Rene Goscinny
(
Parijs
,
14 augustus
1926
? aldaar,
5 november
1977
) was een
Franse
schrijver, humorist en
scenarist
van
stripverhalen
. Hij is het bekendst van zijn scenario's voor de reeksen
Asterix
en
Lucky Luke
.
Goscinny werd geboren in
Parijs
in een gezin van Poolse Joden. Hij was de tweede zoon van Stanislas "Simkha" Goscinny, een chemisch ingenieur uit
Warschau
, en Anna Beresniak Goscinny uit het dorpje Chodorkow (
Oekraine
) die elkaar in Parijs hadden ontmoet. In 1928 verhuisde het gezin naar
Buenos Aires
omdat Goscinny senior daar een baan had gekregen.
Zijn jonge jaren bracht Goscinny door in
Argentinie
waar hij een korte carriere als tekenaar beleefde. In december 1943 overleed zijn vader. Goscinny had enkele baantjes, onder andere als leerling-accountant en als tekenaar. In 1945 verhuisde hij met zijn moeder naar de
Verenigde Staten
en ging bij zijn oom Boris wonen. In 1946 keerde hij terug naar
Frankrijk
om zijn
militaire dienstplicht
te vervullen bij het
141e bataillon d'Infanterie Alpins
. Hij werd bevorderd tot
korporaal
en werd de illustrator van zijn regiment. Voor het leger maakte hij illustraties en posters. In 1947 illustreerde hij een boek, en vervolgens keerde hij terug naar
New York
.
Er volgde een moeilijke periode, zonder werk. In 1948 begon hij in een kleine studio te werken. Hier raakte Goscinny bevriend met mensen als
Will Elder
,
Jack Davis
en
Harvey Kurtzman
, die later bekend zouden worden van hun werk voor
Mad Magazine
. In 1949 ontmoette hij er ook de tekenaar
Maurice De Bevere
(Morris). Kort daarop verhuisde Goscinny terug naar Parijs.
In 1951 ging Goscinny aan de slag als scenarist bij het World Press Agency van
Georges Troisfontaines
, dat tekeningen en strips leverde aan tijdschriften. Goscinny ging er samenwerken met de tekenaar
Albert Uderzo
(
Luc Junior
,
Johan Pikbroek
,
Benjamin et Benjamine
). Nadat Goscinny in 1956 werd ontslagen bij World Press Agency, boden Goscinny en Uderzo hun diensten aan bij het tijdschrift
Tintin
. Ze maakten er de stripreeks
Hoempa Pa
die verscheen tussen 1958 en 1962.
Intussen was Goscinny in 1955 ook verhalen gaan schrijven voor de strip
Lucky Luke
die werd getekend door
Morris
. De samenwerking met zowel Morris als Uderzo zou duren tot de dood van Goscinny in 1977. Hij werkte als scenarist verder samen met de tekenaars Dino Attanasio (
Spaghetti
, 1957-1965),
Berck
(
Pechvogel
, 1958-1965),
Jean Tabary
(
Iznogoedh
, 1962-1977) en
Gotlib
(
Les dingodossiers
, 1965-1967). In 1957 en 1958 schreef Goscinny ook negen korte verhalen voor de strip
Meester Mus
van
Bob De Moor
voor het weekblad Kuifje.
Goscinny schreef van 1955 tot 1965 de succesvolle kinderverhalen
De kleine Nicolaas
. Aanvankelijk schreef hij deze verhalen onder het
pseudoniem
Agostini. Deze reeks begon als stripverhaal en werd later een serie geillustreerde tekstverhalen. De tekeningen daarvan waren van
Jean-Jacques Sempe
.
De kleine Nicolaas
werd van 1960 tot 1964 uitgegeven in een serie van vijf boeken.
In 1959 richtte Goscinny met enkele anderen, waaronder Uderzo en
Jean-Michel Charlier
het jeugdtijdschrift
Pilote
op. Goscinny was redacteur en van 1963 tot 1974 hoofdredacteur. Het eerste nummer van dit blad begon met de door Goscinny en Uderzo gecreeerde strip
Asterix
, die de meest succesvolle strip van het duo zou worden.
