werd
Amsterdam
, maar het bleef aanvankelijk concerten geven in Utrecht maar inmiddels niet meer.
- Willem Noske
,
Wouter Paap
:
Geschiedenis Utrechts Symfonie Orkest
. Uitg. USO, Utrecht, 1966. 56 p.
- Wouter Paap:
Muziekleven in Utrecht tussen de beide wereldoorlogen
. Uitg. Het Spectrum, Utrecht-Antwerpen, 1972. 112 pp.
ISBN 90-274-81857
- Wouter Paap:
Vijftig jaar Utrechts muziekleven
. In:
Jaarboek Oud-Utrecht
, p. 126-147. Uitg. Vereniging Oud-Utrecht, Utrecht, 1973.