Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Kol Nidree
(
Hebreeuws
: ?? ????),
Kol Nidre
of
Kol Nidrei
(Nederlands-
Jiddisch
/
Asjkenazisch
) dan wel
Kaal Nidree
(
Sefardisch
), is het joodse wettische formulegebed dat negen dagen na het
Joods nieuwjaar
, op de tiende van de joodse maand
tisjri
en wel op de avond van
Jom Kipoer
driemaal wordt opgezegd. In dit gebed doet men een plechtige verklaring dat alle geloften, eden en verplichtingen, die men gedurende het aankomende jaar op zich neemt geen geloften, eden of verplichtingen zijn, zodat niet de zonde kan ontstaan van het verbreken van een tegenover God afgelegde gelofte.
[1]
Het gebed is nog voor de verwoesting van de
Tempel
ontstaan. Voordat de
hogepriester
het Heilige der Heiligen binnenging (een keer per jaar, op Jom Kipoer) zong hij een lied over zijn zonden, over de zonden van de overige priesters en over de zonden van heel
Israel
. Nadat hij in het Heilige der Heiligen voor de zonden van het gehele volk had geofferd stuurde men een
geitenbok
, de zogeheten
zondebok
, de woestijn in om daar te sterven. Deze bok stond symbool voor alle zonden van het volk.
De melodie van Kol Nidree is in de 18e eeuw opgeschreven.
Max Bruch
heeft hiervoor in
1880
een gelijknamig muziekstuk voor
violoncello
en
symfonieorkest
gecomponeerd. Maar niet alleen hij, ook
Arnold Schonberg
heeft (in zijn opus 39) gebruikgemaakt van deze melodieen. De Spaanse, Italiaanse en Oosterse Joden gebruiken bij het opzeggen van Kol Nidree een andere melodie.
Bronnen, noten en/of referenties