Het
Groot-Seltsjoekenrijk
(
Turks
: Buyuk Selcuklu Devleti;
Perzisch
: ???? ??????? was een
middeleeuwse
staat met een
Turks-Perzische cultuur
.
[1]
, gesticht door Turkse
nomaden
van het Huis van Selcuk (
Seltsjoek
). Het Groot-Seltsjoekenrijk controleerde een uitgestrekt gebied van de
Hindoekoesj
tot in
Anatolie
.
Het rijk werd later onderverdeeld in kleinere staten: Kirman-Seltsjoekenrijk, Irak-Seltsjoekenrijk, Syrie-Seltsjoekenrijk en het
sultanaat Rum
in Anatolie. De Seltsjoeken regeerden tussen 1038-1157. Op het hoogtepunt omvatte het rijk een gebied tussen Oost-Anatolie en het huidige
Pakistan
.
De
Kharaghan
tombes in
Qazvin
,
Iran
(1067) is de rustplaats van twee Seldjoekse prinsessen
Slag om Dandanaqan (1040), waarbij de Seldjoeken grote delen van het
Perzische Rijk
van de Ghaznaviden veroveren.
Seldjoekse Keramiek uit de late 12e eeuw
De dynastie van
Seltsjoek
(Selcuk) was oorspronkelijk een stam van de
Oghuz
-
Turken
die in de 9e eeuw woonachtig was ten noorden van de
Kaspische Zee
en
Mongolie
. Vandaar migreerden de Seltsjoeken richting Anatolie waar ze hun rijk stichtten.
De Turkse migraties naar het huidige
Midden-Oosten
vonden plaats in twee grote golven. Tijdens de eerste migratiegolf rond
985
was een deel van de
nomadische
O?uz
-Turken uit hun thuisland tussen het
Aralmeer
en de rivier de
Syr Darja
(Jaxartes in
Transoxanie
) weggetrokken. Daar hadden ze in 766 de staat
O?uz Yabgu
gevestigd, die uit een
confederatie
van tweeentwintig
O?uzstammen
bestond.
Dukak
, de vader van
Selcuk
(Seltsjoek), de stichter van de dynastie, was een
subasi
(legeraanvoerder) in deze staat. Toen zijn vader stierf, werd Selcuk aangesteld als de nieuwe
subasi
. Maar de vorst van O?uz Yabgu was ontstemd door Selcuks groeiende prestige. Toen Selcuk vreesde voor zijn leven vanwege de interne conflicten, verliet hij (rond 985) met zijn stam zijn vaderland en kwam naar het
Midden-Oosten
.
[2]
Op deze manier, leidde Selcuk de eerste migratiegolf van de Turkse nomaden en vestigde zijn
joert
(nomadentent) in
Jend
in de provincie
Buchara
. De Seltsjoeken stamden af van de Kınıkstam van de Oguzen.
[3]
Afstammelingen van deze O?uznomaden raakten onder het Huis van Selcuk betrokken in de politieke machtsstrijd in de islamitische wereld in
Eurazie
en creeerden een machtig rijk, het Groot-Seltjoekenrijk.
In de
10e eeuw
, voor de komst van de Seltsjoeken, was de politieke eenheid in de moslimwereld uiteengevallen in een reeks lokale staten. De macht en het prestige van de
Abbasidische
kaliefen was geslonken. Verder heerste er een sektarische verdeeldheid;
sjiitische
groepen zoals de
Zaydis
en de Twaalvers kwamen op en zij deden hun macht gelden onder het bewind van de
Boejiden
in
Irak
en
Iran
.
[4]
De
Fatimiden
die de autoriteit van de Abbasidische
kalief
hadden verworpen, verwierven machtsbases in
Egypte
,
Syrie
en
Noord-Afrika
.
[5]
Dit proces versnelde de neergang van de macht van de kalief, die niet meer dan een marionet in de handen van de strijdende militaire en sektarische klieken was geworden.
