De
minister-president van Nederland
is de
voorzitter
van de
ministerraad
. Hij is tevens
minister
van
Algemene Zaken
. De minister-president draagt de
ministeriele verantwoordelijkheid
voor het optreden van de leden van het
Koninklijk Huis
. Daarnaast vertegenwoordigt hij Nederland in de
Europese Raad
. Sinds 14 oktober 2010 vervult
Mark Rutte
deze functie.
Sinds 1945 wordt van 'minister-president' gesproken. Daarvoor heette de post 'Voorzitter van de Ministerraad'. Informeel gebruikt men vaak het woord
premier
.
Geschiedenis
De plaats van de minister en de minister-president is bepaald bij de grondwetsherziening van 1848, hoewel de eerste minister-president dateert van kort voor die grondwetswijziging. Toen is vastgelegd dat de ministers
verantwoordelijk zijn
aan de Staten-Generaal (
Eerste
en
Tweede Kamer
) en dat de koning onschendbaar was. Voor deze tijd waren de ministers verantwoording schuldig aan de
koning
. Vanaf 1848 heeft Nederland dus een parlementair stelsel met gekozen volksvertegenwoordigers. Het volk was vanaf nu soeverein. Nederland had nog geen democratie in de huidige zin, omdat er
censuskiesrecht
was.
Sinds 1945 wordt de voorzitter van de ministerraad in het benoemingsbesluit aangeduid als minister-president. In 1983 is de
functie
van minister-president opgenomen in de
Grondwet
. Hoewel er geen formele regels voor bestaan, valt het premierschap meestal toe aan de grootste
regeringspartij
. In de naoorlogse jaren is hier weleens van afgeweken, maar sinds 1973 is het niet meer voorgekomen dat de minister-president voortkwam uit een kleinere regeringspartij.
In de meeste gevallen is de premier ook de
formateur
geweest van zijn kabinet. Pas als hij geslaagd is bij de
kabinetsformatie
aanvaardt hij de opdracht van de Koning tot formeren. De minister-president is politiek verantwoordelijk voor het gehele proces van de kabinetsformatie. Hij legt verantwoording af in de Tweede Kamer als hij de regeringsverklaring uitspreekt.
Benoeming en ontslag
De minister-president wordt bij
koninklijk besluit
benoemd en ontslagen (artikel 43 van de Grondwet).
Aanvankelijk benoemde en ontsloeg de koning ministers 'naar welgevallen' en droeg daar zelf verantwoordelijkheid voor. Met de komst van de
ministeriele verantwoordelijkheid
in de periode 1840-1848 veranderde dat. Tot de algehele grondwetsherziening van 1983 was het gebruikelijk dat een minister of minister-president die in het nieuwe kabinet terug zou keren de benoemings- en ontslagbesluiten
medeondertekende
. Dit gebruik zou in theorie een probleem kunnen opleveren als geen enkele minister meer zou terugkeren in het nieuwe kabinet. In Belgie speelt dit probleem niet omdat het daar gebruikelijk is dat de terugtredend
eerste minister
het benoemingsbesluit van zijn opvolger medeondertekent, waarna de nieuwe eerste minister het ontslag van zijn voorganger ondertekent.
[2]
Sinds 1983 bepaalt artikel 48 van de Grondwet dat het koninklijk besluit waarbij de minister-president wordt benoemd, mede door hem zelf (dus de nieuwe minister-president) wordt ondertekend. Een voordracht van de aftredende minister-president voor het koninklijk besluit ontbreekt eveneens.
[3]
Als gevolg daarvan kan de koning sindsdien weer naar eigen inzicht personen tot minister-president benoemen. Tot op heden heeft de koning(in) echter alleen personen tot minister-president benoemd die ook het vertrouwen genieten van de Staten-Generaal.
Taken en bevoegdheden
Voorzitter van de ministerraad
De minister-president beschikt volgens het Reglement van orde voor de ministerraad over een aantal bevoegdheden. Hij stelt onder meer de
agenda
van de ministerraad vast, zit deze voor en ziet toe op de uitvoering van de besluiten.
In de ministerraad kan de minister-president vervangen worden door een viceminister-president (officieus vicepremier). Ministers die deze functie bekleden, doen dat altijd naast hun eigen portefeuille. Gewoonlijk behoren vicepremiers tot de andere coalitiepartijen.
Op de wekelijkse
persconferentie
na afloop van de ministerraadsvergadering geeft de minister-president een toelichting op het
kabinetsbeleid
en komt de politieke actualiteit aan de orde.
Voorzitter van de rijksministerraad
De minister-president van Nederland is tevens voorzitter van de
raad van ministers van het Koninkrijk
en in die hoedanigheid minister-president van het
Koninkrijk der Nederlanden
. Hem komen in deze positie dezelfde bevoegdheden toe als die hierboven zijn beschreven ten aanzien van de (Nederlandse) ministerraad. Daarnaast heeft hij een doorslaggevende stem in de zogenaamde conflictenregeling van artikel 12 van het
Statuut
.
Minister van Algemene Zaken
De minister-president geeft tevens leiding aan het
ministerie van Algemene Zaken
. In het instellingsbesluit van dit ministerie uit
1947
is aangegeven dat het ministerie zorg draagt voor de "zaken betreffende het algemeen Regeringsbeleid van het Koninkrijk, voor zover deze zorg niet bepaaldelijk wordt behartigd door een der andere departementen van algemeen bestuur". Met deze algemene omschrijving laat de taak van het ministerie zich niet eenvoudig specificeren.
De werkplek van de minister-president bevindt zich in het
Torentje
, een gebouw van het ministerie aan het
Binnenhof
in
Den Haag
. De minister-president heeft ook de beschikking over een
ambtswoning
, het
Catshuis
.
Koninklijk Huis
De minister-president is de eerstverantwoordelijke bewindspersoon voor het Koninklijk Huis. Hij heeft wekelijks contact met de
Koning
over het kabinetsbeleid, onder andere naar aanleiding van de vergaderingen van de ministerraad op vrijdag.
Hij spreekt traditioneel de gelukwens uit op
koningsdag
via NOS/radio en televisie.
Een overlijden of geboorte van een lid van het Koninklijk Huis Oranje-Nassau wordt ook door de premier bekendgemaakt. Nadat de Koning zijn abdicatie heeft aangekondigd geeft de minister-president in een televisietoespraak een reactie.
Internationale rol
De minister-president neemt uit hoofde van zijn functie deel aan diverse internationale bijeenkomsten en hij onderhoudt tal van internationale bilaterale contacten. De
Europese Raad
is een periodieke bijeenkomst van de regeringsleiders van de
27 landen
van de
Europese Unie
en de voorzitter van de Europese Commissie. Binnen de Europese Raad worden belangrijke Europese politieke vraagstukken besproken. De minister-president wordt op de Europese Raad altijd vergezeld van de minister en/of de
staatssecretaris
van
Buitenlandse Zaken
, die voor het Europees beleid een eigen verantwoordelijkheid dragen. De minister-president legt voor zijn optreden als lid van de Europese Raad verantwoording af in het
parlement
.
Grondwettelijke positie
De grondwettelijke positie van de minister-president berust onder andere op artikel 42, 43, 45 en 48 van de
grondwet
. Volgens artikel 48 worden
koninklijke besluiten
voor de aanstelling of ontslag van een minister of staatssecretaris mede ondertekend door de minister-president, die daarmee politiek verantwoordelijk is voor de samenstelling van het hele kabinet.
Zie ook
Bronnen, noten en/of referenties
|