Slag bij Kay
|
Onderdeel van de
Zevenjarige oorlog
|
|
Datum
|
23 juli
1759
|
Locatie
|
Key
|
Resultaat
|
Russische overwinning
|
Strijdende partijen
|
|
Leiders en commandanten
|
|
Troepensterkte
|
27.000 man
|
40.000?52.300 man
|
|
Verliezen
|
6.800 doden, gewonden en gevangenen
|
4.800 doden, gewonden en gevangenen
|
|
De
Slag bij Kay
of
Slag bij Paltzig
was een
veldslag
op
23 juli
1759
gedurende de
Zevenjarige oorlog
. De slag vond plaats bij
Kay (Kije)
zo'n 6 kilometer ten westen van
Sulechow
in de
Neumark
in het huidige
Polen
.
Graaf
Leopold von Daun
was in de zomer 1759
Silezie
binnengetrokken met o.a. als doel verbinding te maken met het
Russische
leger. Graaf
Pjotr Semjonowitsch Saltykow
was in juni tot opperbevelhebber van de Russische troepen in de Zevenjarige oorlog benoemd.
Een
Pruisisch
korps onder leiding van Dohna slaagde er niet in de Russische opmars tot stand te brengen. Koning
Frederik de Grote
verving hierop de commandant door de jonge luitenant generaal
Carl Heinrich von Wedel
. Frederiks bevelen, waarschijnlijk gebaseerd op een onderschatting van zijn Russische tegenstanders, lieten Wedel weinig andere mogelijkheden dan het tot een veldslag te laten komen.
Wedel had 30 bataljons en 67 eskadrons ter beschikking, 27.000 man waarvan 9.300 ruiters. Over de artillerie bestaat minder zekerheid, maar deze nam aan Pruisische zijde niet veel aan de strijd deel.
De opgave van de troepen die Saltykow ter beschikking had varieren sterk. Volgens Carl von Decker had Saltykov de beschikking over 72.800 man, waaronder 12.000 ruiters. Deze waren ingedeeld in 70 lijnbataljons, met 140 lichte en 200 zware geschutsstukken. Andere schrijvers houden het op 40.000?52.300 man.
Saltykow had de dag voor de slag een sterke positie op de rechteroever van de
Oder
gekozen, achter de
Obra
. Wedel had op zijn linkervleugel, op de Eichberg, een versterkte positie met wat zware artillerie opgesteld. Ze waren door een groot bos gescheiden, waardoor beide partijen zich niet van elkaars aanwezigheid bewust waren.
Op de dag van de slag braken de Russen vroeg op en trokken om de Pruisische linkervleugel heen, om zich met de Oostenrijkers onder
Laudon
te verenigen. Hierbij kwamen ze onder bereik van de Pruisische kanonnen op de Eichberg. Deze schoten alarmeerden Wedel, die naar het kamp terugkeerde.
Wedel zag dit als een kans om het Russische leger een slag toe te brengen, en gaf zijn korps opdracht aan te vallen terwijl deze in marskolonne was. Dit ondanks waarschuwingen van Generaal Wobersnow.
Tussen het Pruisische leger en het Russische leger bevond zich een beek, waarvan de oevers drassig en moerassig waren. De enige overtocht was over een weg die naar een smalle brug leidde.
Pruisische cavalerie verdreef om 3 uur 's middags de
Kozakken
die de brug in handen hadden. 5 bataljons infanterie volgden de cavalerie. De Pruisische cavalerie viel de Russische cavalerie tussen
Paltzig
en Kay aan en dreef ze terug. De Pruisische voorhoede volgde met een aanval op de grenadiers van Permskiy en Sibyrskiy. Deze aanval dreef de Russen in verwarring terug.
Hierna keerden echter de kansen. De Pruisen konden alleen over een smal gebied aanvallen, waar ze bovendien hun artillerie niet konden gebruiken. Ook de cavalerie had problemen.
Wedel viel de rest van de dag aan, maar de Russische muur werd niet doorbroken. Tegen het vallen van de avond trok hij terug.
Saltykov achtervolgde het Pruisische leger niet, maar trok naar Crossen om zich daar met de Oostenrijkers te verenigen.
Na de slag bleef koning
Frederik de Grote
weinig anders over dan de Russen tot een beslissende slag te dwingen voor ze zich met de Oostenrijkers konden verbinden. Hij leed echter bij
Kunersdorf
een zware nederlaag tegen het gecombineerde Oostenrijks - Russische leger.