Marnix Gijsen
|
|
|
Algemene informatie
|
Volledige naam
|
Joannes Alphonsius Albertus Goris
|
Geboren
|
20 oktober 1899
|
Geboorteplaats
|
Antwerpen
|
Overleden
|
29 september 1984
|
Overlijdensplaats
|
Lubbeek
|
Land
|
Belgie
|
Beroep
|
schrijver
|
Werk
|
Bekende werken
|
Klaaglied om Agnes
|
|
Dbnl-profiel
|
(
en
)
IMDb-profiel
|
|
Marnix Gijsen
,
pseudoniem
van
Joannes Alphonsius Albertus (Jan-Albert, sinds 1975: baron) Goris
(
Antwerpen
,
20 oktober
1899
?
Lubbeek
,
29 september
1984
), was een
Belgische
schrijver
. Zijn pseudoniem komt van
Filips van Marnix van Sint-Aldegonde
en de achternaam van zijn moeder Euphrasia Gijsen.
Op 20 oktober 1899 werd Jan-Albert Goris geboren in Antwerpen. Hij werd streng
katholiek
opgevoed. Vanaf 1912 was hij scholier in de Franstalige middelbare handelsschool Saint Ignace te Antwerpen en vanaf 1916 in de hogere afdeling (de latere
UFSIA
) van die instelling. In 1917 verliet hij de school vrijwillig. Kort daarna publiceerde hij het
vlaamsgezinde
pamflet
Studenten oordeelt!
waarin hij de
vernederlandsing
van de school eiste. In datzelfde jaar nam hij samen met onder meer
Paul van Ostaijen
deel aan een betoging tegen de francofiele
Kardinaal Mercier
.
[1]
Hij werkte mee aan het activistische weekblad De Eendracht en beschouwde zichzelf ook als een activist.
In 1925 promoveerde hij aan de
Katholieke Universiteit Leuven
tot doctor in de geschiedenis en ethiek met een studie over de economische geschiedenis van Antwerpen. Hij ging verder studeren aan de
Universiteit van Parijs
en de
London School of Economics
. In hetzelfde jaar verscheen in de dichtbundel
Het huis
onder meer het huldegedicht
Tijdzang voor Herman van den Reeck † 1920
ter ere van de 'martelaar voor Vlaanderen'
Herman Van den Reeck
, de jonge communistische flamingant die werd neergeschoten door de politie bij een betoging in 1920.
[2]
[3]
Op 22 januari 1929 trad hij in het huwelijk met Julia de Bie (1889-1983), zijn eerste echtgenote en Suzanna-personage in
Het boek van Joachim van Babylon
, van wie hij in 1946 feitelijk en in 1976 officieel scheidde.
In de loop van de jaren twintig ging hij zich echter nadrukkelijker distantieren van wat hij de "kleine kantjes van het
romantisch
flamingantisme
" noemde ,dat hij te negativistisch vond. Door zijn definitieve verwerping van het politiek flamingantisme in 1927 werd de meer
minimalistisch
en
materialistisch
georienteerde Gijsen het voorwerp van bijtende spot van (radicale)
maximalistische
Vlaams-nationalisten zoals
Floris Couteele
(
Dagboek van een arrivist
), zijn vriend en oorspronkelijke mentor. In een scherpe, uiteindelijk zelfs vijandige
polemiek
verweet hij hem arrivisme en verraad van zijn jeugdidealen ten voordele van zijn (academische) carriere.
[4]
In een interview met het Brusselse satirische en
anti-Vlaamse
magazine
Pourqoui Pas?
in 1972 betreurde Marnix Gijsen zijn Vlaamse afkomst nog meer dan zijn jeugdig (
activistisch
) flamingantisme. Op de vraag "Vous-etes flamingant?" antwoordde hij "Non, je suis flamand, c'est pis".