Het kalifaat werd voorts blootgesteld aan een reeks aanvallen van alle kanten. In de oostelijke
Middellandse Zee
namen de Byzantijnse offensieven toe. De Byzantijnen heroverden
Cyprus
,
Kreta
en
Syrie
en trokken verder tot aan
Jeruzalem
.
[6]
De
Georgiers
wisten in de
Kaukasus
een staat te stichten en begonnen van daaruit de moslimlanden binnen te vallen. In Europa werd het kalifaat van
Al-Andalus
in
Spanje
bedreigd. Een gevolg van dit alles was dat de eens bloeiende handel met
China
via de
zijderoute
bijna geheel stil gevallen was.
[7]
Precies rond deze tijd, toen de moslimwereld een politieke, culturele en economische crisis doormaakte, transformeerde de komst van de
Turkse
O?uznomaden uit de Centraal-Aziatische steppen het lot en de toekomst van de moslimlanden. Binnen enkele generaties verwierven de nomadische Seltsjoeken macht over een agrarische samenleving met een sedentaire cultuur en stichtten zij het Grote Seltsjoekenrijk (ca. 1040-1194). De Grote Seltsjoekendynastie was een van de machtige Turkse dynastieen die heersten in de islamitische wereld. Het Grote Seltsjoekenrijk bracht een nieuwe politieke stabiliteit in de islam, die grotendeels opnieuw was verenigd onder een enkele staat, voor het eerst sinds de vroege jaren van de
Abbasiden
. Met zijn centrum in
Iran
controleerde het Grote Seltjoekenrijk aan het einde van de 11e eeuw een gebied dat zich uitstrekt van het
Hindoekoesjgebergte
tot in
Anatolie
en van
Centraal-Azie
tot de Perzische Golf.
[8]
De stamvader van de dynastie was Selcuk (Seltsjoek), maar als de eigenlijke grondlegger van de staatsmacht geldt diens kleinzoon
Togrul Beg
. De vroege Seltsjoeken waren aanvankelijk betrokken als hulptroepen in het politieke conflict tussen de tanende regionale staten van de
Samaniden
,
Ghaznaviden
en de
Karahaniden
.
[9]
Na hun overwinning op de Ghaznaviden in de
slag bij Dandanaqan
in
1040
, maakten Ca?rı Beg en zijn broer Togrul Beg een eind aan de
Ghaznaviden
, die omstreeks het jaar 1000 de eerste Turkse staat in
Khorassan
hadden opgericht. Aldus kwam het Grote Seltsjoekenrijk tot stand. In 1040 werd Togrul Beg uitgeroepen tot sultan van de prille Seltsjoekenstaat. Maar zijn positie was nog niet veilig. Hij worstelde met de andere dynastieleden om de steun van de tribale nomaden te winnen.
[10]
Onder Ca?rı en Togrul Beg werd het Grote Seltsjoekenrijk bestuurd volgens de oude Turkse politieke traditie. Ca?rı en Togrul verdeelden de landen die zij hadden veroverd, onder elkaar, maar er was een overkoepelende soeverein. Ca?rı Beg bleef in het oosten, waar hij zijn basis vestigde in
Merv
en werd later opgevolgd door zijn zoon
Alp Arslan
toen hij stierf in 1060. Togrul Beg ging verder naar het westen en nam in 1055
Bagdad
, de hoofdzetel van de
Abbasidische
kalief
. De kalief in Bagdad wilde zich bevrijden van de heerschappij van de sjiitische
Boejidische
emir. Door Bagdad te veroveren maakte Tu?rul een eind aan de Boejidische heerschappij. Als wederdienst verleende de kalief in 1058 aan
Togrul Beg
de titel van 'Sultan van het Oosten en Westen'. Door de titel van
sultan
gaf de kalief hem volle macht als soeverein. Omgekeerd erkende Togrul het geestelijke gezag van de kalief. De titel 'Sultan van Oost en West' was nooit eerder gebruikt door een moslimvorst. Deze nieuwe titel had zijn wortels in het nomadische steppeconcept van de universele heerschappij, als een symbool van soevereiniteit dat zich uitstrekt van de plek waar de zon opkomt tot waar zij ondergaat.
