De
Noord-Germaanse
of
Scandinavische talen
zijn het
Deens
, het
Noors
(
Bokmal en Nynorsk
), het
Zweeds
, het
IJslands
en het
Faeroers
. Ze worden voornamelijk in
Scandinavie
gesproken door ongeveer 20 miljoen mensen.
De Noord-Germaanse talen zijn nauwer verwant met de
Oost-Germaanse
dan met de
West-Germaanse
. Het Noord-Germaans is bekend van
runeninscripties
vanaf de vroege jaartelling. Er is een literaire traditie vanaf de 9e eeuw.
De vasteland-Scandinavische talen (Deens, Noors en Zweeds) zijn tot op zekere hoogte onderling verstaanbaar. Deens en Bokmal lijken zelfs zo sterk op elkaar, dat sommige taalkundigen ze als
dialecten
van dezelfde taal beschouwen. Daarnaast is betoogd dat alle drie de vasteland-Scandinavische talen een dergelijk hoge mate van
wederzijdse verstaanbaarheid
hebben dat ze taalkundig als dialecten van een en dezelfde taal (het "Scandinavisch") te beschouwen zijn, ondanks het feit dat ze elk afzonderlijk de status van aparte taal hebben.
[1]
Sommige taalwetenschappers beweren dat het huidige
Engels
ook een deel is van de
Noord-Germaanse
taalgroep in plaats van de
West-Germaanse
groep. Hoe dan ook werd het
Oudengels
sterk beinvloed door het
Oudnoords
dat de
Vikingen
spraken.
[2]
In
Scandinavie
zelf slaat de term
Scandinavische talen
alleen op de op het vasteland gesproken talen, dus op het Deens, Noors en Zweeds. De gehele groep van Noord-Germaanse talen, dus met inbegrip van het Faeroers en IJslands, wordt
Noordse talen
genoemd.
De taalwetenschap gebruikt verschillende indelingen van de Noord-Germaanse talen in de verschillende taalperiodes.
Voor het jaar 1100 was er een enkele Noord-Germaanse prototaal (
d?nsk tunga
,
Oudnoords
), die echter enkele dialectverschillen had.
Dus maakt men voor die periode een onderscheid tussen het Westnoords en het Oostnoords:
[3]
Daarna groeiden het Deens en de naburige dialecten uit elkaar, zodat men van ongeveer 1100 tot ongeveer 1300 een nieuwe indeling kan aannemen:
[3]
- Zuidnoords
- Noordnoords
- Oudijslands
- Oudnoors
- Oudzweeds
In de
late middeleeuwen
ontwikkelden zich de Noord-Germaanse talen nogal verschillend: in het Faeroers en het IJslands bleven de oude taalstructuren (in het bijzonder de
verbuigingen
) goeddeels bewaard, terwijl ze in het Deens, Noors en Zweeds sterk vereenvoudigd werden (zie ook
morfologische nivellering
).
Vanaf ongeveer 1500 kan men dus een derde indeling van de Noord-Germaanse talen aannemen:
[3]
- de talen in de randgebieden
- IJslands
- Faeroers
- Norn (uitgestorven)
- de centrale talen
Deze indelingen zijn geen genetische stambomen in het kader van de stamboomtheorie.
Ze beschrijven gelijkenissen tussen talen van een bepaalde periode.
Wanneer deze talen sterk veranderen, worden de gelijkenissen tussen deze talen dan ook groter of kleiner zodat wellicht een nieuwe indeling tot stand komt.
Naast de 26
grafemen
(letters) van het Nederlandse alfabet kennen de Scandinavische talen een aantal extra grafemen:
- Deens: Æ (æ), Ø (ø), A (a) (uitspraak ongeveer: e, eu, o),
- Faeroers: A (a), đ (ð), I (i), O (o), U (u), Y (y), Æ, Ø,
- IJslands: A, đ, E, I, O, U, Y, Þ (þ), Æ, O (o)(uitspraak au, dh, je, ie, oo, oe, ie, th, ai, eu),
- Noors: Æ, Ø, A (uitspraak ongeveer: e, eu, o),
- Zweeds: A, O, A (uitspraak ongeveer: e, eu, o).
