Omobono Tenni
(
Tirano
,
24 juli
1905
?
Bern
,
30 juni
1948
) was een
Italiaans
motorcoureur
die successen beleefde in de
jaren twintig
en
-dertig
van de 20e eeuw.
Hij kreeg de bijnaam "Diavolo Nero" (Zwarte Duivel). Het zwarte kwam door zijn haardos (tot enkele centimeters boven de oren geschoren, daarboven een woeste, zwarte haardos die naar alle kanten stak), de duivel door zijn gedurfde rijstijl. Tenni werd meermaals kampioen van Italie en won 47 wedstrijden voor het team van
Moto Guzzi
. Hij verongelukte tijdens de trainingen voor de Zwitserse Grand Prix van 1948, in hetzelfde weekend dat ook zijn voormalig rivaal
Achille Varzi
verongelukte.
Tomasso Omobono Tenni werd geboren in
Tirano
in
Lombardije
. Zijn familie verhuisde in 1920 naar
Treviso
, waar Omobono als leerling in een werkplaats voor
motorfietsen
ging werken. In 1924 opende hij zijn eigen zaak en begon hij ook deel te nemen aan races met een
GD
, een merk dat in de
jaren dertig
bekend zou worden om zijn goede racemotoren, maar nog niet in 1924. Zijn eerste race was de Circuito del Piave. In hetzelfde jaar won hij zijn eerste wedstrijd. Hij racete in die periode slechts af en toe, als er geld en tijd voor was. In 1927 won hij met zijn GD in Postumia. De GD was een kleine 122 cc
tweetakt
, maar Tenni versloeg er ook een aantal 175- en 250 cc coureurs mee. Dit was een van de races waarin hij bijnaam van "duivel" eer aan deed. In het volgende jaar won hij dezelfde wedstrijd weer, hoewel hij zijn verloren uitlaatpijp moest vasthouden. De motorfiets moest volgens de reglementen compleet over de finish komen. Tenni moest een paar keer stoppen om een betere greep op zijn uitlaat te krijgen. GD liet hem ook over de grens starten waardoor hij in 1928 derde kon worden in de Zwitserse Grand Prix. Dankzij bijdragen van de leden van zijn raceclub kon hij in 1931 zijn eerste echte racemotorfiets, een 350 cc
Velocette
, kopen. Hij werd er derde mee in de Italiaanse Grand Prix op het
Autodromo Nazionale Monza
en hij won de Grand Prix van
Rome
. In 1930, 1931, 1932 en 1933 startte hij behalve op de Velocette ook op machines van
Norton
en
Miller
. In die jaren scoorde hij vijftien overwinningen.
In 1934 werd hij gecontracteerd door
Moto Guzzi
, dat al sterren als
Guido Mentasti
(in 1924 de allereerste kampioen van Europa),
Pietro Ghersi
(tweede, maar gediskwalificeerd bij de
TT van Man
van 1926) en
Terzo Bandini
(drievoudig kampioen van Italie) in dienst had. Bovendien kwam de
Ier
Stanley Woods
, die niet meer tevreden was over zijn
Nortons
, af en toe voor Moto Guzzi rijden. Desondanks werd Tenni met zijn
Moto Guzzi Bicilindrica 500
kampioen van Italie en hij won bovendien de Grand Prix de Nations. In 1935 won hij de
Milaan
-
Napels
lange-afstandsrace (over openbare wegen) met een gemiddelde snelheid van 107 km per uur. In dat jaar werd de Bicilindrica met zijn nieuwe achtervering getest door Tenni. Moto Guzzi stuurde hem naar de
TT van Man
als steunrijder voor
Stanley Woods
. In tegenstelling tot Woods en alle andere Britse coureurs, voor wie
Brooklands
en Man de enige circuits waren, kende Tenni het 60 km lange circuit niet. Desondanks hield hij in de 250 cc klasse lang de tweede plaats achter Woods, tot hij door een mistbank werd verrast en viel. Hierna haalde Tenni nog een aantal overwinningen en wereldsnelheidsrecords voor Moto Guzzi binnen. Hij had in een groot aantal wedstrijden naam gemaakt als topcoureur, maar vooral de Britse pers benadrukte zijn acrobatische maar roekeloze rijstijl. In die tijd hadden racemotoren twee zadels. Het