[11]
Sultan Togrul Beg begon vervolgens nauw samen te werken met de kalief in Bagdad om zijn hegemonie te legitimeren in de moslimwereld. En om de samenwerking tussen de Seltsjoekse en Abbasidische dynastieen te verzegelen, trouwde de kalief met een nicht van de sultan en Togrul trouwde met de dochter van de kalief.
[12]
De tweede sultan van de dynastie van de Seltsjoeken in de moslimwereld, en achterkleinzoon van Seltsjoek, de stichter van de dynastie, koos voor de naam Mehmed (= Mohammed) toen hij zich bekeerde tot de islam. Wegens zijn militaire dapperheid verkreeg hij de bijnaam
Alp Arslan
, wat ?moedige leeuw“ betekent.
Toen Togrul Beg in 1063 stierf, had hij geen erfgenamen nagelaten. Daarop volgde zijn neef Alp Arslan hem op als sultan van de verenigde Seltsjoekse territoria. Tijdens het bewind van sultan Alp Arslan en zijn zoon en opvolger, Sultan
Malik Sjah I
, werd het Grote Seltsjoekenrijk stevig gevestigd en het groeide uit tot de dominante macht in de
moslimwereld
. De consolidatie van staatsmacht ging gepaard met de creatie van een staand leger en een bureaucratie.
De architect van deze centrale instellingen was de beroemde Seltsjoekse grootvizier,
Nizam al-Mulk
, die diende onder sultan Alp Arslan en Melik Sjah. Nizam-ul Mulk, een van de eminente staatslieden in de moslimgeschiedenis, was lid van de Perzische bureaucratie, die uit Ghaznavidische in Seltjoekse dienst was gekomen. Hij voerde de Perzische-islamitische concepten van het bestuur en het koningschap in die onder de
Ghaznaviden
waren ontwikkeld en werden verfijnd onder de Seltsjoeken.
[13]
Op vraag van Sultan Malik Sjah, formuleerde Nizam-ul Mulk zijn politieke en bestuurlijke ideeen in zijn beroemde
Siyaset-name
(Boek van Bestuur). Dit 'Boek van Bestuur' ? een mengeling van politieke traktaat en
vorstenspiegels
? weerspiegelde tegelijk de Grote Seltsjoekenideologie van koningschap. De officiele Seltsjoekse staatsideologie ontwikkelde zich als een mix van Turkse politieke concepten, de islamitische principes en Perzische idealen. Het presenteerde de Seltsjoeken als de hoeders van de islamitische wereld en als verdedigers van de soennitische islam tegenover de sjiitische rivalen in het westen.
[14]
De ideologische en politieke tegenstanders van de Grote Seltsjoeken waren de sjiitische
Boejiden
in Irak en de sjiitische
Fatimiden
in Egypte. Daarom probeerden de Seltsjoeken hun claim op macht en hun snelle expansie naar Syrie en Egypte te legitimeren met het argument dat zij de hoeders van de islam waren.
[15]
In de geschiedenis van de islam leidde de Groot-Seltsjoekse periode ook een nieuw tijdperk in. Het was onder de Groot-Seltsjoeken dat de
soennitische
islam een nieuw leven werd ingeblazen. De eminente geleerde
al-Ghazali
verzoende het
soefisme
met het
soennisme
, en er werden voor het eerst
medreses
of islamitische universiteiten gesticht. Het religieuze beleid van de Groot-Seltsjoeken paste zich aan de veranderingen van de politieke omstandigheden aan.
[16]
Hun religieuze visie werd geconstrueerd door bestuurders in plaatsen die door de staat werden gesponsord, zoals de
medreses
, wat de complexe relatie aantoont tussen politieke macht en religieuze kennis. De Groot-Seltsjoeken probeerden om een duurzame politieke aanwezigheid te vestigen door de krachten te bundelen met wetenschappers en bekende
soefi
leiders die gebruik maakten van de patronage van de staat.