Pilote was geen financieel succes. Om het blad van de ondergang te redden, kocht de jonge uitgever
Georges Dargaud
het tijdschrift in 1960 voor het symbolische bedrag van een
franc
. Hij zou in 1961 het eerste album van
Asterix
uitgeven.
Aanvankelijk droeg vooral
Asterix
enorm bij aan het succes van Pilote, maar ook over de gehele breedte was Pilote een tijdschrift met stripverhalen die inventiever en vernieuwender waren dan tot dan toe gebruikelijk in
stripbladen
voor kinderen. Eind jaren zestig werd het tijdschrift steeds meer een tijdschrift voor volwassenen. De stijl van Goscinny sloot daarbij steeds minder aan bij die van de jonge vernieuwende tekenaars. Dit leidde tot een breuk met enkele jonge auteurs.
Gebe
,
Cabu
en
Jean-Marc Reiser
stopten bij Pilote om zich exclusief te wijden aan het tijdschrift
Charlie Hebdo
.
Claire Bretecher
, Marcel Gotlib en
Nikita Mandryka
begonnen in 1972 zelf een nieuw tijdschrift met de naam
L'Echo des Savanes
. In 1974 stopte Goscinny als redacteur van Pilote.
In 1961 groeide Goscinny's reputatie als scenarist binnen de wereld van de film en televisie. Goscinny schreef mee aan verschillende films, waaronder
Kuifje en het geheim van het Gulden Vlies
(1961) en
Kuifje en de blauwe sinaasappels
(1964). Met
Pierre Tchernia
maakte hij de televisiefilm
Deux Romains en Gaule
(1963). Voor Tchernia zou Goscinny ook de scenario's van de films
Le Viager
(1972) en
Les Gaspards
(1974) schrijven.
Omdat Goscinny en Uderzo zeer ontevreden waren over de tekenfilm
Asterix de Gallier
uit 1967 van
Belvision
en een nieuwe film naar het Asterix-album
Het gouden snoeimes
zelfs tegenhielden, ging Belvision met de auteurs samenwerken voor de verfilming van
Asterix en Cleopatra
die uitkwam in 1968. Deze film werd een groot succes. Met Morris werkte Goscinny vervolgens aan de Lucky Luke-film
Daisy Town
, die niet gebaseerd was op een bestaande strip.
In 1974 begonnen Goscinny, Uderzo en Dargaud hun eigen animatiestudio
Studios Idefix
. Het eerste project was de lange animatiefilm
Asterix verovert Rome
(1976, origineel
Les Douze Travaux d'Asterix
en ook bekend als
Asterix en de helden
), gebaseerd op een scenario van Goscinny en Pierre Tchernia. Het eindresultaat van de tweede tekenfilm van Studios Idefix,
De ballade van de Daltons
(1978), zou Goscinny niet meer meemaken. Een derde project van de studio, gebaseerd op de strip
Iznogoedh
, werd na de dood van Goscinny stopgezet en in 1978 werd Studios Idefix na twee films gesloten.
Op 5 november 1977 overleed Goscinny op 51-jarige leeftijd aan een
hartaanval
tijdens een
inspanningstest
in een ziekenhuis in Parijs. Zijn dochter Anne Goscinny richtte het Institut Rene-Goscinny op en beheert de rechten van zijn werk.
In het
13e arrondissement
is op 1 maart 2001 een straat naar Goscinny genoemd.
Vanwege het 40ste sterfjaar van Goscinny in 2017, werd dat jaar een zuil ter ere van Goscinny onthuld in de stad
Angouleme
. Van 27 september 2017 tot 4 maart 2018 was er een grote overzichtstentoonstelling rond het werk en leven van Goscinny in het
Musee d'Art et d'Histoire du Judaisme
te Parijs met de titel
Rene Goscinny. Au-dela du rire
. Tegelijk was er van 4 oktober 2017 tot 4 maart 2018 de tentoonstelling
Goscinny et le cinema
in het
Musee de la Cinematheque
.
In 2019 publiceerde de Franse stripmaakster
Catel
een getekende biografie over Goscinny, in nauwe samenwerking met Rene Goscinny's dochter Anne, die in 2020 in Nederlandse vertaling verscheen:
Het verhaal van de Goscinny's 1: De geboorte van een Gallier.