De Noord-Germaanse talen hanteren de
SVO-volgorde
als standaard. De
persoonsvorm
staat altijd op de tweede plaats in de
hoofdzin
, waarbij ook
inversie
kan optreden. Vergelijk ter illustratie:
- Ik ging na het feest naar huis
--
Jag gick
hem efter festen
(Zweeds)--
Jeg gik
hjem efter festen
(Deens)
- Na het feest ging ik naar huis
--
Efter festen
gick jag
hem
(Zweeds) --
Efter festen
gik jeg
hjem
(Deens)
Het
hoofdwerkwoord
komt echter volledig voor het
lijdend voorwerp
:
- Ik heb een boek gelezen
--
Jag
har
last
en bok
(Zweeds) -- Jeg
har
læst
en bog
(Deens)
De belangrijkste afwijking van de Nederlandse standaardwoordvolgorde is de plaats van de negatie (Het Zweedse
inte
/
ej
, Deense
ikke
/
ej
, Noorse
ikke
/
ikkje
etc.):
- Ik heb het boek niet gelezen
--
Jag har
inte
last boken
(Zweeds) --
Jeg har
ikke
læst bogen
(Deens)
Kenmerkend voor de Noord-Germaanse talen is dat het
bepaald lidwoord
zich gedraagt als een
suffix
doordat het aan het zelfstandig naamwoord "vastgeplakt" wordt; dit heet
aangehecht lidwoord
(hetzelfde gebeurt bijvoorbeeld in het
Arabisch
). Het IJslands heeft als enige van de vijf Noord-Germaanse talen geen
onbepaald lidwoord
. Een voorbeeld:
Nederlands
|
IJslands
|
Faeroers
|
Nynorsk
|
Bokmal
|
Deens
|
Zweeds
|
een jongen
|
strakur
|
ein drongur
|
ein gut
|
en gutt
|
en dreng
|
en pojke
|
de jongen
|
strakurinn
|
drongurin
|
guten
|
gutten
|
drengen
|
pojken
|
jongens
|
strakar
|
dreingir
|
gutar
|
gutter
|
drenge
|
pojkar
|
de jongens
|
strakarnir
|
dreingirnir
|
gutane
|
guttene
|
drengene
|
pojkarna
|
Het IJslands en het Faeroers kennen bovendien nog een systeem van vier
naamvallen
, net als bijvoorbeeld het
Duits
. Het Deens, Noors en Zweeds kennen tegenwoordig naast de
nominatief
alleen nog de
genitief
-s
zoals in het Nederlands, met het verschil dat deze genitief in de Noord-Germaanse talen bij alle zelfstandige naamwoorden en in het Nederlands vrijwel alleen bij persoonsnamen wordt gebruikt. (In dit opzicht lijkt het
Engels
, waar het gebruik van de
genitive-s
ook vrij algemeen is, dus meer op de Noord-Germaanse talen dan op het Nederlands).
- Annas bok =
Anna's boek
of
het boek van Anna
- bokens titel =
de titel van het boek
(letterlijk:
het boeks titel
)
De Noord-Germaanse talen kennen ook een
voorzetsel
"van" (Deens, IJslands:
af
; Faeroers, Noors, Zweeds:
av
), maar dat wordt in de regel niet gebruikt om een bezitsverhouding aan te duiden.
Met name in het Noors bestaat de neiging om de genitief
-s
te vermijden en in plaats daarvan een
analytische
constructie met het voorzetsel
til
of een constructie met het
bezittelijk voornaamwoord
sin
("zijn") toe te passen. Bijvoorbeeld:
- boken til Anna =
het boek van Anna
- Anna sin bok =
Anna d'r boek
De genitief-
s
wordt in alle Noord-Germaanse talen ook nog regelmatig gebruikt in vaste uitdrukkingen met het Deens/Noorse voorzetsel
til
en het Zweedse voorzetsel
till
dat in het Nederlands ongeveer
naar
,
tot
of
ter
betekent (vgl. het Engelse
until
).
- Noors en Deens: Hun er darlig til bens.
- Noors en Deens: Velkommen til bords.
- Zweeds: Valkommen till bords.
- Zweeds: Vi drar till skogs.
Betekenissen:
Zij is slecht ter been.
Welkom aan tafel.
Wij gaan naar het bos.
De werkwoorden hebben tijden vergelijkbaar met die in het Nederlands, Duits en Engels (
tegenwoordige tijd
,
verleden tijd
, enzovoorts). In het Noors, Deens en Zweeds is er slechts een vorm voor alle personen (ik, jij, hij, wij, jullie). In het IJslands en het Faeroers is dit niet het geval. Vergelijk het IJslandse en Deense werkwoord "hebben".
IJslands:
- eg hefi (ik heb)
- þu hefur (jij hebt)
- hann hefur (hij heeft)
- við hofum (wij hebben)
- þið hafið (jullie hebben)
- þeir hafa (zij hebben)
Deens:
- jeg har (ik heb)
- du har (jij hebt)
- han har (hij heeft)
- vi har (wij hebben)
- I har (jullie hebben)
- de har (zij hebben)
De lijdende vorm kan gemaakt worden op twee manieren, zoals in dit Zweedse en Deense voorbeeld:
De kip wordt
geslacht
:
- In het Zweeds:
kycklingen blir slaktad
of
kycklingen slaktas
- In het Deens:
kyllingen bliver slagtet
of
kyllingen slagtes
De
-s-
vorm wordt als stijlvoller en/of als formeler gezien.
De
-s-
vorm in de verleden tijd wordt in het Zweeds ook vaak gebruikt voor dingen waar wij in het Nederlands
is ge-
voor zouden gebruiken:
- Dit boek is geschreven door --
Den har boken skrevs av ...
(let.: Dit hier boek werd geschreven door...
)
Werkwoorden
kunnen uit twee delen bestaan, waarbij het tweede deel, het
partikel
een
bijwoord
of
voorzetsel
is dat het werkwoord een andere betekenis geeft. Het partikel kan bij werkwoordsvormen van plaats veranderen. Bijvoorbeeld:
Nederlands
|
Zweeds
|
Bokmal
|
Nynorsk
|
Deens
|
aanzetten
|
satta pa
|
sla pa
|
setje pa
|
tænde for
|
aangezet
|
pasatt
|
slatt pa
|
|
pasat
|