Een
koster
(van het
Latijn
custos
= bewaker), in
Kerklatijn
ook
sacrista
geheten, is een functie die, al dan niet bezoldigd, belast is met de dagelijkse zorg voor het
kerkgebouw
en het klaarzetten van de verschillende voorwerpen voor de liturgische
eredienst
, zoals het
liturgisch vaatwerk
of een glas water op het
spreekgestoelte
.
De functie van koster bestaat zowel binnen het
katholicisme
als het
protestantisme
.
De koster is belast met diverse
facilitaire
taken om de kerk en de liturgie te ondersteunen. Hij regelt allerlei praktische aangelegenheden in en om het
kerkgebouw
, zoals verlichting, verwarming, klein onderhoud, en eventueel in de tuin en/of
begraafplaats
('kerkhof').
De verschillende taken van de koster verschillen van kerk tot kerk, in overleg met het kerk- en
parochie
bestuur of de
pastoor
. Vaak oefent de koster in kleine en middelgrote kerken verschillende functies uit: torenmeester,
kerkmeester
,
kerkbaljuw
('suisse'),
kerkwacht
,
organist
,
voorzanger
,
klokkenluider
,
hoofd-acoliet
(ceremoniarius) en
sacristein
, tuinier en soms zelfs
grafdelver
. Een van de functies in een
kapittel
kan die van koster zijn, terwijl andere kanunniken functies kunnen hebben die in kleine kerken vaak door de koster worden vervuld. De meeste van die werkzaamheden werden in de middeleeuwen en de vroege Kerk, alsook in zeer grote kerken, verricht door een of meer afzonderlijke personen, vaak
priesters
of
geestelijken
met
lagere wijdingen
(zie
ostiarius
), later (behalve in kloosters) doorgaans door mannelijke
leken
. In grote kerken zijn er vaak meerdere kosters actief.
Voor het
Tweede Vaticaans Concilie
waren sommige kosters in loondienst van een
parochie
. Na het concilie zijn nagenoeg alle kosters vrijwillig in dienst van de kerk.
Meestal worden de kosters in een kerk of parochie ingedeeld in drie graden:
- Hoofdkoster:
Ervaren koster die leiding geeft aan een groep kosters en verantwoordelijk is voor de facilitaire processen, meestal in een grote kerk.
- Koster:
(Latijn: Sacrista) Allround koster belast met de standaard kosterwerkzaamheden.
- Onderkoster/Hulpkoster:
(Latijn: Custos) Assistent koster, invallend koster, koster met een beperkt takenpakket of allround koster in opleiding.
In
Vlaanderen
zijn de koster-organisten verenigd in de
beroepsvereniging
Sacrista
, die sinds 1961 het tijdschrift
Gewijde dienst
publiceert.
Voor het Tweede Vaticaans Concilie waren, in de Rooms-katholieke kerk, de kosters in actieve dienst veelal gekleed in een zwarte
toog
zonder
priesterboord
(collaar). Dit was kleding die waardig was om zich op het
priesterkoor
en bij het
altaar
te begeven. Daarnaast droeg de koster in de kerk soms, zoals tijdens de liturgie, net als de
misdienaars
een toog met
superplie
.
Na het Tweede Vaticaans Concilie werd de kleding van de koster in sommige kerken informeel en is de koster vaak gekleed in een pak met stropdas. Echter in behoudende en
traditionalistische
Rooms-katholieke kerken dragen de kosters nog wel een zwarte toog. En wordt dit soms ook verplicht gesteld.
Met betrekking tot de
Tridentijnse mis
is enkel de geestelijke bevoegd het liturgische vaatwerk met gewijde handen aan te raken. Daarom dient een koster stoffen witte
handschoenen
te dragen om de
miskelk
, de
pateen
en de
ciborie
voor de mis klaar te zetten of na de mis op te ruimen.
Wegens zijn talloze bemoeienissen met kerkelijke aangelegenheden werd de
Habsburgse
Roomse
keizer Jozef II
ook wel de 'keizer-koster' genoemd.