Het
leenstelsel
,
leenwezen
of
feodaal stelsel
is een historische
rechtsfiguur
waarbij een grootgrondbezitter de rechten als eigenaar van de grond in bruik
leen
gaf aan derden in ruil voor betalingen en diensten die konden varieren van
grondbewerking
, hand-en-spandiensten tot politieke en militaire trouw. Basis was een privaatrechtelijke overeenkomst, het feodale contract. Op basis daarvan ontwikkelde zich in de loop der eeuwen in grote delen van wat nu Europa is, ook allerlei verschillende
bestuursvormen
. De grondeigenaar of degeen die het bezit van de grond in leen had gekregen, maakte dan afspraken over de manier waarop het gebied en de bewoners bestuurd mochten worden. Er is nooit sprake geweest van een leenstelsel of van een soort afspraak, er bestonden door de eeuwen heen, in verschillende tijden en verschillende regio's veel verschillende gebruiken en leenrechtsystemen. Ook het bekende
feodale
leenstelsel van de
Europese
middeleeuwen
, bekend als feodalisme, kende veel verschillende vormen.
[1]
Leenstelsels bestonden al veel vroeger dan de middeleeuwen en ook buiten
Europa
. Zo bestond in
Mesopotamie
het
Kassitisch
leenstelsel, bekend van de vele
kudurru
's
die zijn opgericht door de Kassieten. Op deze
kudurru's
werd aangegeven hoe groot het gebied was dat in leen werd verkregen, wie zou genieten van deze leen en onder welke voorwaarden dit zo bleef.
Een ander leenstelsel uit de oudheid is het laat-Romeinse leenstelsel, dat gebaseerd was op het systeem van
foederati
(bondgenoten). In ruil voor dienst in het
Romeinse leger
kregen ze land toegewezen dat ze mochten bewerken. Op deze manier kwamen onder andere de
Franken
het
Imperium Romanum
binnen.
Na de val van het
West-Romeinse Rijk
ontstonden verscheidene Germaanse vorstendommen en koninkrijken waar Germaanse leenstelsels werden toegepast. Deze regels maakten deel uit van het
feodale stelsel
. Tot de
renaissance
en de opkomst van het
absolutisme
bleef het feodalisme de belangrijkste manier van machtverdeling in West-Europa. Ook het
Graafschap Nassau
was ooit in leen gegeven.
Ook in het oosten kende men een leenstelsel: het Ottomaans leenstelsel. Hierbij werden Turkse ruiters beloond voor hun diensten. Maar als tegenwicht voor deze machtig wordende ruiters zette de Ottomaanse sultan
Janitsaren
in, aan wie als soldaat-slaven geen grond hoefde te worden geschonken.
Van de
oudheid
tot in vrij recente tijden had een groot deel van de wereldbevolking met een leenstelsel te maken. Hieronder zijn verscheidene leenstelsels kort beschreven.
De
Kassieten
, die over
Babylon
heersten in de
Midden-Babylonische periode
(ca. 1595-1155 v.Chr.), introduceerden de
kudurru
in
Mesopotamie
. Een
kudurru
kan als volgt worden omschreven:
Een grenssteen, genaamd ‘kudurru’, komt overeen met een modern contract. Haar inscriptie bepaalt accuraat de grenzen van een uitgestrekt gebied van land en verzekert haar bezit, voor de toekomstige tijd, aan de persoon en zijn afstammelingen genoemd door haar bepalingen.
[2]
Deze
kudurru's
werden waarschijnlijk opgesteld in een tempel om onder bescherming van de god te staan en waren dus niet echte grensstenen. Ze dienden eerder als garantie dat het gegeven land, gegeven bleef. Toch gaat het hier om een vorm van leenstelsel, daar men geen eigenaar maar bezitter was van de grond. Zolang de bepalingen nageleefd bleven, bleef de grond in bezit van de leners. Bij schending ervan ging de grond terug naar de instantie die het schonk.
Omdat er steeds meer
Germanen
het
Imperium Romanum
binnendrongen, besloten de Romeinse keizers dit probleem op te lossen door de Germanen als
foederati
(bondgenoten) te beschouwen en in het Romeinse leger te laten dienen, zoals al eeuwen gebeurde door middel van de
auxilia
. Hierdoor verwierven volkeren zoals de
Franken
zich gebied in het
Imperium Romanum
in ruil voor militaire bijstand tegen de andere Germanen die de
Rijn
nog niet waren overgestoken.