In 2020 kreeg hij een standbeeld in Parijs, op de hoek van de Rue Boulainvilliers en Rue Singer, vlak bij het gebouw waar hij de laatste tien jaar van zijn leven woonde.
[1]
In 2020 kreeg Goscinny een stripmuur in
Angouleme
.
Catel
, die een stripbiografie over Goscinny maakte, maakte de tekening waarop Goscinny te zien is met
Asterix
,
Lucky Luke
,
Iznogoedh
en
De kleine Nicolaas
, allen reeksen waarvoor hij scenario's schreef. De muur staat aan de ingang van de Rue Goscinny.
[2]
Serie
|
Tekenaar
|
Jaren
|
Krant of tijdschrift
|
Albums
|
Uitgever
|
Dick Dicks
|
Rene Goscinny
|
1951?1957
|
La Wallonie
(1951),
La Libre Junior
(1955) en
Jeannot
(1957)
|
0
|
0
|
Johan Pikbroek
(Frans:
Jehan Pistolet
)
|
Albert Uderzo
|
1952?1959
|
La Libre Junior
(
La Libre Belgique
) en
Pilote
|
0
4
|
Les Editions Albert Rene
|
Sylvie
|
Martial
(Martial Durand)
|
1953?1957
|
Bonnes Soirees
|
0
|
0
|
Luc Junior
|
Albert Uderzo
|
1954?1957
|
La Libre Junior
|
0
|
Les Editions Albert Rene (integrale uitgave)
|
Bill Blanchart
|
Albert Uderzo
|
1954?1955
|
La Libre Junior
|
0
|
Les Editions Albert Rene (in de integrale uitgave van Luc Junior)
|
Le Capitaine Bibobu
|
Rene Goscinny
|
1955?1956
|
Risque-Tout
|
0
|
0
|
De kleine Nicolaas
(Frans:
Le petit Nicolas
)
|
Jean-Jacques Sempe
|
1955?1965
|
Pilote
|
0
5
|
Editions Denoel
|
Lucky Luke
|
Morris
|
1955?1977
|
Robbedoes
en
Pilote
|
38
|
Dupuis
en
Dargaud
0
|
Ton en Tineke
(Frans:
Modeste et Pompon
)
|
Andre Franquin
|
1955?1958
|
Kuifje
|
0
2
|
Lombard
|
Tante Zenobie
(Frans:
Prudence Petitpas
)
|
Maurice Marechal
|
1957?1959
|
Kuifje
|
0
|
Lombard
|
Benjamin et Benjamine
|
Albert Uderzo
|
1957?1959
|
Benjamin. Jeunesse actualite
|
0
|
Les Editions Albert Rene (integrale uitgave)
|
Spaghetti
|
Dino Attanasio
|
1957?1965
|
Kuifje
|
11
|
Lombard
|
Hoempa Pa
(Frans:
Oumpah-pah
)
|
Albert Uderzo
|
1958?1962
|
Kuifje
|
0
5
|
Lombard en Les Editions Albert Rene
|
Pechvogel
(Frans:
Strapontin
)
|
Berck
|
1958?1964
|
Kuifje
|
0
4
|
Lombard
|
Jerry Spring
|
Jije
|
1958
|
Robbedoes
|
0
1
|
Dupuis
|
Chick Bill
|
Tibet
|
1959
|
Kuifje
|
0
1
|
Lombard
|
Asterix
(Frans:
Asterix
)
|
Albert Uderzo
|
1959?1977
|
Pilote
|
24
|
Dargaud
|
La merveilleuse aventure du docteur Gaudeamus
|
Coq (Luis Garcia Gallo)
|
1960-1971
|
Jours de France
|
0
|
0
|
Les Divagations de monsieur Sait-Tout
|
Martial
|
1961-1965
|
Pilote
|
0
|
0
|
Zwier de zwerver
(Frans:
Valentin le vagabond
)
|
Jean Tabary
|
1962?1963
|
Pilote
|
|
|
Iznogoedh
(Frans:
Iznogoud
)
|
Jean Tabary
|
1962?1977
|
Record
en
Pilote
|
14
|
Dargaud
|
De Dingodossiers
(Frans:
Les Dingodossiers
)
|
Gotlib
|
1965?1967
|
Pilote
|
0
3
|
Dargaud
|
Bronnen, noten en/of referenties
|