De
Sicelen
of
Siculi
(
Oudgrieks
: Σικελο?,
Sikeloi
,
latijn
:
Siculi
) waren een volk dat tijdens de
Griekse kolonisatie
van
Sicilie
het oosten van het eiland bewoonde.
Homerus
noemt de Sicelen in zijn
Odyssee
en brengt ze in verband met de plaatselijke
slavenhandel
. Een oude, trouwe maagd die Odysseus' vader
Laertes
verzorgde wordt als Siceelse (Σικελ?) beschreven.
Thucydides
schrijft dat de Sicelen volgens eigen zeggen vanaf het Italiaanse vasteland gekomen zijn en de
Sicanen
naar het westen verdrongen hadden. Dit zou drie eeuwen voor de aankomst van de Grieken gebeurd zijn. Hierna zou het eiland, voorheen
Sicanie
genoemd, als Sicilie bekend worden. Volgens
Diodoros
zouden de Sicanen voordien al het door een uitbarsting van de
Etna
getroffen Oost-Sicilie verlaten hebben.
Philistos van Syracuse
citeert
Dionysius van Halicarnassus
als zeggende dat de bewoners van
Sicelie
in het 80ste jaar van de
Trojaanse Oorlog
zich op het eiland gevestigd hadden. Volgens hem zouden het geen
Aurunci
of
Elymiers
geweest zijn maar
Liguriers
, aangevoerd door Sikelos, zoon van Italos. De
Umbriers
en
Pelasgen
zouden hen uit hun vroegere thuisland verdreven hebben.
Vanaf de tweede helft van de
8e eeuw v.Chr.
werden de Sicelen door
Griekse kolonisten
toenemend naar het binnenland verdrongen. Een aantal Sicelen vocht als
huursoldaat
in Griekse dienst.
Hippokrates van Gela
nam naast Grieken ook Sicelen aan om zijn cavalerie op te bouwen.
In 465 v. Chr. verenigde
Ducetius
meerdere Siceelse stammen die zich door de Griekse expansie bedreigd voelden. Onder zijn leiding trokken de Sicelen op tegen de Griekse steden en plunderden enkele daarvan, zoals
Morgantina
(460 v.Chr.). Uiteindelijk liep deze opstand toch vast.
Buiten Sicilie zouden er in de 5e eeuw v.Chr. ook Sicelen op het Italiaanse vasteland gewoond hebben.
De taal van de Sicelen is slechts van een paar korte, nog niet overtuigend vertaalde teksten bekend. Ze behoort tot de
Indo-Europese talen
, en waarschijnlijk tot de
Italische tak
.
Sommige geleerden identificeren de Sicelen met de uit Egyptische bronnen bekende
Tjekker
(
tkr
, ook als ?ikal of ?ikel getranscribeerd), een van de
Zeevolken
die Egypte rond 1200 v.Chr. aanvielen. Uitgaande van de transcriptie
Sjikal
worden deze Tjekker weer geidentificeerd met de in een uit 1200 v.Chr. stammende tekst uit
Oegarit
genoemde
Sjikaleer
(
?i-ka-la-iu-a
, waarbij
?ikala
de naam van hun land is). Dit document betreft een brief van de
Hettitische
vorst, die van de prefect van Oegarit de uitlevering van een man verlangt die in de handen gevallen was van de Sjikaleer, welke "op schepen leefden".
Een andere identificatie is die met de eveneens uit Egyptische bronnen bekende
Sjekelesj
. Beide identificaties zijn echter zeer omstreden.
Bronnen, noten en/of referenties
|