De
Slag bij Pevelenberg
werd op
18 augustus
1304
geleverd nabij
Pevelenberg
(nu het Noord-Franse Mons-en-Pevele) tussen een strijdmacht uit de
Vlaamse gewesten
en een
Frans
leger onder koning
Filips IV
.
Pevelenberg is een gemeente in
Frans-Vlaanderen
en viel in de middeleeuwen onder het bisdom
Doornik
. De Pevelenberg, een
getuigenheuvel
van 107 m hoog, ligt 15 km ten noorden van
Dowaai
en 10 km ten westen van
Orchies
. Het slagveld ligt tussen de beek de Courant de Coutiches en de rand van het dorp en is nagenoeg ongewijzigd gebleven. Een kleine gedenksteen herinnert aan de slag.
De Franse koning had de bedoeling de nederlaag te wreken die hij leed bij de
Guldensporenslag
in
1302
. De Vlamingen hadden na deze slag Dowaai en
Rijsel
opnieuw ingenomen. Ze hadden de
Slag bij Arke
op 4 april 1303 moeizaam gewonnen en een week voordien op
10 augustus
1304
de
Slag bij Zierikzee
verloren waardoor
Gwijde van Namen
, een zoon van
Gwijde van Dampierre
in gevangenschap geraakte. Gwijde zelf was ook in gevangenschap.
Jan van Renesse
, een van de helden tijdens de Guldensporenslag, was verdronken in de
Lek
toen hij met een vlot, waarop te veel medestanders hem waren gevolgd, de rivier wilde oversteken.
Filips van Chieti
, tevens zoon van graaf Gwijde van Dampierre, had een sterk Vlaams leger bijeengebracht. Na een aantal schermutselingen, onder meer te
Grevelingen
en Dowaai verschansten de Vlamingen zich op de Pevelenberg.
In de ochtend, rond 9 uur, begon de strijd tussen twee legers. De Vlamingen waren met hun karren naar beneden gekomen en vormden er drie evenwijdige linies van 800 m lengte mee waartussen ze zich verschansten.
De Fransen lanceerden een
berenning
maar staakten hun aanval en lieten, onder hun bescherming,
speerwerpers
en
kruisboogschutters
hun projectielen lanceren. Ze probeerden zo de Vlamingen van hun verschansingen weg te lokken.
Ieperlingen
en
Gentenaars
, die zich niet konden bedwingen, verlieten hun linies en werden afgestraft.
De Fransen bestookten de Vlamingen met werptuigen. Nadat de Ieperlingen vijf ervan hadden onschadelijk gemaakt, mislukte een Franse frontale aanval.
De Vlaamse voorraden, die onbewaakt op de heuveltop stonden, vielen in handen van Frans voetvolk. Ook veel Franse boogschutters verlieten hun stellingen aan de
Coutichesbeek
en sloegen aan het plunderen. De snikhete dag bezorgde vooral de Vlamingen last van dorst omdat ze tussen de karrenlinies geblokkeerd zaten. Vlaamse en Franse ridders stierven ten gevolge van een
zonnesteek
. De strijd bleef echter onbeslist.
Op Vlaams initiatief werd er onderhandeld tussen 17u en 18u30 waarbij de strijd werd opgeschort. Toch voerde de Franse bevelhebber
Guy de Saint-Pol
een omsingelingsbeweging uit. Een Frans onderhandelaar werd vermoord en de Vlamingen pakten De Saint-Pol aan. Toen de Vlamingen naar hun kamp waren teruggekeerd besloten zij een frontale aanval te lanceren.
De Fransen dachten dat de strijd er voor die dag opzat en waren niet meer waakzaam. De Vlamingen wisten door te stoten tot aan de tent van de koning. De onverwachte Vlaamse aanval bracht de Franse koning
Filips IV van Frankrijk
de Schone (1285?1314) in het nauw. Hij werd zwaargewond en zijn paard werd gedood. De Fransman die hem hielp ontsnappen door hem op een ander paard te hijsen werd gedood. Een van de Vlaamse aanvoerders,
Willem van Gulik
, kleinzoon van Gwijde van Dampierre, sneuvelde hierbij.