[5]
Van 1928 tot 1933 was hij ambtenaar bij het gemeentebestuur van Antwerpen. Op 1 januari 1933 werd hij door burgemeester
Camille Huysmans
benoemd tot directeur van de Dienst Schone Kunsten en Propaganda. In 1934 werd Gijsen kabinetschef van Minister van Nijverheid, Middenstand en Binnenlandse Handel
Frans van Cauwelaert
, een functie die hij van 1935 tot 1938 zou verderzetten onder minister
Philip Van Isacker
. In 1939 werd Gijsen als eerste Vlaming benoemd tot commissaris-generaal voor Toerisme, tot groot ongenoegen van de Franstalige pers.
Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog verbleef Gijsen in Amerika als adjunct-commissaris-generaal van het Belgisch paviljoen op de
wereldtentoonstelling
(1939-1940) van
New York
. Daar leidde hij tot 1964, eerst als directeur, daarna als Belgisch Commissaris voor Informatie, het
Belgian Government Information Center
. In 1959 werd hij als cultureel attache benoemd tot
gevolmachtigd minister
en in 1964 tot
ambassadeur
. In die periode verzorgde hij elke zaterdagavond
De Stem uit Amerika
, een wekelijks radiopraatje op de BRT
Op 14 augustus 1964 keerde Goris definitief terug naar Belgie en nam zijn intrek in
Residence Albert et Leopold
aan de residentiele
De Meeussquare
in
Elsene
(nr. 22a), ook wel 'l‘oasis francophone’ genoemd. In 1968 ging hij met pensioen.
In 1975 werd de schrijver in de Belgische erfelijke
adel
verheven met de persoonlijke titel van
baron
. Zijn wapenspreuk luidt “Qui transtulit, sustinet”: wie overgeplant is, gedijt toch. Aangezien hij uit zijn beide huwelijken geen kinderen had, stierf het 'adellijke geslacht' met hem uit.
Marnix Gijsen was goed bevriend met
SP
-politicus
Marc Galle
, die hem herenigde met Maria Magdalena ('Leentje') Bambust met wie hij in New York 15 jaar had samengewoond en met wie hij uiteindelijk in 1976 huwde. In 1984 zou Gijsen op zijn sterfbed Galle hebben gevraagd om na zijn dood de zaken van zijn weduwe te behartigen. Galle werd ook aangesteld om het vermogen en het literair
archief
van de overleden schrijver als een goed huisvader te beheren. In 2000 diende de familie van Leentje Bambust een klacht in tegen Galle wegens
misbruik van vertrouwen
en verduistering van 2,5 miljoen euro en twee schilderijen van
Rene Magritte
.
[6]
Door het overlijden van Galle in maart 2007 verklaarde de
correctionele rechtbank
de strafvordering vervallen.
[7]
Marnix Gijsen overlijdt op 84-jarige leeftijd in een ziekenhuis te
Leuven
op 29 september 1984. Hij ligt begraven op het
Schoonselhof
te
Antwerpen
. In Elsene kreeg hij (1997) een bronzen borstbeeld van de hand van beeldhouwer
Rik Poot
.
Marnix Gijsen begon zijn letterkundige carriere als dichter bij de
humanitair-expressionistische
groep rond het literair tijdschrift
Ruimte
. Het
avant-garde
tijdschrift vormde tevens het contactpunt en forum van een kring van jonge
links
-
progressieve
intellectuelen en kunstenaars waar dichters zoals
Antoon Jacob
,
Victor Brunclair
,
Wies Moens
,
Gaston Burssens
,
Karel van den Oever
,
Paul van Ostaijen
, uitgever
Eugeen De Bock
en grafici zoals
Paul Joostens
,
Jos Leonard
,
Jan-Frans Cantre
,
Prosper De Troyer
,
Jozef Peeters
,
Floris Jespers
en
Karel Maes
elkaar leren kennen, inspireren en beinvloeden. In 1920 publiceerde Ruimte zijn bekende gedicht "Loflitanie van de H. Franciscus van Assisie" in dezelfde pathetische stijl van het humanitair expressionisme.