[17]
De prioriteit van sultan Alp Arslan was de eliminatie van zijn grootste rivalen in Syrie en Egypte, de heersers der
Fatimiden
. Hij veroverde gemakkelijk
Aleppo
op de lokale heersers, nam Jeruzalem in 1071 en Damascus in 1076. Tijdens zijn campagnes tegen de Fatimiden bouwde Alp Arslan tegelijk een netwerk van allianties uit in de Kaukasus. Hij wilde al zijn krachten inzetten tegen de Fatimiden. Om overbodige vijandelijkheden met de Byzantijnen te vermijden en zijn noordelijke flank tegen Byzantijnse aanvallen te beveiligen, sloot sultan Alp Arslan in 1069 een vredesverdrag met Byzantium, ondanks een eerdere aanval van een Byzantijns leger die hij had moeten afweren.
[18]
Alhoewel Alp Arslan in
1071
instemde om het verdrag met de Oost-Romeinen te vernieuwen, gebruikte de Oost-Romeinse keizer
Romanus IV Diogenes
dit verdrag om Alp Arslan lang genoeg af te leiden zodat hij met een groot leger in Oost-Anatolie kon doortrekken. Hij wilde een verrassingsaanval op de Seltsjoeken in hun achterzijde uitvoeren. Hiervoor had Romanus het grootste leger in de Romeinse geschiedenis bijeen verzameld. Het bestond uit behalve Oost-Romeinse korpsen, ook nog uit van Armeense, Duitse, Normandische, Russische, Georgische, Bulgaarse troepen en zelfs sjamanistische Turkse (
Kıpcak
en
Pecenek
) huurlingen. Volgens de islamitische en christelijke bronnen telde zijn leger 200.000 soldaten, maar realistischer is rond de 100.000.
[19]
Aangekomen in Erzurum, stuurde hij 20.000 van zijn soldaten naar
Georgie
om zijn achterzijde te beveiligen en trok zelf met de rest van zijn leger naar de Seltsjoekenvesting van
Manzikert
. In de veronderstelling dat Alp Arslan ver weg was of helemaal niet zou komen opdagen, leidde Romanus zijn leger richting het
Vanmeer
om de Seltsjoekenforten daar in te nemen.
[20]
Alp Arslan was op dat moment in
Aleppo
toen hij het bericht kreeg over de inval van het Byzantijnse leger en de aanval op de grensposten. Hij had het niet verwacht en was verbaasd over Romanus' intenties. Daarop haastte Alp Arslan met zijn elitetroepen en cavalerie van Aleppo naar Ahlat. In
Ahlat
voegden zijn bondgenoten, zoals de Koerdische
Mervani
emir Nizameddin en de andere Turkse prinsen in het gebied, zich bij hem.
[21]
Omdat het nieuws van de Byzantijnse inval hem laat had bereikt, kon Alp Arslan niet zijn volledige leger tijdig verzamelen; het Seltsjoekse leger bestond uit ongeveer 30.000 strijders.
[22]
Toen de twee legers elkaar op 25 augustus 1071 ontmoetten, waren de Byzantijnen sterker in aantal. Deze slag tussen de Byzantijnse keizer en de Seltsjoekensultan maakte een diepe indruk op de tijdgenoten. Zowel de islamitische als de christelijke kronieken waren zich bewust van de grote issues die op het spel stonden. Ondanks de numerieke kracht van de Oost-Romeinen, slaagde Alp Arslan erin waarin de eerdere moslimvorsten eeuwenlang gefaald waren. Op
26 augustus
1071
, in de
Slag bij Manzikert
(Malazgirt) bracht Alp Arslan een vernietigende nederlaag toe aan het keizerlijke
Byzantijns leger
en nam keizer Romanus gevangen.
[23]
De overwinning was het resultaat van de tactische manoeuvres van de Turkse nomadische steppecavalerie die via geveinsde terugtocht de vijand trapsgewijs in de val lokte, vijandelijke strijdformaties werden gedesorganiseerd, omsingeld via een tangbeweging en uiteindelijk vernietigd.