Bij valavond bleek dat alleen de rechtervleugel van de Vlamingen (troepen uit Rijsel en uit het
Brugse
) de aanval hadden ingezet.
Jan I van Namen
, halfbroer van Filips van Chieti, en met hem Gentenaars en Ieperlingen trokken terug naar Rijsel. Hij oordeelde dat zijn mannen te vermoeid waren door schermutselingen eerder op de dag.
De Fransen overwogen nog even een tegenaanval bij het licht van de volle maan maar lieten die ten slotte niet doorgaan. De Vlamingen trokken zich terug naar de beek.
Beide partijen beschouwden zich als overwinnaar. Volgens de codes van die tijd was diegene die op het slagveld overnachtte na de slag de overwinnaar. De officiele winnaars waren dus de Fransen. Het verlies van het Vlaams materieel was een gevoelige financiele slag.
De milities van Dowaai leden de zwaarste verliezen: 600 man. De Fransen staken als represaille
Seclin
in brand en belegerde
Rijsel
waar een deel van de Vlaamse troepen onder leiding Filips van Chieti zich had teruggetrokken. Na drie weken belegering startten de onderhandelingen tot overgave met terugtrekking van de Vlaamse troepen en inwoners die wilden volgen en behoud van de stadse rechten. Jan van Namen die met zijn leger lag te
Marquette-lez-Lille
pleitte nog om niet te tekenen voor overgave van de stad en beloofde steun. Maar uiteindelijk viel hij het versterkte Franse leger niet aan en op 25 september gaf Rijsel zich over.
Dowaai
gaf zich over op 26 september.
[1]
Bij het
Verdrag van Athis-sur-Orge
door de gevangen oudste zoon en opvolger van Gwijde,
Robrecht III van Vlaanderen
, afgesloten in juli 1305, werd de Vlaamse onafhankelijkheid erkend, maar Rijsel, Dowaai,
Orchies
en
Bethune
, of dus
Waals Vlaanderen
ging over naar de Fransen.
Gwijde van Dampierre
was in maart gestorven in gevangenschap in zijn Franse kerker in
Compiegne
. Het verdrag voorzag ook in de betaling van een enorme boete aan de Franse koning, wat door de Vlaamse achterban nooit werd aanvaard, en mede zorgde voor jaren van onrust, die naar burgeroorlog neigden. De
Opstand van Kust-Vlaanderen
brak in 1323 uit en werd neergeslagen met de
Slag bij Kassel
in 1328.
Ieder jaar trekt er een
processie
uit, de
Brugse Belofte
. In 1304 beloofden de Brugse vrouwen dat zij jaarlijks een kaars aan
Onze-Lieve-Vrouw ter Potterie
in
Brugge
zouden offeren als hun zonen en echtgenoten heelhuids van het slagveld terugkeerden. Ze vertrekken aan de
Onze-Lieve-Vrouw-van-Blindekenskapel
. Jaarlijks (enkel met een onderbreking tussen 1796 en 1839), op 15 augustus, wordt de processie gehouden. Twaalf meisjes brengen een kaars naar de kerk. Een bewijs dat de Vlamingen zich ook als overwinnaars beschouwden.
In het
kasteel van Versailles
, in de
Galerie des Batailles
, hangt een schilderij dat herinnert aan deze slag.
Filips schreef deze overwinning toe aan de bescherming van de
Maagd Maria
en liet in het
schip
van
Notre-Dame van Parijs
aan de eerste oostelijke pilaar aan de zuidkant als
votiefgeschenk
, een houten ruiterstandbeeld neerzetten tegenover het
altaar
van Maria.
[2]
Bronnen, noten en/of referenties
- In de Sporen van 1302
(Leo Camerlynck & Edward de Maesschalck, Davidsfonds Leuven, 2002)
- Een andere Leeuw van Vlaanderen
(
Juliaan van Belle
, Flandria Nostra, 1985)
- 1302 Opstand in Vlaanderen
(
J.F. Verbruggen
& Rolf Falter, Lannoo, 2002)
|