[8]
Na een studiereis naar de USA schreef hij het verhaal
Ontdek Amerika
(1927). Gijsen schreef essays over onder meer
Karel van Mander
(1922),
Jozef Cantre
(1933) en
Hans Memling
(1939) en schreef dagelijks litteraire kritieken. De schrijver was goed bevriend met de schrijfster
Suzanne Lilar
.
Tijdens de
Tweede Wereldoorlog
brak hij definitief met de geloofs- en morele waarden waarmee hij was opgegroeid en nam een steeds sterker wordende
agnostisch
-
stoicijnse
en
kosmopolitische
levenshouding aan. Die kritische kijk op het katholieke geloof blijkt onder meer uit zijn roman
Het boek van Joachim van Babylon
.
In zijn Amerikaanse periode ontpopt Gijsen - die op een nachtelijke autorit door de Amerikaanse
midwest
uit zijn geloof was gevallen - zich als een productief
romanschrijver
.
[9]
Hij publiceerde over zijn Amerikaanse lotgevallen, bijvoorbeeld in de verhalenbundel
De diaspora.
De klassieke Gijsen-romans zijn die waarin hij vanuit Amerika terugkijkt op zijn verleden en op Vlaanderen. Zo blikt hij in
Telemachus
in het dorp
(1948) terug op de dagen die hij als kind doorbracht in het geboortedorp van vader: Brasschaat bij Antwerpen. In zijn moderne, heldere en ironische stijl beschrijft hij door de ogen van een kind de machtsstrijd in een dorp voor de Eerste Wereldoorlog. Een kind dat familie is van de drie symbolen van lokale macht: hoofdonderwijzer, gemeentesecretaris, de priester en dat tussen die drie 'ooms' heen en weer geslingerd wordt. De directe,
anekdotische
stijl van Marnix Gijsen doet denken aan die van zijn stadsgenoot
Willem Elsschot
.
Gijsen neemt met zijn roman
Het boek van Joachim van Babylon
, voor het eerst gepubliceerd in maart 1947 in het ‘
Nieuw Vlaams Tijdschrift
’, ook een bijzondere plaats in in de Vlaamse literatuurgeschiedenis. Die roman beschrijft de waan van een diepgelovige vrouw, die zo opgaat in haar deugd en godsdienst dat ze eigenlijk grondeloos egoistisch wordt en haar huwelijk verwoest. De
autobiografisch
roman is in feite een verbitterd, ironisch verslag van zijn als verstikkend ervaren huwelijksleven met zijn eerste vrouw, de
preutse
Julia de Bie, gepersonaliseerd als de
kuise
Suzanna. 'Het Boek van Joachim van Babylon' zou in 1950 de literaire prijs van de provincie Antwerpen ontvangen. Wegens verzet vanuit de katholieke zuil kreeg Gijsen de prijs niet uitgereikt. Door deze commotie zag de alternatieve '
Arkprijs van het Vrije Woord
' het levenslicht. Ook bekend is
Klaaglied om Agnes
(1951), eveneens een autobiografische
sleutelroman
waarin Gijsen zijn tragische liefde met de ravissante Maria 'Mitty' Rooman (1901-1928) herdenkt. Het boek is een literair eerbetoon aan zijn eerste verloofde en grote geliefde, die net als het personage Agnes op jonge leeftijd aan de gevolgen van
tuberculose
stierf. De beschrijving van het leven en lijden van "mijn kuise bruid, mijn dode zuster, als
Eurydice
tweemaal verloren" in diverse
sanatoria
, is geinspireerd op
De Toverberg
van
Thomas Mann
.
[10]
Op 5 oktober 1974 ontving hij de
Prijs der Nederlandse Letteren
uit handen van de Nederlandse
Koningin Juliana
.