Het
feodalisme
in de middeleeuwen wordt vaak voorgesteld als een
piramide
, waarbij de vorst - helemaal bovenaan - aan vertrouwelingen een bezit uitgeeft als leen. Oorspronkelijk meestal een grondgebied met het recht een deel van de opbrengst te behouden, in ruil voor politieke en militaire trouw en bestuur van de bewoners. De ingebruikgever werd in de Nederlandse taal veelal leenheer of suzerein genoemd, de ingebruiknemer leenman of
vazal
, het betreffende gebied
heerlijkheid
. Die vazal kan verder zelf als leenheer optreden en met (stukjes van) zijn leen weer diverse onderliggende leenmannen begiftigen. En zo verder. De laagste vorm van een leenovereenkomst was die met een laat of horige, onvrije boeren die een stukje hen toegewezen land konden bewerken en daarnaast allerlei diensten aan de heer moesten verlenen, waaronder als soldaat meegaan op veldtochten. Ook werden
rechten aan steden
en haar inwoners verleend, zoals het
marktrecht
, het recht een muur om de stad te bouwen, eigen verordeningen uit te vaardigen etc., tegen betaling van heffingen en belastingen.
Naar de huidige stand van wetenschap is het pyramidemodel om meerdere redenen te simplistisch, het toont alleen hoe de machtstructuur zich kon ontwikkelen en leert niets over de inhoud van leenovereenkomsten of over maatschappelijke verhoudingen.
[1]
[3]
Bijna alles wat inkomsten verschaft kan in leen gegeven worden, alles waar leenheer en leenman profijt van kunnen hebben: een stuk land met rechten en inkomsten, een ambt of een functie waaraan voorrechten en inkomsten vasthangen, een geldelijke rente enz. Van zijn kant is de leenman de leenheer een aantal diensten verschuldigd: raad (deelname aan zijn hof, zijn rechtbank ...) en daad (bijvoorbeeld militaire steun), of ook financiele tussenkomst, wanneer bijvoorbeeld de oudste zoon huwt. Vandaar dat het leenstelsel zowel zakelijke als persoonlijke rechten bevat.
Het leenstelsel is in de geschiedschrijving lang voorgesteld als vrij rechtlijnig, in de praktijk voerde het echter tot een versnipperd bestuur en ingewikkelde juridische verhoudingen. Zo is de
heerlijkheid Borculo
ooit door het Bisdom Munster in leen gegeven aan een heer, maar een beschrijving van de bezittingen, subcontracten en alle rechthebbenden enige eeuwen later, in 1777, ten behoeve van de overname door prins
Willem V van Oranje-Nassau
beslaat maar liefst 139 pagina's.
[4]
[5]
Daarbij cumuleren leenmannen lenen, ook van meerdere leenheren, wat bij een conflict tussen die leenheren - die de leenman telkens omwille van een ander leen zou moeten volgen - tot problemen leidt. Berucht voorbeeld van een bijzonder problematische feodale situatie was de
Kroon van Engeland
, dat grondgebied in leen had van de
Franse kroon
binnen het territorium waar de Franse kroon heerste: er werd
100 jaar oorlog
gevoerd.
Op het West-Europese vasteland ontstond het leenstelsel als een uitvloeisel van de versnippering van grond en macht na
Karel de Grote
. In
Engeland
werd het geintroduceerd na de verovering door
Willem de Veroveraar
in
1066
, als een sterke machtsfactor in het beheersen van heel het land.
De
Turken
die het
Ottomaanse Rijk
hadden gesticht, beloonden hun Turkse ruiters (
Timar
(lu)
: houder;
Sipahi
) met stukken land (
timar
, cf
heerlijkheid
) voor hun diensten. Hoewel deze in principe in leen waren in ruil voor legerdienst, werden deze stukken steeds meer beschouwd als persoonlijk eigendom, zoals ook in het middeleeuwse West-Europa was gebeurd.
De Ottomaanse sultan vond echter een oplossing in de vorm van de
Janitsaren
: christelijke jongeren die waren geroofd uit de
Balkanregio
en tot
slaaf
werden gemaakt. Na te zijn bekeerd tot de
Islam
en een militaire training te hebben gekregen, werden de Janitsaren ingezet als elitetroepen van de sultan. Aldus vormden ze een tegengewicht voor de Turkse ruiters. Aan Janitsaren moest immers geen grond worden geschonken, daar ze slaven waren. Maar doordat Janitsaren steeds meer hogere posten gingen bekleden in het rijk, brokkelde de macht van de Ottomaanse sultan af. Ook de gouverneurs in de verafgelegen provincies van het rijk streefden naar meer autonomie. Dit zou uiteindelijk leiden tot de desintegratie van het rijk en de oprichting van de seculiere Turkse staat.
