Het
surrealisme
is een
kunststroming
in de
moderne kunst
ontstaan als literaire stroming in het begin van 1920. Hoewel er een hoogtepunt van het surrealisme is waar te nemen tussen 1925 en 1940, in zowel
schilderkunst
,
beeldhouwkunst
,
fotografie
als in de
literatuur
, is het surrealisme nog steeds aanwezig en actief.
Het is de Franse schrijver en essayist
Andre Breton
, die in 1924 zijn opvattingen omtrent het surrealisme in de
kunst
, vooral de
schilderkunst
en de
literatuur
, te boek stelt in het
Manifest van het Surrealisme
(Frans: Manifeste du surrealisme). Over de relatie tussen het surrealisme en de schilderkunst publiceerde hij in 1928
Le surrealisme et la peinture
, dat in 1965 met vele nieuwe toevoegingen nogmaals werd uitgegeven.
Teleurgesteld in het
rationalisme
, dat door de gruwelen van de
Eerste Wereldoorlog
te optimistisch was gebleken, en geinspireerd door de ideeen van
Sigmund Freud
, stellen surrealisten de door vrije associaties gekenmerkte bewustzijnstoestand van de droom centraal.
Het surrealisme is een van oorsprong literaire stroming, die in 1924 in het
manifest
van
Andre Breton
werd gedefinieerd als:
Automatische spontaneiteit in zijn meest pure vorm, waarin men probeert - verbaal, door het geschreven woord, of in welke vorm dan ook - de manier van denken te laten zien, geleid door fantasie, zonder enige gecontroleerde ratio en los van morele waarden.
Meestal uitgevoerd in een hyperrealistische stijl stellen de surrealisten beelden samen in absoluut onverwachte, verrassende, zo niet schokkende combinaties. Het is echter evenzeer mogelijk, zoals het werk van Hans Arp bewijst, dat de werken totaal abstract zijn, of, zoals in het werk van
Joan Miro
, herkenbaar maar zeker niet realistisch. Surrealisten proberen hun fantasie zo veel mogelijk de vrije loop te laten. Ze schilderen bijvoorbeeld droombeelden. Automatisch tekenen of schrijven is ook een toegepaste techniek.
Andere technieken die gebruikt worden om inspiratie op te doen uit het onderbewuste zijn:
[1]
- Cadavre exquis
- meerdere mensen werken samen aan een tekst of aan een beeld. In geval van een tekening op papier werken ze om de beurt aan een tekening, waarbij het werk van de eerder persoon wordt omgevouwen. Zo ontstaan vreemde figuren uitgevoerd in verschillende handschriften of stijlen.
- Collage
- door uitknippen en opplakken van niet met elkaar samenhangende beelden worden nieuwe, niet bestaande, voorwerpen gemaakt.
- Decalcomanie
- Verf of inkt op een papier wordt overgebracht op een ander papier, waardoor grillige afbeeldingen ontstaan.
- Frottage
- een papier wordt op een ondergrond met een structuur gelegd, met potlood wordt over het papier gewreven, zodat de structuur zichtbaar wordt.
Grattage
is een variant hiervan, waarbij een structuur onder een nog nat schilderwerk wordt gelegd. Met een paletmes wordt de natte verf afgeschraapt, zodat de structuur zichtbaar wordt.
- Oscillatietechniek
- een blik verf met een gat in de bodem wordt boven het schildersdoek aan een draad gehangen en heen en weer geslingerd. Zo ontstaan lijnen en druppels die de vorm aannemen van
lissajousfiguren
.
Het surrealisme is dus geen esthetische school of vastgelegde stijlvorm, maar een geestesstroming, die leidde tot de
automatische spontaneiteit
. Artistiek is het inherent zowel aan de
pure abstractie
van
Hans Arp
en
Joan Miro
als aan de
expressionistische figuratie
van
Max Ernst
of
Pierre Alechinsky
.
Het Surrealisme ontstond weliswaar in 1924 met het uitkomen van Bretons manifest maar ook 100 jaar later is het nog steeds een levende kunststroming.
[2]
De International Society for the study of Surrealism doet onderzoek naar de invloed van het Surrealisme op de kunst en stimuleert kunstenaars die zich in het genre bevinden en brengt hen samen. In het museum vernoemd naar Max Ernst en Dorothea Tanning, Chez Max& Dorothea, worden doorlopend tentoonstellingen georganiseerd. Hedendaagse kunstenaars in het genre zijn onder meer
Mohsen Elbelassy
,
Julie Curtiss, Mary Reid Kelley and Patrick Kelley
en
David Lynch
.