De Seltsjoekse overwinning bij Manzikert was een cruciaal keerpunt die het einde van de Romeinse (Byzantijnse) hegemonie in het oosten inluidde. Voor het eerst in de geschiedenis van de islam werd een Romeinse keizer gevangengenomen. Maar sultan Alp Arslan, die zijn achterzijde tegen de Fatimiden wilde beveiligen, vergaf keizer Romanus en sloot een alliantieverdrag met hem, herstelde zijn keizerlijke rechten en liet hem vrij.
[24]
Maar in
Constantinopel
dachten ze er anders over. Bij zijn terugkeer in de Byzantijnse hoofdstad werd Romanus afgezet, verblind en gevangengezet. Na deze breuk van het verdrag dat hij met Romanus had gesloten, stuurde Alp Arslan in 1072 Artuk Beg op veldtocht naar het Byzantijnse Anatolie. De geleidelijke verovering van Anatolie was geen politiek project van Alp Arslan, maar het voltrok zich in die context spontaan door de Turkse
gazi's
(krijgers), na de overwinning van Alp Arslan bij Manzikert.
[25]
De Turkse verovering van Anatolie leidde niet tot een fundamentele breuk in de culturele en religieuze tradities van de lokale bevolking, omdat de Turkse veroveringen niet gedreven waren door bekeringsdrang. In de context van politieke chaos vond de lokale bevolking een toevlucht onder de bescherming van de gazi's. Wat verdween was alleen de Byzantijnse politieke heerschappij die vervangen door een Turkse en islamitische politieke orde. De lokale bevolking en hun culturele tradities waren ongemoeid en leefden verder. Nadat de Turkse migranten zich gevestigd hadden in Anatolie, legden ze relaties aan met de
Assyrische christenen
,
orthodoxe
Grieken, Armeniers en
Gregoriaanse
monofysitische
Jakobieten
. Uit deze kruisbestuiving van culturen groeide de politieke cultuur waarvan de Rum Seltsjoeks en later de Osmanen uitvoerig gebruik maakten.
[26]
Na de nederlaag van het Byzantijnse leger bij Manzikert liepen steeds meer
akritai
, Byzantijnse grenssoldaten, over naar het Seltsjoekse bestuur. Zij vonden het fiscale beleid van de centrale Byzantijnse regering ondraaglijk, omdat het hun belangen trof. De akritai, die voor het grootste deel uit Armeniers bestond, waren ook diep vernederd in hun religieuze gevoelens door het Grieks-orthodoxe kerkelijke beleid dat hen wilde assimileren, waartegen ze geregeld in opstand kwamen.
[27]
Omdat de niet-orthodoxe bevolking in Anatolie ontevreden was over het Byzantijnse bestuur, verwelkomden zij de Turkse veroveraars die de Byzantijnse heerschappij vervingen zonder zich evenwel te moeien met hun religie. Dit heeft een belangrijke rol gespeeld in de snelle aanvaarding van de Turkse politieke orde in Anatolie. De weerstand die vooral in de steden voelbaar was, taande bijna overal weg. Op veel plaatsen werden de Turkse troepen zelfs binnengeloodst door de
Armeense
akritai
zelf.
[28]
Na de overwinningen van Alp Arslan veranderde de balans in het dichtbijgelegen Azie volledig ten gunste van de Seltsjoeken en de soennitische moslims. Terwijl het Oost-Romeinse of Byzantijnse Rijk voor bijna nog eens vier eeuwen bleef bestaan, betekende de overwinning in
Manzikert
het begin van een Turks politiek overwicht in de moslimwereld. Tijdens het bestuur van
Alp Arslan
breidde het Seltjoekenrijk zich nu over een groot deel van westelijk Azie uit. Een groot deel van
Turkestan
, het thuisland van zijn voorouders, kwam eveneens onder Seltsjoeks bestuur.
