De
apen
(Simiiformes) zijn een
infraorde
uit de orde der
primaten
(Primates). Alle primaten die niet tot de infraorde van de apen behoren worden
halfapen
genoemd. Een groep halfapen, de
spookdiertjes
, wordt beschouwd als de nauwste verwant van de apen en samen worden ze geplaatst in de onderorde
Haplorhini
.
De apen zijn verdeeld in twee groepen ("parvordes"), de
breedneusapen
(Platyrrhini) uit
Midden
- en
Zuid-Amerika
en de
smalneusapen
(Catarrhini) uit
Afrika
en
Azie
. Deze parvordes worden soms als aparte
infraordes
gezien. Tot de smalneusapen behoren ook de
mensapen
, inclusief de
mensen
. In verscheidene talen wordt een onderscheid gemaakt tussen mensapen en andere apen (bijvoorbeeld het
Engels
:
ape
(mensaap) en
monkey
). Het
Nederlands
maakt dit onderscheid niet en met het woord aap worden ook mensapen aangeduid.
Apen leven voornamelijk in warmere streken, die veelal begroeid zijn met
bomen
. In de
tropische regenwouden
komen de meeste soorten voor. De meeste apen zijn dan ook goede klimmers, die een groot gedeelte van de dag in bomen doorbrengen. Slechts enkele soorten wagen zich op de open vlakte (bijvoorbeeld de
huzaaraap
) of in rotsachtige streken (verscheidene bavianen en makaken) of leven in koudere streken (bijvoorbeeld de
Japanse makaak
die in Japan tot boven de sneeuwgrens kan worden aangetroffen, of de
stompneusapen
uit de Himalaya). De
gelada
, een aan de
bavianen
verwante apensoort, leeft op de hogergelegen grasvlakten van het
Ethiopisch Hoogland
. Apen zijn over het algemeen
herbivoren
, die voornamelijk van vruchten, noten, bladeren, stengels en boomsappen leven. Sommige soorten eten ook dierlijk materiaal, als insecten en vogeleieren. Vooral kleinere apensoorten als de
klauwaapjes
leven voor een groot gedeelte van insecten. De meeste apen zijn groepsdieren, die leven in grote
troepen
.
Solitaire
soorten, als de
orang-oetans
, zijn ver in de minderheid.
Apen zijn over het algemeen middelgrote boombewonende dieren. Bij veel soorten is de staart langer dan de rest van het lichaam. Bij enkele apen van de Nieuwe Wereld heeft deze staart zich ontwikkeld tot een grijpstaart. Bij mensapen ontbreekt de staart geheel. De benen zijn langer dan de armen, maar niet bij
gibbons
. Apen hebben relatief grote
hersenen
en een grote, bolvormige hersenkas, waarmee ze zich onderscheiden van de halfapen. Veel soorten worden als vrij
intelligent
beschouwd: ze zijn vindingrijk, speels en passen zich gemakkelijk aan veranderende omstandigheden aan. Ook zijn apen meer op hun
zicht
aangewezen dan de halfapen, die een beter ontwikkeld
gehoor
en
reukzin
hebben. De ogen staan recht naar voren gericht.
De kleinste apensoort is het
dwergzijdeaapje
(
Cebuella pygmaea
), de grootste de
oostelijke gorilla
(
Gorilla beringei
).
Smalneusapen
De smalneusapen (Catarrhini) zijn de apen die voorkomen in de
Oude Wereld
, voornamelijk in
Afrika
en
Azie
. In het
Europese
Gibraltar
leeft een (mogelijk verwilderde) kolonie
berberapen
. Hoewel ze bijna allemaal goed kunnen klimmen, brengen veel
apen van de Oude Wereld
minstens een deel van hun tijd op de grond door. Over het algemeen zijn ze groter dan de
apen van de Nieuwe Wereld
, en allemaal hebben ze platte nagels aan vingers en tenen. De huid op de billen is bij de meeste soorten verdikt, zodat ze er op kunnen zitten. De neus is smaller en de neusgaten zijn dicht bij elkaar geplaatst en voorwaarts of omlaag gericht. Grijpstaarten hebben ze niet.
