Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Voor de horizontale roltrap, bijvoorbeeld op luchthavens, om sneller lange afstanden lopend te overbruggen, zie
Loopband (transportmiddel)
.
Met een
lopende band
wordt doorgaans een systeem in een
fabriek
bedoeld, waarbij de producten in wording op een band langs de werknemers of
robots
worden geleid, die ieder bepaalde, zich steeds herhalende, handelingen verrichten.
Lopende banden worden ook toegepast in onder andere de voedingsindustrie. In de voedingsindustrie kan een lopende band, dan vaak een transportband of procesband genoemd, onderdeel zijn van een machine zoals een industriele friteuse of een spiraalvriezer.
Op vliegvelden maar ook op sommige spoorwegstations wordt een lopende band gebruikt voor het transport van koffers of tassen van de incheckbalie naar het vliegtuig of de trein en omgekeerd naar de bagagehal. Bij vliegvelden is er vaak sprake van een geavanceerd bagageband systeem die automatisch door middel van een label met
streepjescode
de koffer of tas naar het juiste vliegtuig loodst.
Ook in zelfbedieningsrestaurants wordt voor het vuile serviesgoed vaak een lopende band gebruikt waar de gasten het zelf op moeten zetten waarna het automatisch in de spoelkeuken arriveert.
Charlie Chaplin
persifleerde de lopende band in zijn film
Modern Times
(1936). De film bekritiseerde hiermee het oprukkende
fordisme
en de
industrialisatie
.
Hoewel er al eerder ervaring met het idee was opgedaan in de
slachthuizen
van Chicago, was het
Ransom Eli Olds
die het lopendebandprincipe als eerste gebruikte bij de productie van auto's. In plaats van de arbeiders in de fabriek naar het werk te laten lopen, werd het werk nu naar hen gebracht.
Door
Henry Ford
werd dit idee geoptimaliseerd. Terwijl bij de
wetenschappelijke bedrijfsvoering
van
Taylor
nog toezichthouders nodig waren, was het nu de lopende band die het tempo en de werkzaamheden dirigeerde. Een verregaande vorm van
arbeidsdeling
kon hierdoor worden ingevoerd en vakarbeiders konden worden vervangen door 'geoefende' of zelfs ongeschoolde arbeiders. De
taakautonomie
van de arbeider in dit proces verdween grotendeels.
De
rationalisering
van het productieproces bleek een succes en de productie steeg van 19.000 auto's in 1908 tot 308.000 in 1914. De behoeftes van de mens werden hierbij echter niet meegenomen. De
arbeidskwaliteit
was gering, onder andere door de
autonomiedestructie
. Dit bleek uit het enorme
personeelsverloop
dat in 1914 op 400% lag. Met een grote loonsverhoging wist Ford daarna werknemers aan zich te binden. Waar bij Taylor de binding tussen werkgever en -nemer minimaal was, investeerde Ford onder meer in opleidingen. Ook zag hij dat een verbetering van de
koopkracht
ten goede kwam aan de ondernemers.
Massaproductie
maakte daarmee
massaconsumptie
mogelijk. Dit geheel werd bekend als
fordisme
.