Het surrealisme kwam voort uit de
dada-beweging
, die ontstaan was na de
Eerste Wereldoorlog
in
Zwitserland
. Dada-kunstenaars waren zeer politiek geengageerd en maatschappijkritisch en zetten zich af tegen de gevestigde orde. Ze geloofden dat de rationaliteit en de dwang tot vooruitgang de wereld in oorlog had gedompeld en probeerden met hun toneelstukken en kunstprojecten vrede te stichten. De surrealistische kunstenaars namen de dwang tot het niet-rationele en de persoonlijke expressie over van de dada-kunstenaars. Surrealistische werken tonen daarom vaak een nieuwe wereld, die anders is dan de werkelijkheid.
[3]
Verwante stromingen aan het surrealisme zijn:
Enkele surrealistische
kunstenaars
zijn:
Aan het surrealisme verwante kunstenaars zijn:
Toen in
1924
de Franse surrealisten zich verzamelden rond hun eerste manifest, baseerden zij zich voornamelijk op de geschriften van
Freud
van het einde van de
19e eeuw
, terwijl
Freud
zijn inzichten ondertussen had veranderd in de
metapsychologie
van de
jaren twintig
, zoals in “The Ego and the Id” van 1923. Daar hebben de surrealisten eigenlijk nooit rekening mee kunnen of willen houden.
De surrealisten wilden dat het ICH werd overrompeld door het ES terwijl Freud juist andersom wilde dat het ICH het ES zou veroveren.
Het is opvallend dat de surrealisten het werk van
Jung
hebben genegeerd, dat immers in zijn uitleg van mythen en occulte verschijnselen aansluit bij hun ideeen.
Van de typologieen van
Freud
: condensatie, verplaatsing (transfert), en symbolisatie werd alleen de eerste door de surrealisten besproken.
Freud vertaalde de eerste naar de tweede, - condensatie naar verplaatsing ? vanwege het contrast, maar de surrealisten aanvaardden deze procedures niet omdat ze geen antinomieen wilden.
Dromen werden door Freud gebruikt om zijn patienten te helpen, maar bij de surrealisten werden ze verteld opdat iedereen ervan zou kunnen genieten.
Surrealisten waren overtuigd van de mogelijkheid van vrije
associatie (begrip)
van ideeen, terwijl Freud juist betoogde dat deze associaties helemaal niet vrij waren, omdat zij beinvloed zouden zijn door het
onderbewuste
.
Voor Freud was
humor
een vorm van een gevecht of een defensielijn, voor de surrealisten moest humor een extra dimensie toevoegen.
Voorbeelden van surrealistische kunst zijn:
- Het kleden van de bruid
, 1940 van
Max Ernst
- Celebes
, 1921 van
Max Ernst
[4]
- Vrouw met doorgesneden keel
, 1932 van
Alberto Giacometti
- Lopende Man
, 1960 van
Alberto Giacometti
[5]
- De rode toren
, 1913 van
Giorgio de Chirico
- Het gerucht
, 1937 van
J.H. Moesman
- Avonduur
, 1962 van
J.H. Moesman
- Le canape vert
, 1944 van
Paul Delvaux
- De stem van de ruimte
, 1931 van
Rene Magritte
- Het rijk der lichten
, 1954 van
Rene Magritte
[6]
- De geboorte van de vloeibare begeerten
, 1931-1932 van
Salvador Dali
- De volharding der herinnering
, 1930 van
Salvador Dali
[7]
- Omgevallen blauwe schoenen met twee hielen onder een zwarte boog
, circa 1925 van
Jean Arp
- Le dejeuner en fourrure
, 1936 van
Meret Oppenheim
In de
beeldhouwkunst
zijn
Jean Arp
en
Alberto Giacometti
even bekende surrealisten. In het surrealisme spelen bij de beeldhouwkunst de vervreemding en onwerkelijke voorstellingen een grote rol.
Het surrealisme in de filmwereld kende zijn hoogtepunt tijdens de
Franse avant-gardeperiode
in de
jaren twintig
. Aan het hoofd van deze beweging stond
Andre Breton
. Hij alleen bepaalde wie tot het surrealisme behoorde, wat natuurlijk voor veel wrevel zorgde.
Hoewel aanvankelijk een literaire beweging waren de surrealisten geboeid door cinema. Ze hielden vooral van
Fantomas
en
Les Vampires
. Hun interesse ging hoofdzakelijk uit naar de beelden en de acteurs, niet zozeer de regisseur. Voor de surrealisten werd mainstream cinema gekenmerkt door mysterie, geweld en erotiek.
De surrealisten namen een anticulturele, anti-intellectuele houding aan. Ze waren zeer links en waren fel gekant tegen
cineasten
als
Jean Epstein
, die ernaar streefden films te verheerlijken tot een hogere kunstvorm.
De surrealisten hadden een bijzondere
manier
om naar de film te gaan. Ze gingen gewoon lukraak een zaal binnen ? in het midden van een vertoning dus ? en absorbeerden de filmbeelden. Aldus werd voor hen het filmbezoek een soort
sacraal
ritueel
; de bioscoop werd als het ware een moderne kerk.