Ze worden verder onderverdeeld in de
mensapen
en de
apen van de Oude Wereld
. Tot de eerste groep behoren onder andere de
gibbons
,
chimpansees
,
gorilla's
en
orang-oetans
, tot de tweede groep behoren onder andere de
bavianen
,
mangabeys
,
makaken
,
meerkatten
en
slankapen
.
Slankapen
hebben een gespecialiseerde
maag
, waardoor ze van moeilijk verteerbare bladeren en onrijpe vruchten kunnen leven. Tot de slankapen behoren onder andere de
franjeapen
of colobusapen, de
langoeren
en de
neusaap
.
Bavianen
en
makaken
leven veel op de grond. Ze hebben wangzakken waarin ze voedsel kunnen wegstoppen als ze op handen en voeten lopen.
Meerkatten
leven doorgaans hoog in de bomen, hoewel er ook soorten zijn die de voorkeur geven aan de
savanne
. Er zijn ongeveer twintig verschillende
soorten
die allemaal in
Afrika
leven. Ze verschillen onderling sterk in kleur, maar komen overeen in lichaamsbouw. Meerkatten zijn tussen de 70 en 175 cm lang en hebben een staart die een derde tot de helft van hun totale lichaamslengte inneemt. Ze hebben een korte snuit, en zeer handige grijphanden en -voeten. De grote kleurverscheidenheid dient waarschijnlijk om de apen in staat te stellen hun soortgenoten snel te herkennen.
Breedneusapen
Tot de breedneusapen van Midden- en Zuid-Amerika (Platyrrhini) behoren onder andere de
brulapen
,
spinapen
,
slingerapen
,
oeakari's
,
springaapjes
,
kapucijnapen
,
doodshoofdaapjes
,
saki's
,
grijpstaartapen
,
bongolio's
en
klauwaapjes
: de
oeistiti's
,
leeuwaapjes
en de
tamarins
. Ook de enige nachtactieve apen behoren tot deze groep. Dit zijn de
nachtaapjes
, ook wel doeroecoeli's of uilaapjes genoemd. Er bestaan nog wel andere nachtactieve primatensoorten, maar dit zijn allemaal halfapen. Breedneusapen hebben verder uit elkaar staande en wijdere neusgaten, die zijwaarts gericht zijn. Anders dan bij de smalneusapen hebben breedneusapen geen huidverdikkingen op de kont. Enkele soorten hebben een grijpstaart.
De afkomst van deze groep is voor de wetenschappers een raadsel.
DNA
-onderzoek bevestigt dat ze allemaal nauw verwant zijn en voortkomen uit een gemeenschappelijke voorouder, maar onduidelijk is hoe deze voorouder in Zuid-Amerika terechtkwam, dat al 100 miljoen jaar geleden was losgeraakt van de andere continenten.
Apen in Nederland en Belgie
In Nederland en Belgie zijn apen te bewonderen in diverse
dierentuinen
.
Apenheul
in
Apeldoorn
is gespecialiseerd in apen. Veel apensoorten leven daar niet alleen in hokken, maar lopen ook vrij tussen het publiek.
Taxonomie
- Infraorde:
Simiiformes
(
Apen
)
Zie ook
Bronnen, noten en/of referenties
- Wilson & Reeder's
Mammal species of the World
third edition:
Simiiformes
- ↑
(
en
)
Marivaux L, Antoine P,
(2005).
Anthropoid primates from the Oligocene of Pakistan (Bugti Hills): Data on early anthropoid evolution and biogeography
.
PNAS
102
(24): 8436?41.
PMID
15937103
.
DOI
:
10.1073/pnas.0503469102
.
|