Met een sterk leger ging Alp Arslan naar de oever van de rivier de
Oxus
. Alvorens hij de rivier veilig kon oversteken, was het noodzakelijk om bepaalde vestingen onschadelijk te maken. Een daarvan werd verscheidene dagen krachtig verdedigd door de gouverneur, Yussuf Gr-Harezmi, een
Chorasmier
. Hij moest zich echter overgeven en werd gevangengenomen. De sultan veroordeelde hem tot de dood. In wanhoop trok Yussuf zijn dolk en stormde op de sultan af. Alp Arslan, de bekwaamste schutter van zijn tijd
[29]
, instrueerde zijn lijfwachten om zich niet te mengen in de strijd. Hij trok zijn boog, maar zijn voet gleed uit, de pijl ging opzij en hij kreeg de dolk van de moordenaar in zijn borst.
Alp Arslan stierf vier dagen later aan deze wond op
25 november
1072
op 42-jarige leeftijd. Hij werd naar
Merv
overgeplaatst om er te worden begraven. Op zijn Seltsjoekse graftombe in Ahlat staat de volgende inscriptie: ?O hen die de grote grandeur Alp Arslan zagen, kijk uit! Hij ligt nu onder de zwarte grond …?.
De streek rond deze plaats is letterlijk bezaaid met eeuwenoude
turbes
(graftombes). Een groot aantal kan men al langs de weg zien liggen wanneer men Ahlat nadert. Men kan ze binnengaan. De meeste
turbes
of kumbets hebben twee verdiepingen. Boven bevindt zich de gebedsruimte, beneden ligt de dode begraven.
Na de moordaanslag op zijn vader Alp Arslan werd
Malik Sjah I
in de opvolgingsstrijd uitgedaagd door zijn oom,
Qawurd Beg
. In 1074 ontmoetten hun legers nabij
Hamadan
. Het leger van Qawurd-Beg bestond uit de traditionele Turkse nomadische elementen van Alp Arslans leger, terwijl Malik steunde op de
ghulams
(staande leger loyaal aan de dynastie) en op Koerdische en Arabische contingenten. Toen de Turkse nomadische krijgers overgingen naar Maliks leger, werd Qawurd verslagen. Hoewel Malik aanvankelijk zijn oom vergaf, werd Qawurd later toch vergiftigd, waarschijnlijk door de vizier
Nizam al-Mulk
.
[30]
Tijdens het bestuur van Malik Sjah breidde het territorium van het Seltsjoekenrijk zich uit tot aan de
Hindoekoesj
bergen, en grensde zo aan
China
in het oosten en Byzantium in het westen. Malik Sjah verplaatste de hoofdstad van
Rey
naar
Isfahan
. Het vernuftige
iqta
landsysteem en de
Nizamiye
universiteiten of
medreses
, opgericht door
Nizam al-Mulk
, leidden de gouden eeuw van de Groot-Seltsjoeken in. De Seltsjoeken bouwden de
Vrijdagmoskee van Isfahan
. De beroemde Perzische sterrenkundige en schrijver
Omar Khayyam
schreef zijn Rubayat met liefdespoezie ten tijde van deze heerschappij. Het is ook in deze periode dat de zogenaamde
Assassijnen
(
Hashshashin
) van
Hasan al-Sabah
aan kracht begonnen te winnen. Deze hebben een reeks moordaanslagen gepleegd op vele vooraanstaande figuren in het Seltsjoekse bestuur; een van hun slachtoffers was de eminente staatsman Nizam al-Mulk.
Na het bewind van sultan
Malik Sjah
(1072-1092) kwam er een eind aan de eenheid van het Grote Seltsjoekenrijk en viel het rijk uiteen in vele regionale staten onder verschillende nevenlinies van de dynastie, zoals de Seltsjoeken van
Kirman
(1041-1186), van
Irak
(1118-1194) en van
Syrie
(1078-1117). Een zeer belangrijke neventak was die van het
sultanaat Rum
, gesticht in 1080 in
Iznik
(
Nicea
), die in de loop van de 12e eeuw bijna geheel
Anatolie
veroverde en tot circa 1302 vanuit de hoofdstad
Konya
over dit gebied heersten. Zij waren de voorlopers van de
Osmaanse Turken
.
