Markies
(of ook wel:
markgraaf
) (mv.
markiezen
,
Latijn
marchio
) is een
adellijke
titel. In rangorde van de
Belgische
en
Nederlandse adel
, alsook van de
Peerage van Engeland
, staat de markiezentitel boven die van
graaf
en onder die van
hertog
. Het was in de
middeleeuwen
, onder het
feodalisme
, ook de aanduiding van een militaire en bestuurlijke functie over een bepaald grondgebied in opdracht van de grootgrondbezitter.
[1]
Het woord stamt af van het oud-franse
marchis
dat 'heerser van een grensgebied' betekent, en weer is afgeleid van het Franse woord
marche
, wat 'grens' betekent.
In het
Romeinse Rijk
werden de vreedzame binnengebieden bestuurd vanuit de senaat en de gebieden waar conflicten (te verwachten) waren, door de keizer zelf. Hieruit ontstonden de functies hertog en graaf, een hertog bestuurde een binnengebied, een graaf het grensgebied.
[1]
Een markgraaf was in het bijzonder belast met toezicht en beheer van een uit meerdere
graafschappen
bestaande
mark
, oftewel grote grondgebieden langs de grenzen van een rijk. In de 8e eeuw, toen
Karel de Grote
koning was, vindt men het ambt voor het eerst vermeld. Door hun belangrijke verdedigende militaire opdracht en het veelal grotere grondgebied hadden markgraven een hogere sociale positie dan een
graaf
en werden binnen de adel als hoger in rang beschouwd.
Vanaf de 11e eeuw kon de functie ook steeds vaker vererfd worden, in de regel op basis van afspraken in de leenovereekomst, in de praktijk ook, omdat iemand het taken- en rechtenpakket feitelijk overnam van de overledene.
In de Nederlanden werden markgraafschappen opgericht ter bewaking van de westgrens van het
Oost-Frankische
rijk:
Ter bewaking van de oostgrenzen van het rijk werden onder andere het
markgraafschap Oostenrijk
en het
markgraafschap Brandenburg
opgericht.
In de
nieuwe tijd
werd
markizaat
de benaming van een
heerlijkheid
van hoge rang.
In de zestiende eeuw is de heerlijkheid
Bergen op Zoom
zo verheven tot
markizaat
, als beloning aan het geslacht
Glymes
voor hun diensten aan de landsheer. In 1555 werden de
Walcherse
bezittingen van de
heer van Veere
verheven tot het
Markizaat Veere
, als beloning aan
Maximiliaan II van Bourgondie
voor zijn diensten aan de landsheer en om het gebied tot een geheel te smeden. De oude betekenis van
graaf met een grensleger(tje)
was verdwenen, nu werden markizaten uitgeroepen als gunst of als politieke daad. Ook vrouwen konden voortaan de titel van markiezin krijgen, wat bijvoorbeeld regelmatig in Frankrijk gebeurde aan het
hof van Versailles
.
Napoleon Bonaparte richtte zijn eigen adel op: de
empireadel
. De titel van markies/markgraaf was hier niet bij (net zomin als
burggraaf
), omdat Napoleon deze titel inhoudsloos vond.
In Belgie zijn er nog acht families die de titel 'markies' dragen, namelijk:
Sinds de afscheiding van
Belgie
in 1830 komt er slechts een markies voor onder de
adellijke families in Nederland
: de
Earl of Clancarty
uit het Engelse geslacht
Le Poer Trench
, die de Nederlandse adellijke titel '
Markies van Heusden
' voert.
De
koning(in) van Nederland
is markies of markiezin van
Veere
en
Vlissingen
.
Een markiezenkroon
Volgens een
decreet
uit
1817
van koning
Willem I der Nederlanden
mogen markiezen een
markiezenkroon
voeren boven hun
wapenschild
, bestaande uit een gouden ring bezet met
edelstenen
en op de ring vijf bladeren oftewel
fleurons
. In
Nederland
en
Belgie
is het wapen van een markies derhalve herkenbaar aan een dergelijke kroon.
Adelsrechtelijk gezien is de
paus
een gekozen koning. Zijn broers en zusters zijn volgens de nog steeds geldende regels van de
bul
Urbem Romam
prinsen. Zij en hun nakomelingen dragen een
baldakijn
met de sleutels van de heilige
Petrus
als
pronkstukken
in hun
wapen
. In een aantal gevallen dragen niet prinsen maar markiezen de baldakijn als
pronkstuk
in hun wapen. Ze zijn "
Nobille di baldacchino
" en meer in het bijzonder "
Marchese di Baldacchino
". De families Patrizi,
Serlupi
, Sacchetti en Theodoli zijn markiezen met de baldakijn.
Een markies met de baldakijn wordt met de titel "
Don
" aangesproken.
Het woord mark komt van het Oud-Duitse woord
marka
, gelatiniseerd tot
marca
. Het betekent
teken
, of hier specifiek
grenspaal
.
Bronnen, noten en/of referenties
|