Zijn diplomatieke loopbaan leverde stof voor Gijsens roman
De parel der diplomatie - een divertimento
uit 1966, kort na zijn periode als
consul-generaal
in
New York
en nadat hij ook korte tijd
ambassadeur
in
Washington
was geweest. De hoofdpersoon in deze roman, Jonkheer Philips Everaert De Turm, bekleedt dezelfde diplomatieke functies in de steden
Nueva Eburacum
en
Potomaco
die gelijkenis vertonen met New York en Washington. Zelf zou Gijsen in 1966, tijdens een literair banket ter ere van
Hubert Lampo
en hemzelf, verklaren dat hij vooral door het schrijven van toespraken voor zijn superieuren tijdens zijn ambtenarenbestaan zijn vaardigheden ontwikkelde: zijn "onuitgegeven werk" zou daardoor zelfs veel omvangrijker zijn dan zijn gepubliceerde.
- De XII sonnetten van de schoonheydt van
Brederoo
(1919)
- Loflitanie van de Heilige Franciscus van Assisi
(1920)
- Karel van de Woestijne
(1920)
- Breeroo's lyriek
(1922)
- Karel Van Mander
(1922)
- Het huis. Verzen. Waarin is opgenomen de derde druk van de Lof-litanie van Sint Franciscus van Assisi
(1925)
- Etude sur les colonies marchandes meridonales a Anvers de 1488 a 1567
(1925)
- Het huis
(1925)
- Ontdek Amerika
(1927)
- Odysseus
achterna
(1930)
[11]
- Ons volkskarakter, een poging tot inzicht
(1932)
- Vlaamsche verzen van dezen tijd
, verz. en ingel. door Marnix Gijsen en
R. Herreman
(1934), Bigot en Van Rossum, Amsterdam, De uilenreeks no. 5, 79 p, 19 cm
[12]
- Lierre
(1935)
- Breviarium der Vlaamsche lyriek
(1937)
- Jozef Cantre, houtsnijder
(1937)
- Hans Memlinc te
Brugge
(1939)
- Journal de voyage de
A. Duerer
(1939)
- Lof van Antwerpen. Hoe reizigers Antwerpen zagen van de XVe tot de XXe eeuw
(1940)
- De literatuur in Zuid-Nederland sedert 1830
(1940)
- Peripatetisch onderricht
, deel I (1941)
- Peripatetisch onderricht. Nieuwe kroniek der poezie
. Deel II
(1942)
- Vlaamsche Verzen
(samen met R. Herreman) (1942)
- Belgium in Bondage
(1943)
- Vlaamse lyriek. Van
Gezelle
tot 1940
(1944)
- The miracle of Beatrice
(inleiding) (1944)
- Strangers should not whisper
(1945)
- Du genie flamand
(1945)
- The liberation of Belgium
(1945)
- Rubens
in America
(1945)
- The growth of the Belgian nation
(1946)
- Belgian letters ; a short survey of creative writing in the French and Dutch languages in Belgium
(1946)
- Over het Vlaamsch genie
(vertaling van
Du genie flamand
door Herman Bossier) (1946)
- Het boek van Joachim van Babylon. Hetwelk bevat het oprecht verhaal van zijn leven en dat van zijn beroemde huisvrouw Suzanna kort geleden ontdekt in de opgravingen van Nat-Tah-Nam en voor het eerst zorgvuldig vertaald en uitgegeven door een liefhebber der oudheid
(1947)
- Modern sculpture in Belgium
(1948)
- Telemachus in het dorp
(1948)
- De man van overmorgen
(1949)
- Portraits of Flemish Masters in American collections
(1949)
- Drawings by modern Belgian artists
(1951)
- Goed en kwaad
(1950)
- Klaaglied om Agnes
(1951)
- De vleespotten van Egypte, een sotternij
(1952)
- De kat in de boom
(1953)
- Van een wolf die vreemde talen sprak
(1953)
- De lange nacht
(1954)
- Wat de dag meebrengt
(1954)
- De oudste zoon
(1955)
- Schrijvers en schilders
(1955, samen met W.L.M.E. Van Leeuwen)
- Some scholary comments on the saying of the Dutch poet
Leo Vroman
:
Liever heimwee dan Holland
(1955)
- Er gebeurt nooit iets
(2 edities in 1956), uitgever:
A.A.M. Stols
, in linnen band, 162 blz.