In 1085 nam de broer van Malik Sjah, sultan Abu Sa'id Taj ad-Dawla Tutush I van Damascus (1079 tot 1095) de controle van het grootste deel van
Syrie
over. In 1086 veroverde hij de stad
Edessa
, maar een jaar later verloor hij het door hem veroverde gebied weer. Na de dood van Malik Sjah in 1092 kon hij het opnieuw veroveren in 1094, maar ook hij stierf een jaar later. Na de dood van Tutush werd het rijk verdeeld na een conflict tussen zijn zonen Duqaq en Radwan.
In de 12e eeuw viel het Seltsjoekenrijk uiteen in verschillende rijken, geregeerd door nevenlinies van het geslacht, zoals de Seltsjoeken van
Kerman
(Zuidoost-Iran) (1041-1186), de Seltsjoeken van
Irak
en
West-Iran
(1118-1194) en de Seltsjoeken van
Syrie
(
Damascus
) (1078-1117). Deze verdeeldheid in het rijk van de Seltsjoeken maakte het voor de kruisvaarders mogelijk om in 1097
Antiochie
en in 1099
Jeruzalem
te veroveren. In Syrie en Palestina stichtten de kruisridders daarna enkele
kruisvaardersstaten
.
Damascus
bleef echter in het bezit van de Seltsjoeken.
Sultan
Malik Sjah I
werd in de volgende periode opgevolgd door: Mahmud (1092-1094), Berkyaruk (1094-1105), Muizzeddin Shah (1105-1105) en Mehmed Tapar (1105-1118). Geleidelijk brokkelde de Groot-Seltsjoekse centrale macht en controle over de provincies af. Ahmed Sanjar werd sultan in
1118
; hij was enigszins succesvol in zijn inspanningen om het grondgebied en het staatsgezag te herstellen, maar de oude reputatie en macht in de periode van Malik Sjah I was voorgoed weg. De Karakhitays, die in 1128 de
Karahaniden
hadden onderworpen en zo buren werden met het Grote Seltsjoekenrijk, begonnen druk uit te oefenen. Na de nederlaag van het Seltsjoekenleger in
1141
tegen de Karakhitays in de
Slag bij Katvan
begon het Seltsjoekenrijk snel uiteen te vallen. De Karahitays veroverden de vruchtbaarste Seltsjoekse territoria in
Transoxianie
, wat de economie drastisch verstoorde. De groeiende economische crisis leidde tot een reeks opstanden van de
Oghuznomaden
die in
1153
sultan Ahmed Sanjar gevangennamen. Hoewel Sanjar twee jaar later kon ontsnappen, was hij niet meer in staat om het gezag te herstellen en stierf in
1157
. Dit bracht het einde van het Groot-Seltjsoekenrijk met zich mee. Een groot deel van de Groot-Seltsjoekse territoria kwam onder de controle van Harezmshahen.
De leden van de Seltsjoekse dynastie begonnen steeds meer autonoom te handelen. Van de regionale Seltsjoekse staten die daaruit voortkwamen, waren vooral de
Rum-Seltsjoeken
van Anatolie in staat om nog gedurende meer dan honderd jaar verder te bestaan. Andere redenen voor de val van het Groot-Seltsjoekenrijk waren de opkomst van de
kruistochten
, het conflict met de
Fatimiden
, de propaganda van
Hasan Sabbah
en de opstanden van de
Oguznomaden
. Ook de
Abbasiden
stelden alles in het werk om zich onafhankelijk te verklaren.
Seltsjoekse sultans van Irak en West-Iran, 1118-1194
[
bewerken
|
brontekst bewerken
]
- Mahmud II 1118-1131
- Dawud 1131-1132
- Tugrul II 1132-1134
- Masud 1134-1152
- Malik Shah III 1152-1153
- Mohammed II 1153-1160
- Sulaiman Shah 1160-1161
- Arslan Shah 1161-1176
- Tugrul III 1176-1194
Koningen van Damascus
Koningen van Aleppo
- Ridwan
1095-1113
- Alp Arslan 1113-1114
- Sultan Shah 1114-1117
Bronnen, noten en/of referenties
- ↑
A?mad of Ni?de's "al-Walad al-Shaf?q" and the Seljuk Past
, A. C. S. Peacock,
Anatolian Studies
, Vol. 54, (2004), 97;
With the growth of Seljuk power in Rum, a more highly developed Muslim cultural life, based on the
Persianate culture
of the Great Seljuk court, was able to take root in Anatolia.