Het Japanse leenstelsel werd ingevoerd in 645 bij de
Taika-hervormingen
, toen Japan naar Chinees model werd gereorganiseerd. Erfelijke titels en grondbezit ontleende men voortaan aan de keizer, zodat lokale leiders hun autonomie kwijtraakten en de macht overging naar adellijke leenheren (
kugu
), als bestuurders van nieuwgevormde provincies (
kuni
). In
1185
grijpt de militair
Minamoto no Yoritomo
de macht en verwerft de titel
Shogun
. Hij vestigt de eerste shogun-dynastie (Kamakura-shogunaat). Hofadel en adellijke titels bestaan wel voort in de luwte van het machteloze keizerlijk hof. Tot de
Meiji-restauratie
regeert echter de krijgersklasse, de
Buke
. Werkelijke macht en grondbezit is in handen van de verschillende krijgsheren, de
daimyo
's en hun - gewoonlijk erfelijke - vazallen, de
samoerai
. Sommige daimyo's zijn vazallen van de heersende shogun, anderen onderwerpen zich al dan niet vrijwillig aan zijn gezag. In de
15de eeuw
hebben de door de daimyo's beheerste grondgebieden effectief de provincies vervangen als indeling van Japan.
In 1573 werd de regerende maar verzwakte shogun-dynastie ten val gebracht door
Oda Nobunaga
. Zijn opvolger,
Toyotomi Hideyoshi
, formaliseerde het grondgebied van elk van de clans van de verschillende daimyo's, de
han
. Een herschikking volgde na de overwinning van
Ieyasu Tokugawa
bij
Sekigahara
. Nadien is het stelsel, met ongeveer 300
han
, tot aan de
Meiji-restauratie
in stand gebleven. Aan het hoofd van een
han
stond een daimyo, met een domein dat meer dan 10.000
koku
aan rijst opleverde. Deze daimyo moest loyaliteit aan de shogun zweren, of hij nu diens leenman was of niet. Daarnaast werd zijn macht beknot doordat hij was gedwongen hof te houden op zijn eigen domein en in de hoofdstad, waar hij en de zijnen min of meer gegijzelden waren van de shogun. Niet zelden was een
daimyo
zelf zo machtig dat ook hij leenmannen had met een domein van meer dan 10.000
koku
beheerde. Hoewel zulke mannen geen
daimyo's
waren, en hun trouw zwoeren aan de daimyo in plaats van aan de shogun, werden hun domeinen soms toch
han
genoemd.
Tegen het einde van het leenstelsel hadden veel daimyo's al behoorlijk aan macht ingeboet ten opzichte van de kooplui en vaak grote schulden opgebouwd. Na de afschaffing van het feodale stelsel kreeg een aantal daimyo's een plek in het nieuwe staatssysteem. De daimyo's werden bovendien, in ruil voor het opgeven van hun domeinen de schulden kwijt gescholden. Door deze ontwikkelingen werd het einde van het leenstelsel vrij algemeen aanvaard.
Het Indisch leenstelsel onder het
Mogolrijk
kende de
jagir
(land) en de
mansab
als leen. Maar een soort van leenstelsel gold vaak ook voor formeel administratieve/dominiale (vooral de belastingvergarende) landerijen zoals een
taluqa
of
thikana
.
Het Perzisch leenstelsel bestond onder de heerschappij van de
Kadjaren
. In dit stelsel had men een
tuyuldar
die een uitgestrekte heerlijkheid bezat, te vergelijken met de grote heren in het middeleeuwse West-Europa.
- Rik Opsommer,
'Omme dat leengoed es thoochste dinc van der weerelt'. Het leenrecht in Vlaanderen in de 14de en 15de eeuw
, Brussel, Algemeen Rijksarchief, 2 dln., 1995
- Dirk Heirbaut,
Over heren, vazallen en graven. Het persoonlijk leenrecht in Vlaanderen, ca. 1000-1305
, Brussel, Algemeen Rijksarchief, 1997, 423 p.
- Dirk Heirbaut,
Over lenen en families. Een studie over de vroegste geschiedenis van het zakelijk leenrecht in het graafschap Vlaanderen (ca. 1000-1305)
, 2000.
ISBN 9065696911
- J. Clements
,
The Medieval European Knight vs. The Feudal Japanese Samurai?
, thehaca.com (1999)
- M.R. Snyder
,
Japanese vs. European Feudalism
, lezing aan het Alberta Vocational College (oktober 1994)
- S.W. Sowards
,
Asia begins at the Landstrasse: Comparing Eastern European and European histories
, lib.msu.edu (1996, 2005)
- S.W. Sowards
,
The principles of Ottoman rule in the Balkans
, lib.msu.edu (1996, 2004)
- art. Parthian Feudalism, xenograg.com (2006)
Bronnen, noten en/of referenties
|