Uiteindelijk deemsterde de stroming op filmisch gebied omdat men weliswaar goede
schrijvers
had, maar geen mensen die dit konden vertalen naar het scherm.
- Aandacht voor het
onbewuste
(dromen)
- De zogenaamde ‘L’Amour Fou’
- Een anti-houding: anti-burgerlijk, anti-elitair, anti-conformistisch
- Drang naar het unheimliche
Door de bijzondere manier van naar de film gaan, vergroten ze natuurlijk het droomaspect, de magische kracht van de cinema.
Er zijn slechts enkele films die door
Andre Breton
surrealistisch worden genoemd. Dat zijn
Un chien andalou
en
L'Age d'or
van
Luis Bunuel
. Daarnaast is er het controversiele
L'imitation du cinema
van de Belg
Marcel Marien
dat een invloed had op
Jan Bucquoy
met de film
Camping Cosmos
.
Regisseur
David Lynch
maakt eveneens surrealistische films (
Lost Highway
,
Mulholland Drive
,
Inland Empire
,
What did Jack do
. De Tsjechische regisseur
Jan ?vankmajer
beschouwt zijn werk ook als surrealistisch.
Beroemde surrealistische fotografen zijn onder meer de Amerikaanse
Man Ray
en de Frans/Hongaarse
Brassai
. De enige Nederlander, die geheel tot het surrealisme behoorde was de in de jaren 1930 actieve fotograaf
Emiel van Moerkerken
.
De bakermat van het surrealisme in de literatuur ligt in het
Parijs
van de jaren twintig. De belangrijkste principes werden geformuleerd door
Andre Breton
in zijn
Manifest van het Surrealisme
en later in zijn roman
Nadja
. Het surrealisme in de literatuur beweegt zich voortdurend tussen droom en werkelijkheid, tussen leven en kunst. Typerende thema’s zijn: een drang tot choqueren, verlangen, het fantastische, het onmogelijke, magie, oneindige vrijheid, afwijzing van de logische rede die al het onbekende tot het bekende wil herleiden. Surrealistische schrijvers maken veelvuldig gebruik van het sterk associatieve procede van de "ecriture automatique".
Een Nederlandse variant is te typeren als
rationeel
of
gecontroleerd
surrealisme. In die literatuur krijgt een irreele wereld op rationele wijze gestalte in een hecht gestructureerde tekst. Die bewuste conceptie presenteert een 'perfect georganiseerde ongerijmdheid' (Bordewijk) en als zodanig staat dit surrealisme diametraal tegenover het 'automatisch schrijven'. Verder kenmerkt dit literaire surrealisme zich door de bezieling van het levenloze en de 'verdinglijking' van de mens, en door het diffuse onderscheid tussen realiteit en irrealiteit. Voorbeelden van dit type surrealisme zijn verhalen in de bundels
De wingerdrank
(1937),
Vertellingen van generzijds
(1950) en
Studien in volksstructuur
(1951) van
F. Bordewijk
.
[8]
Ook de droomverhalen van
W.F. Hermans
in de bundels
Moedwil en misverstand
(1948),
Paranoia
(1953) en
Een landingspoging op Newfoundland
(1957) behoren tot dit gecontroleerd surrealisme. In een brief (10 april 1956) aan zijn uitgever G.A. Van Oorschot, noemde hij zijn roman
De God Denkbaar - Denkbaar de God
(1956) de eerste consequent surrealistische roman, niet alleen in Nederland, maar op de hele wereld. In de correspondentie tussen Bordewijk en Hermans is dit surrealisme, toegespitst op de
verhalen
, een van de belangrijkste onderwerpen. Zie daarvoor Willem Frederik Hermans & F. Bordewijk,
Een onmiskenbare verwantschap. Brieven 1944-1965.
(Amsterdam 2011). Andere Nederlandse auteurs wier werk met het surrealisme in verband is gebracht zijn
Jacques Hamelink
en
Belcampo
.
Bronnen, noten en/of referenties
- ↑
Saskia van Kampen-Prein, Gek van surrealisme, Publieksboekje bij expositie
Museum Boijmans Van Beuningen
, 2017
- ↑
(
en
)
Cohen, Alina
,
The Contemporary Artists Keeping Surrealism Alive
.
Artsy
(
5 juli 2019
). Geraadpleegd op
18 april 2024
.
- ↑
[1]
, Overzicht Surrealisme, Vensters
- ↑
[2]
, Tate Modern
- ↑
[3]
, Kroller Muller Museum
- ↑
[4]
, Canon van de Moderne Kunst
- ↑
[5]
, Canon van de Moderne Kunst
- ↑
Zie ook F. Bordewijk,
Huis te huur. Elf surrealistische verhalen
. Nawoord: Hans Anten. Nijgh & Van Ditmar. Amsterdam 1999
|