- Drie Lydische portretten
(1956) (omvattend :
Kandaulus
,
Tuda
,
Gyges
)
- De stem uit Amerika
(1957)
- Mijn vriend de moordenaar en andere verhalen
(1957) (inbegrepen : Mijn vriend de moordenaar, De boom van goed en kwaad, De ondergang van Nashua Nebraska, Marie-ama van Antwerpen, Jose es Espanol)
- Ter wille van Leentje
(1957)
- Karel Van den Oever
(1958)
- De school van
Fontainebleau
(1959)
- Lucinda en de lotoseter
(1959)
- De diaspora
(1961) (inbegrepen : Pleidooi voor de
monogamie
, De perikelen van
Bergen op Zoom
, De school van
Fontainebleau
, De nachttrein naar Savannah-Georgia, Verwarde biecht in de Holland Bar,
Kaddisj
voor Sam Cohn)
- Allengs gelijk de spin
(1962) (inbegrepen: Wild en gevogelte, Dessert du
Sahara
, Vader is een dronkaard, Onze zuster Alice, Zondagmiddag in het stedelijk park, Pijnlijk debuut van een archeoloog, Worstelen in Homerische stijl, O activisme)
- The house by the leaning tree
(1963)
- Van een paling die niet wilde sterven
(1963)
- Van een kat die te veel pretentie had
(1964)
- Candid opinions on sundry subjects
(1964)
- Karel Jonckheere
(1964)
- De stem uit Amerika : een keuze uit de wekelijkse correspondenties uit Amerika van doctor Jan Albert Goris van 1946 tot 1964
(1965)
- Scripta manent
(1965)
- Zelfportret, gevleid, natuurlijk
(1965)
- Kroniek der poezie
(1965)
- Harmagedon
(1965)
- Van een papegaai die zelfmoord wilde plegen
(1966)
- De parel der diplomatie - een divertimento
(1966)
- De monoloog van Lydia
(1966)
- Helena op Itaca
(1968)
- Het paard Ugo
(1968)
- Het dier en wij
(1968)
- August Van Cauwelaert
(1968)
- Het huis
(inbegrepen : Kronijk, Het huis, Het blije gebed, Loflitanie van Sint Franciscus van Assisi, Vier gedichten van Joachim) + The house by the leaning tree (1969)
- Marie Gevers
(1969)
- De val van Zijne Excellentie Minister Plas
(1969)
- Ben jij het, Johan?