- ↑
Peter B. Golden, An Introduction to the History of the Turkic Peoples, 188-94, 205-11.
- ↑
Faruk Sumer, ‘O?uzlar’, Islam Ansiklopedisi, vol. 9, 380-81
- ↑
B. Spuler, “The disintegration of the caliphate in the East” in: The Cambridge History of Islam, vol.1, ed. P.M. Holt, Ann Lambron, Bernard Lewis (London, 1977) 149, 152.
- ↑
Bernard Lewis, “Egypt and Syria”, The Cambridge History of Islam, vol.1, 184
- ↑
Spuler,
The disintegration of the caliphate
, pagina 194.
- ↑
Bernard Lewis, The Middle East. A Brief History of the Last 2.000 Years (New York, 1995) 86-89
- ↑
Claude Cahen, Pre-Ottoman Turkey: a general survey of the material and spiritual culture and history, c. 1071-1330 (California, 1968); George Makdisi, History and Politics in 11th-Century Baghdad (Aldershot, 1991); Aziz Ba?an, The Great Seljuqs: A History (New York, 2010); Andrew C.S. Peacock, Early Seljuq History: A New Interpretation (New York, 2010); Christian Lange and Songul Mecit ed., The Seljuqs: Politics, Society and Culture (Edinburgh, 2011); Songul Mecit, The Rum Seljuqs: Evolution of a Dynasty (New York, 2013).
- ↑
Erdo?an Mercil, Musluman-Turk Devletleri Tarihi (Ankara, 1991) 45-48.
- ↑
Osman Turan, Selcuklular Tarihi ve Turk-Islam Medeniyeti (Ankara, 1965), 66-68.
- ↑
Nicola Di Cosmo, Warfare in Inner Asian History (Leiden, 2002) 112.
- ↑
Turan, Selcuklular Tarihi, 92-93.
- ↑
Mecit, The Rum Seljuqs: Evolution of a Dynasty, 4.
- ↑
Mecit, The Rum Seljuqs: Evolution of a Dynasty, 5.
- ↑
Ibidem, 65.
- ↑
Peacock, Early Seljuq History, 100-120.
- ↑
Omid Safi, The Politics of Knowledge in Premodern Islam. Negotiating Ideology and Religious Inquiry (Chapel Hill, 2006).
- ↑
Turan, Selcuklular Tarihi, 125-27.
- ↑
Turan, Selcuklular Zamanında Turkiye, 22.
- ↑
Turan, Selcuklular Zamanında Turkiye, 24.
- ↑
Faruk Sumer, ?slam Kaynaklarına Gore Malazgirt Sava?ı (Ankara, 1971) 34.
- ↑
Turan, Selcuklular Zamanında Turkiye, 25
- ↑
Claude Cahen, ‘La campagne de Manzikert d’apres les sources musulmanes’, Byzantion, 9 (1934), 613-42.
- ↑
Cahen, ‘La campagne de Manzikert
- ↑
Paul Wittek, ‘Two Chapters in the History of the Rum’, ed. Colin Heywood, The Rise of the Ottoman Empire: Studies in the History of Turkey, 13th-15th centuries (London, 2012) 105; Cahen, ‘La campagne de Manzikert’, 621-22.
- ↑
Wittek, ‘Two Chapters in the History of Rum’, 106.
- ↑
Wittek, ‘Two Chapters in the History of Rum’, 103-104
- ↑
Wittek, ‘Two Chapters in the History of Rum’, 56.
- ↑
(
en
)
A'Beckett, William
(1836).
A Universal Biography: Including Scriptural, Classical and Mythological Memoirs
. W. Lewis, Finch-Lane, Londen, p. 141.
- ↑
Kawurd, C. E. Bosworth, The Encyclopaedia of Islam, Vol. 4, Ed. E. van Donzel, B. Lewis and C. Pellat, (E. J. Brill, 1997), 807
|