Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
De
tegenwoordige tijd
is in de meeste talen het meest gebruikte
tempus
, met behulp waarvan de volgende vier situaties tot uiting kunnen worden gebracht:
- Een handeling of toestand die op het moment van spreken aan de gang is;
- Een handeling of toestand die in de (zeer) nabije toekomst plaatsvindt;
- Een handeling of toestand die in het verleden is begonnen en tot op het heden voortduurt;
- Een handeling of toestand die is afgerond op het moment van spreken.
Naargelang de
wijs
worden in bijna alle
Indo-Europese talen
drie verschillende tegenwoordige tijden onderscheiden: de
aantonende wijs
, de
gebiedende wijs
en de
aanvoegende wijs
. In het Nederlands is deze laatste wijs niet meer gangbaar, behalve in enkele versteende uitdrukkingen.
In de meeste Indo-Europese talen - waaronder het
Nederlands
- wordt de tegenwoordige tijd verder onderverdeeld in de
onvoltooid tegenwoordige tijd
(voor de eerste drie situaties) en de
voltooid tegenwoordige tijd
(voor de laatste situatie). In het
Engels
is het onderscheid minder scherp dan in het Nederlands; hier wordt de voltooid tegenwoordige tijd namelijk ook vaak gebruikt voor situatie 3, waar het Nederlands de onvoltooid tegenwoordige tijd gebruikt:
Ik
woon
hier nu vijf jaar
-
I
have lived
here for five years now
.
De tegenwoordige tijd wordt soms uit effectbejag als
verteltechniek
gebruikt in een beschrijving van
reeds voltooide gebeurtenissen
, om aldus de dramatiek te versterken.
[1]