(1969)
- Een dood konijn
(1969)
- Jacqueline en ik
(1970)
- Een stad van Heren
(1971)
- Biecht van een heiden
(1971)
- Een gezellige avond thuis
(1971)
- Mi chiamano Mimi
(1971)
- De afvallige
(1971)
- Weer thuis. Bedenkingen bij de dingen van onze dagen 1968-1972
(1972)
- De grote god Pan
(1973) (inbegrepen : Waar, waar is Deborah? - Nostalgie naar het Hazegras, Oostende - De tram naar Blaren - De daghit en de maintenee - Cafe De Dageraad - In memoriam Mohammed Ali - De Dipenda Cha Cha Cha - De grote god Pan)
- Orpheus
(1973)
- Verzamelde verhalen
(1974) (Omvattend : Mijn vriend, de moordenaar - De diaspora - Allengs, gelijk de spin - Mi chiamamo mimi - De grote god Pan)
- De biecht van Elza
(1974)
- De kroeg van groot verdriet
(1974)
- De leerjaren van Jan-Albert Goris
(1975)
- Terug van weggeweest
(1975)
- Kaddisj voor Sam Cohn
(1975)
- De kunstverzameling van ridder van Laer
(1975)
- Van een wolf, een kat en een paling
(1976)
- Het huis
(1976)
- Boze geesten verdrijven
(1977)
- A las cinco de la tarde
(1977)
- Verzameld werk
(Volumes 1, 2, 3, 4, 5, 6) (1977)
- Uit het Brussels getto, berichten 1975-1977
(1977)
- Overkomst dringend gewenst
(1978)
- Rustoord
(1979)
- Grafzuil voor Agnes
(1979, in samenwerking met zijn broer Rene Goris)
- De loopgraven van Fifth Avenue
(1980)
- Het gordijn zakt, berichten 1978-1980
(1981)
- De stem uit Amerika
, een keuze uit de
wekelijkse correspondenties uit Amerika van doctor Jan Albert Goris
van 1946 tot 1964 (1982)
- Amerika en ik
(omnibus) (1984) (Omvattend : De vleespotten van Egypte, een sotternij - Harmagedon, een kroniek van recente jaren - De kroeg van groot verdriet)
- Het boek van Kalina
(1984)
- De zomers van mijn jeugd (omnibus)
(1984) (inbegrepen: Nostalgie naar het hazegras, Oostende - Telemachus in het dorp. Een verhaal zonder wind of wolken - De boom van goed en kwaad - De perikelen van Bergen op Zoom - Worstelen in Homerische stijl - De tram naar Blaren, 1916 - De oudste zoon)
- Van een paling die niet wilde sterven
(1995)
De Marnix Gijsenlaan in
Hoboken
werd naar hem vernoemd.
- Bert Govaerts,
Dubbelman. Een biografie van Marnix Gijsen en Jan-Albert Goris (1899-1984)
, 2022.
ISBN 9789089249470
Bronnen, noten en/of referenties
- ↑
Gijsen, Marnix
Jan Venderickx, "Schrijversgewijs".
Gearchiveerd
op 10 juni 2023.
- ↑
Tijdzang voor Herman van den Reeck † 1920
, Digitale Bibliotheek voor Nederlandse Letteren
.
Gearchiveerd
op 15 juni 2023.
- ↑
Vandommele, Joost,
Van den Reeck 11 juli 2020
,
Vlaams-Socialistische Beweging
, 11 juli 2020.
Gearchiveerd
op 14 juni 2023.
- ↑
Vandaele, Wilfried,
Marnix Gijsen en Floris Couteele, een verbroken vriendschap
, Ons Erfdeel (tijdschrift). Jaargang 30(1987)? p. 383
, dbnl online.
Gearchiveerd
op 15 juni 2023.
- ↑
Goris, Willy, baron Jan A.
,
NEVB Online
- ↑
Eeckhaut Mark,
Oud-minister Marc Galle staat terecht voor diefstal erfenis
,
De Standaard
, 12 november 2005.
Gearchiveerd
op 14 juni 2023.
- ↑
Strafproces tegen ex-minister Marc Galle beeindigd door overlijden
,
Het Laatste Nieuws
, 5 oktober 2007.
Gearchiveerd
op 1 november 2019.
- ↑
Rutten, M.,
Marnix Gijsen
, Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1986, pag. 90
.
Gearchiveerd
op 14 juni 2023.
- ↑
Marnix Gijsen,
Zelfportret, gevleid,natuurlijk
, Desclee De Brouwer, Brugge, 1965
- ↑
Klaaglied om Agnes
- Marnix Gijssen (1999)
,
dbnl
, pag. 180-197.
Gearchiveerd
op 14 juni 2023.
- ↑
.
Odysseus achterna. Reisnotas uit Griekenland
op Delpher
- ↑
Vlaamsche verzen van dezen tijd
op Delpher
|