Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Maria Francisca van Palts-Sulzbach.
Maria Francisca Dorothea Christina van Palts-Sulzbach
(
Schwetzingen
,
15 juni
1724
-
Sulzbach
,
15 november
1794
) was via haar huwelijk hertogin van
Palts-Birkenfeld
. Ze behoorde tot het huis
Palts-Sulzbach
.
Maria Francisca was de tweede dochter van erfprins
Jozef Karel van Palts-Sulzbach
uit diens huwelijk met
Elisabeth Augusta Sofia
, dochter van keurvorst
Karel III Filips van de Palts
. Op 8 februari 1746 huwde ze met
Frederik Michael van Palts-Birkenfeld
(1724-1767).
Haar vader was eveneens de erfgenaam van zijn schoonvader en zou de volgende keurvorst van de
Palts
worden, maar dit ging door zijn vroege dood in 1729 niet door. Uiteindelijk zou de echtgenoot van Maria Francisca's oudere zus
Elisabeth Augusta
,
Karel Theodoor van Palts-Sulzbach
, in 1742 keurvorst van de Palts worden. In 1777 werd Karel Theodoor tevens keurvorst van
Beieren
. Toen het huis Palts-Sulzbach in 1799 in de mannelijke lijn uitstierf, zou haar zoon
Maximiliaan I Jozef
de nieuwe keurvorst van Beieren worden. Dit zou Maria Francisca echter niet meer meemaken.
Volgens haar werd ze veracht aan het hof van haar echtgenoot in
Mannheim
. Nadat hun huwelijk rond 1760 op de klippen liep, begon Maria Francisca een relatie met een Mannheimse acteur. Toen dit resulteerde in een zwangerschap, werd ze verbannen van het hof en naar
Straatsburg
gestuurd om te bevallen. Nadat ze was bevallen van een zoon, werd ze opgesloten in een aantal kloosters: eerst bij de
Ursulinen
in
Metz
, daarna bij de
Augustijnessen
in
Bonneweg
in het
hertogdom Luxemburg
. Na de dood van haar echtgenoot eind 1767 kreeg ze de toestemming om terug te keren naar het Slot van Sulzbach. Maria Francisca stierf in november 1794 en vond in de parochiekerk van Sulzbach haar laatste rustplaats. Haar hart werd apart bijgezet en bevindt zich sinds 1983 in de
Genadekapel
in
Altotting
.
Maria Francisca en haar echtgenoot Frederik Michael kregen vijf kinderen:
Bronnen, noten en/of referenties
|