"broodje"
op het achterspatbord, om zo plat mogelijk te kunnen liggen op snelle stukken, en het
zweefzadel
om de motor beter te beheersen in bochtige, langzame gedeelten. Tenni maakte bijna nooit gebruik van zijn
zweefzadel
. In 1937 won hij uiteindelijk de
250 cc ("Junior") TT van Man
. Hij werd de eerste niet-Britse winnaar met een niet-Britse motorfiets. Hij reed bovendien de snelste ronde en werd ook 250 cc kampioen van Italie. In hetzelfde jaar werd hij vader van een zoon, die hij naar zijn TT-overwinning noemde: "Titino". Van 1938 tot 1940 had hij veel last van blessures en de
Tweede Wereldoorlog
betekende een voorlopig einde van alle race-activiteiten. Na de oorlog begon Tenni meteen weer te racen. In 1947 werd hij weer kampioen van Italie, ditmaal in de 500 cc klasse. In de TT van 1948 reed hij de snelste ronde, maar hij moest vertragen wegens
ontstekingsproblemen
.
Halverwege de
jaren dertig
kreeg Tenni de gelegenheid om in auto's te racen. Dat was niet ongebruikelijk voor motorcoureurs in die tijd. Beroemde coureurs als
Tazio Nuvolari
en
Achille Varzi
hadden dat al eerder gedaan. In 1936 en 1937 reed hij voor
Maserati
, maar het succes was beperkt: in 1936 won hij zijn klasse in de
Mille Miglia
en hij werd vijfde in de totaalstand.
Enkele dagen na de TT van 1948 nam het
Moto Guzzi
-team deel aan de Grand Prix van
Bern
. Hoewel het juli was regende het hevig. Tijdens dat weekend vonden zowel motor- als autoraces plaats. Tenni moest tijdens de 250 cc trainingen zowel de eencilinder
Albatros
als de nieuwe tweecilinder
Bicilindrica 250
testen. Hij zou nog niet op volle snelheid rijden, maar alleen een paar inspectieronden maken om te zien hoe de (natte) baan erbij lag. Niemand heeft hem zien vallen, pas toen er een zoektocht werd opgezet omdat hij niet meer langs kwam, werd hij langs de baan gevonden. In de volgende training (voor de auto's) verongelukte
Achille Varzi
met zijn
Alfa Romeo
.
Tenni was, ondanks het ontbreken van aandacht in de pers voor de motorsport, bekend bij elke Italiaan. Er doen een aantal anekdotes over hem de ronde, die wellicht in de loop der jaren wat aangedikt zijn.
Tijdens de Circuito del Lario, een van de populaire Italiaanse lange-afstandsraces, moest Tenni vroeg starten. De race werd over de openbare weg gereden, en hij moest uitwijken voor een boerenwagen. Hij viel in een sloot en werd daar na een zoektocht half bewusteloos gevonden, zoekend in het gras naar een paar vingerkootjes, waarvan hij dacht dat een arts ze er vast wel weer aan kon zetten.
Toen Tenni in 1935 naar het
eiland Man
werd gestuurd om
Stanley Woods
te ondersteunen tijdens de TT, raakte hij tijdens de training naast de weg en reed opnieuw een sloot in. Hij reed enkele tientallen meters door de sloot en kwam toen weer de baan op. Na de training verklaarde hij dat hij wel eerder de weg op had kunnen sturen, maar nu hij er toch was kon hij meteen zien hoe de machine zich in het terrein gedroeg. Zijn Britse collega
Walter Rusk
, die een tijdje achter hem had gereden, verklaarde dat Tenni zo dicht langs de hoge wegkanten reed, dat zijn stuur brokken aarde uit het talud scheurde.
In deze wedstrijd viel Tenni terug met ontstekingsproblemen, maar een Britse reporter verklaarde dat hij "met zijn schouders langs de muren" had gereden.
Bronnen, noten en/of referenties
|